Laat voor het eten

Fietsverhalen en fietsinformatie

De bezem

| Geen reacties

Taag en Toledo

De Tajo (Taag) langs het middeleeuwse centrum van Toledo.

Toen ik second (van second in command) was van 444 infanteriebeveiligingscompagnie werkte ik op legerplaats Crailo, zetel van het Korps Mobiele Colonnes (KMC, bestaat niet meer). Als ik met m’n collega’s ging middageten in de officiersmess kwamen we daar de commandant KMC tegen, een gedistingeerde brigadegeneraal die eruitzag alsof hij nog samen met Wellington de slag bij Waterloo had overzien, om daarna te velde te dineren met wijn en tafelzilver. “Die wordt elke morgen wakker in een vreemde wereld” zei ik tegen Ries Engbersen, m’n chef wiens plaatsvervanger ik was, een mensen-mens en een begenadigd leider, een van de weinigen die is onderscheiden met de Bronzen Soldaat. “Stil, dadelijk hoort-ie het!” waarschuwde Ries me. Met een halve lach. Onze compagnie was het enige parate onderdeel op de legerplaats, een zelfstandige, beetje vrijgevochten eenheid. Onze wapenspreuk was Stultior quam anser, sed iter vigilans – ‘dommer dan een gans, maar net zo waakzaam’. Daar waren we trots op. Terwijl andere infanterieonderdelen (zoals het vorige waar ik had gediend) met pantservoertuigen over de Duitse hei reden, speurend naar een virtuele vijand die over gindse heuvelrand de aanval zou inzetten, een vijand uit het oosten die er in 1990 niet meer was, liepen wij ’s nachts met halfgeladen wapens bewakingspatrouilles op onbemenste militaire objecten. Die wereld was echter en de dreiging reëler dan die op de Duitse hei. De brigadegeneraal leek elk contact daarmee verloren te zijn, hij leefde in zijn eigen wereld die er inmiddels niet meer was.

Deze zomer hebben Elsbeth, jongste zoon Sietse en ik geïnterraild in Frankrijk en Spanje. Brussel – Parijs – Hendaye – San Sebastián – Bilbao – Madrid – Toledo – Barcelona – Loriol (familie). Drieënhalve week, met alleen een rugzak en niets om te besturen, te parkeren of mee in de file te staan. Vrij van verkeersruis, vrij van ballast. Op reisdagen liepen we tien minuten van hotel naar station, stapten in en reden even later met 300 km/uur door het landschap. Zagen met eigen ogen dat Spanje na Zwitserland het bergachtigste land van Europa is. Bezochten het Guggenheim in Bilbao, een stad waar Spanje (Baskisch) Spanje is, de pleinen van de buurtbewoners, de temperatuur mild en de pintxos zo goed als gehoopt. Liepen ’s avonds met vriend Jaap, die daar al 25 jaar woont, door het middeleeuwse centrum van Toledo, de stad waar in 1085 de reconquista begon, het (terug)veroveren van het Iberisch schiereiland op de Moren. Zagen hoe ver de Sagrada Família al is, de kerk die me nog steeds de adem beneemt als hij opduikt tussen de straten van het Eixample.

Bij terugkeer in Amersfoort valt me op hoeveel tweewielers er zijn en hoe weinigen zich inspannen om zich daarmee voort te bewegen. Het merendeel heeft een motor (’trapondersteuning’ is het eufemisme), op scooters hoeven de pedalen niet eens rond te gaan. Een deel ervan stinkt en maakt herrie, een ander deel brengt voedsel naar luiaards, het grootste deel heeft haast. Ik betrap mezelf erop dat ik denk dat e-bikers eigenlijk de moeite zouden moeten doen die van fietsen het gezonde alternatief maakt. Dat de zullen-we-vandaag-afhalers eigenlijk de moeite zouden moeten doen om hun voer zelf te halen in plaats van het koloniaal te laten bezorgen door slalommende scooters. Dat fatbikers eigenlijk zouden moeten inzien dat hun van Ali-Express onderdelen aan elkaar hangende nep-Harleys niet lang leven, met een lege accu niet vooruit te trappen zijn (de wc-pot zithouding helpt ook niet) en als je pech hebt – door de inferieure elektronica – thuis de hut in de fik zetten. Eigenlijk, eigenlijk en eigenlijk.

Maar de idylle van fietsers die fietsen en een fietspad dat voelt als een landweg waarop je de drukte van verkeer ontvlucht bestaat in de stad niet meer en komt niet meer terug. Ik word ’s ochtends wakker in een vreemde wereld, net als die generaal van het KMC. Dat is wat loert en sluimert als je ouder wordt: dat je de wereld die ooit was tot norm verheft en de wereld die is ziet als afwijking van die norm.

Eind mei en begin juni dit jaar fietste ik een route langs de plekken waar Bach (Johann S., cantor te L., die Bach) heeft gewoond en gewerkt. In de aanloop ernaar voerden Fietser, Ontdekker, Verteller en Verstand een strijd over het verloop van de route en de lengte van de fietsdagen. Dat die strijd de ruimte kreeg was voor mij een stap bij het luisteren naar mezelf en het doordringen tot waarom ik op de fiets zit en daar gelukkig van word. Ik had echter, merkte ik op de laatste dagen van de tocht, niet goed genoeg geluisterd. Op die dagen fietste ik lange etappes tot in de avond, was er steeds de stress van het vinden van een geschikte wildkampeerplek en fietste ik een routedeel dat ik eerder, op weg naar Stavanger, had gefietst en toen als geweldig had ervaren. Dat ontdekken was er de tweede keer niet, ik werd moe na 12 fietsdagen zonder rust, ik ging door in de avonden, vond laat een kampeerplek. Op de Bachtocht maakte ik fouten die ik niet had hoeven maken omdat deze ezel zich al eens aan die stenen gestoten had. Ik viel terug op wat ik op eerdere tochten had gedaan, zonder daar genoeg van te leren.

Ik was niet gelukkig, de afgelopen weken. M’n hoofd zat vol dingen die daar te lang bleven, die gingen gisten en het andere eten in de koelkast van hun smaak beroofden. In dat hoofd heb ik allerlei berichten geschreven, maar geen daarvan vatte de kern, geen daarvan ging verder dan de constatering dat ik de wereld niet meer leuk vond en dat de glans verdwenen leek van de fietstochten waarvoor ik leef en leefde. Gordijnen schoven dicht, het werd donker in me. Ik voelde me fysiek niet sterk en in fietstochten leek ik het geluk niet meer te vinden. Dat geluk gleed uit m’n handen en viel voor m’n voeten in stukken.

Als de avond vorderde vielen m’n ogen dicht, ik wilde alleen slapen, ik moest slapen. Dagen achter elkaar volgde ik het ritme als op fietstochten, vroeg naar bed en vroeg op. Het maakte me sterker. Ik ben blijven fietsen. Door de Belgische Kempen en Zeeland, op weg naar een overleg in Borsele. Met Elsbeth een deel van de Saksenroute, op vrijdagavond besloten, op zaterdagochtend fietsten we weg van station Assen, zondagavond waren we in Enschede. Ik zag nieuwe landschappen, kampeerde op nieuwe plekken, fietste met nieuw geluk van het ontdekken. In de helderheid die het bewegen schiep vond ik de bezem om m’n hoofd schoon te vegen. Eruit met alle ‘eigenlijken’, zie en accepteer de wereld zoals die nu is, zoek en vind daarin de paaseieren in het gras. Eruit met het terugvallen op routines die geen meerwaarde hebben. Eruit met het terugvallen.

Ik ben, tot slot, blijven schrijven. Om het avontuur te herbeleven van een fietstocht waarvan ik gelukkig word ben ik verder gegaan met het verhaal van de tocht naar Stavanger. Luisterend naar alles wat ik toen ingesproken heb en kijkend naar de vele vanaf-het-stuur video’s ontdekte ik hoeveel er op die tocht met me gebeurd is. En ik ontdekte, wonderlijk genoeg drong dat nu pas tot me door, dat ik het toen wel goed aangepakt heb. Etappe-lengtes aangepast aan wat het terrein doet, overnachtingen thuis verkend, een volledig nieuwe route gefietst. Dag 3 en dag 4 van dat verhaal staan er nu op, dag 2 heb ik aangevuld. Al schrijvend beleef ik weer het avontuur van die tocht en schuiven, met hervonden kracht en spirit, de gordijnen open. Ik ben er weer, op deze pagina’s en in mezelf. Bedankt, lezers, voor jullie geduld.

Tot de volgende.

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.