Het verhaal van de eerste dag fietsen naar Berlijn is klaar. Een dag met hoogteverschillen. De aanloop vanaf Amersfoort, op weg naar de Veluwe. De Edese Heide met de herinnering aan een grijs en machteloos jaar. Moeilijk vond ik dat. Die herinnering op de hei was niet wat de dag bepaalde, hij heeft het gevoel van deze eerste dag niet opgeëist. Ik heb gefietst met mijn blik naar het oosten, met de verwachting van een avontuur. Maar mijn leger-verleden moest een keer aan bod komen. Degene die ik nu ben is voortgekomen uit die tijd, mijn beleving van het fietsen heeft voor een deel met toen te maken. Maar er kwam zoveel boven dat ik tijd nodig had om het terug te brengen naar dat moment op de hei.
Ik heb De koning van Tuzla, dat ik al jaren in de kast had staan, alsnog helemaal gelezen. De schrijver is een jaargenoot van me die ook het leger verliet, al is wat hij meemaakte veel heftiger en ingrijpender dan mijn eigen belevenissen. Hij schrijft niet alleen over Bosnië, maar ook over onze gedeelde jaren op de KMA en over het vierde jaar in Harderwijk. Daarover gaat dat moment op de hei, ik ben na al die jaren weer even van slag geweest. Ik fietste weer verder, en schrijf nu weer verder, vroeger met me meenemend, ergens in een binnenzak waar ik het niet zie en niet hoef te zien, maar altijd met me meeneem.
Ik passeer het startpunt van de routegids in Arnhem, fiets over de Veluwezoom en bereik Vorden. Nat, maar zonder me een moment verveeld te hebben. Een eerste dag is altijd wennen, een eerste dag heeft altijd hobbels, je hoofd moet weer leren en je lijf moet weer wennen. Dat hebben ze beide goed gedaan. De eerste 111 kilometer liggen achter me.