Foto hierboven: de D460 tussen Fouchécourt en Ainvelle.
Om kwart voor zeven doe ik m’n ogen open. Gisteravond toch nog die halve liter Grimbergen Blonde (met het Feniks-logo, ik ken geen mooier bierblik) gedronken. Op het bed, kussens in m’n rug, fiets tegen de muur. Zo goed kan het leven zijn.
Op de kamer-tv vond ik zowaar een zender met een film in de version originale, niet nagesynchroniseerd. In Frankrijk heb je dat soms, bijvoorbeeld bij een zender als Arte. Niet op Duitse zenders, daar heeft elke niet-Duitse film Duitse studio-stemmen. De nep-voetstapgeluiden zijn het ergst, waarom de Duitse burgerij niet massaal in opstand komt is een van de raadselen van het menselijk samenleven. Alsof je in een Bach-cantate de koorgedeelten vervangt door een sythesizergeluid. ‘Dan ligt het gemakkelijker in het gehoor’. We hebben gemak een waarde gegeven met een te klein onderpand, we lijden er verlies door.
Een echte, originele film dus. Jurassic World. En dat ging – daar hield ik stilaan rekening mee – helemaal mis, met ontsnappende dino’s en SWAT-teams in het bos die worden opgegeten. Arme jongens. Maar ik sliep er heerlijk van.
Honger
Aan het ontbijt krijg ik geen hap door m’n keel. De honger is er nog niet, ik heb gisteren niets gedaan dan getreind en een kleine helling opgestampt. Dus eet ik een cupje yoghurt, drink koffie en sap en wikkel een stuk brood en een pain au chocolat in een stel servetjes. Ik ontbijt onderweg wel, als de honger er is.
Om tien voor acht zit ik op de fiets, met m’n kop in de ochtendlucht en m’n hoofd vol vrijheid. Bij een open stuk kijk ik uit over Nancy, Laxou ligt hoger. Ik twijfel aan wat ik zal doen. Gisteren kwam ik op weg naar het hotel een Marie Blachère tegen. In Frankrijk halen we daar meestal ons brood, ze zijn goed en bakken de hele dag. De dames die je helpen hebben hun haar in de war en meel op hun shirts. Niet opgemaakt, au naturel. Vrouwen waar ik van houd. Bakgeluiden, de geur van brood, bij Marie gebeurt het.
Ik doe het niet. Ontbijt heb ik al, het kost me zó een half uur en het voelt teveel als op ’t vertrouwde varen. Ik kom vandaag nog genoeg bakkers tegen.
Handig
Ik verlaat de zone commerciale waarin het hotel staat. Iets verder is het Novotel, waar we slapen als we in de kerstvakantie naar onze familie rijden. Nancy is ongeveer halverwege, aan het begin van die vakantie zijn we vaak zo moe dat het hele stuk in één keer rijden niet verantwoord is. En vooral niet leuk, waarom zouden we. Het bedrijventerrein ligt handig aan de snelweg, maar voor de plek hoef je er niet te zijn. De bedrijfsgebouwen zijn onpersoonlijk, de Kentucky Fried Chicken is het treurigste fastfoodrestaurant van het noordelijk halfrond (een emmer plofkipvleugels, ik kan me er niets bij voorstellen), bij de McD klonterde de jeugd gisteravond samen, de Burger King is zoals altijd half leeg. Hun burgers lijken tenminste nog op eten, maar bij fastfood gaat het om waar je eet, niet om wat je eet. Wat maakt het uit, ik hoef hier verder niet te zijn.
Begonnen
M’n route gaat een woonwijk in. De werk- en schooldag is begonnen. Een man in een korte broek en een steekwerend vest met achterop Police Municipale loodst als klaarover schoolkinderen naar de overkant, minimensjes met grote tassen. De voetgangers langs de weg zijn allemaal van Afrikaanse afkomst, een meisje vertelt haar jongere broertjes en zusjes wanneer het veilig is om de weg over te steken. Een man met een tas achterop fietst me voorbij, net als een vrouw op een elektrische step – zo’n robuuste versie waarmee je in Frankrijk de weg op mag.
Verrassend
Ik suis naar beneden, Laxou gaat over in Nancy. Waar ik voor een fietspad heb gekozen dat, parallel aan een uitvalsweg, helemaal doorloopt tot buiten de stad. Een breed, vrijliggend pad met goed asfalt, als bij de beste voorbeelden in Nederland en België. Dit is een Frankrijk dat ik nauwelijks ken, heel anders dan le Midi, het landelijke en bergachtige zuiden. De fietspaden die daar worden aangelegd of uitgebouwd zijn er voor de – meestal Franse – toeristen, zoals de ViaRhona waarvan ik stukjes heb gefietst. Daar fietst niemand naar werk of school. Hier in Nancy wel, verrassend. Ik passeer een volbepakte postbode op de fiets en een vrouw met twee kinderen op een lang zitje achterop. Ik zie forenzen en een enkele pretfietser zoals ik. Frankrijk is niet meer dat alleen-autoland dat het lang geweest is. Ik weet het als ik zie hoeveel fietsen er meegaan in Franse treinen, ik ervaar het nu voor het eerst op de weg.
Voie bleue
Voorbij de D331 sla ik rechtsaf, een fietspad op langs het Canal de jonction de Nancy, dat na een kleine twee kilometer op het Canal des Vosges stuit, het zuidelijke deel van wat vroeger het Canal de l’Est heette. Na wat fietsbruggen ga ik daar naar links, richting het zuiden. De stad, de wegen en de auto’s zijn verdwenen, om me heen alleen water en groen. Over dit fietspad loopt de Voie bleue Moselle-Saône à vélo, een rivieren-fietsroute van 700 kilometer die helemaal van Luxembourg naar Lyon loopt.
Het pad is vlak, met bordjes en goed asfalt, ik krijg er een Vennbahn-gevoel bij. Ik deel het met slechts een paar andere fietsers, pensionado’s in groepjes of met z’n tweeën, met mensen die hun hond uitlaten en met een enkele wandelaar. Allemaal zeggen ze gedag. Het is zo’n 20-22 graden, ik heb m’n hoed op en Teva’s en een korte broek aan. Hier fietst een prins.
Project
De sluizen die ik passeer doen me denken aan het stuk langs het Canal des houillères de la Sarre op dag 5 van m’n tocht naar Rome, het kanaal met de pleziervaart en de self-service sluisjes. Ik heb geen heimwee naar die tocht, het reisgevoel is er nu ook, en net zo intens. Toch zal dit een andere tocht worden. Naar Rome werd langzaamaan beladen omdat ik er jaren naar toegeleefd had. Rome was een project, ook de voorbereiding ervan. De tocht die ik nu fiets is dat niet en moet dat ook niet worden. Geen grote verwachtingen of woest avontuur, gewoon lekker fietsen. Ik heb minder bij me, niet eens een camera, geen videocamera en geen iPad. M’n telefoon is nu genoeg.
Tot Rotterdam wil ik in tien dagen doen, daarvoor hoef ik niet diep te gaan. Geen dagetappe-schema zoals naar Rome. Als ik een keer de geest krijg en 140 op een dag wil doen, dan doe ik dat. Maar het hoeft niet. Het ’s avonds kunnen stoppen waar ik wil en de lengte van de dag van het moment af te laten hangen, dat is de vrijheid die ik deze tocht zoek. ‘Maar je weet het nooit met mij’ zeg ik tegen mezelf, als grap. Een grap als een gat waar de waarheid doorheen giert.
Aangenaam
Na de treinen van gisteren en de stad van vanmorgen is het heerlijk om hier te fietsen. Beschaafd, aangenaam, comfortabel. Ik begrijp wat er leuk is aan een fietsroute als deze, dat plezier voel ik ook. Dit de volle 700 kilometer doen is echter wel wat anders, dan zouden een aantal van m’n hersencellen tot stof wederkeren, er is te weinig om ze bezig te houden. Het water, het zonlicht dat door de bomen valt, het mooie fietspad, het is allemaal in orde. Maar na dertig kilometer van hetzelfde kijk ik uit naar het moment waarop ik het kanaal ga verlaten om het land in te fietsen.
Oh ja…
Dat moment komt in Charmes. Als ik het dorp binnenfiets denk ik meteen ‘oh ja, Noord-Frankrijk’. Ik herken het Franse noorden, waar ik op weg naar Parijs en naar Rome doorheen fietste, een leeggelopen gebied waar de bittere armoede nog niet zo lang geleden door de straten waarde. Langs de weg staan oude huizen met kapotte luiken, een kerk, een oorlogsmonument voor de Grote Oorlog – zoals de Eerste Wereldoorlog hier, in België en in Groot-Brittannië heet. Een monument voor les enfants du canton, morts pour la patrie.
Op de markt is het markt, een uitgelezen plek om een voedselvoorraad aan te leggen. Bij een kraampje koop ik dingen van bladerdeeg met een vulling van zalm of champignons. Zo te zien iets van deze streek. Heel authentiek, maar niet heel lekker, ontdek ik in de loop van de dag. Marie, waar ben je. Bij een bar tabac koop ik een blik koude cola, ga zitten en doe me tegoed aan hetgeen ik heb verzameld.
Regio’s
Over streken gesproken: ik ben hier in de regio Grand Est, een van de twaalf regio’s waarin het vasteland van Frankrijk is ingedeeld. Onder Grand Est vallen de voormalige regio’s Alsace (Elzas), Champagne-Ardenne en Lorraine. Een regio is een bestuursniveau tussen dat van de République – de nationale regering – en van de departementen (vergelijkbaar met provincies), waarvan het Franse vasteland er 97 heeft. Voor wie onderweg is, is de regio-indeling relevant. Zo is het treinvervoer regionaal georganiseerd, waarbij met name de TER-treinen voor fietsers interessant zijn omdat je bagagefiets gratis mee mag.
Golven
Via de D28 fiets ik langs gras en graan dat in lange golven het landschap bepaalt, met bomen in de plooien en op de heuvels. De rust die er vanuit gaat maakt het wonderschoon.
In Ubexy, een dorp met welgeteld 169 inwoners, is het enige dat beweegt een zwaluw die rust neemt op een hek. De ranke vogel bekijkt de man die van een rood ding afstapt om een foto te maken van een tractor. Daar begrijpt die zwaluw niets van, want die staat hier al sinds het begin van de jaartelling. De tractor. Achter de poort van de abbaye Notre-Dame de Saint-Joseph d’Ubexy meen ik stemmen te horen. Of toch niet. Later lees ik dat de abdij in 2012 gesloten is.
Geluiden
Het is doodstil om me heen. Het landschap blijft golven, de weg doet mee. M’n benen mogen aan het werk, boven m’n hoofd cirkelen buizerds, hun wiew – wiew gaat mijlenver. Uit een bosje naast de weg komt een glashelder kronkelend geluid als van een oerwoudvogel, onzichtbaar in de dichte groene kruinen. Een wielewaal vermoed ik. Voorbij een bocht in de weg ligt een kersenboomgaard met vogelgekwetter. Heel hard vogelgekwetter, dat maar niet ophoudt. Ik realiseer me ineens dat de vogelgeluiden een cyclus hebben en zich herhalen. De ontdekking voelt alsof er iemand naar me staat te kijken. De roofvogelgeluiden zijn niet echt, maar komen uit een kastje. Een variant op de buizerd-vliegers die in de Betuwe boven de peren heen en weer dansen, bedoeld om vogels af te schrikken.
Téléphone
Vaubexy lijkt verlaten. Op het centrale plein met kerk en hotel de ville houd ik een pauze. Wie zou hier nog wonen en wat zouden ze doen? Vroeg op, met de trekker het land in, voor het vee zorgen. En het wordt avond en het wordt morgen, een nieuwe dag. Een café is er niet, voor een bakker moet je naar Charmes, elektriciteit gaat via kabels aan palen. Op een huis hangt een oud emaille bord met ‘Téléphone’. Vroeger was daar waarschijnlijk de enige telefoonaansluiting van het dorp.
Als een kind de kleine school, achter me, ontgroeid is komt het hier waarschijnlijk niet meer terug. En toch, die analyse gaat uit van de veronderstelling dat er meer zou moeten zijn dan dit. Dit dorp is waarschijnlijk niet groter of kleiner dan honderd jaar geleden, misschien is het er over vijftig jaar gewoon nog. Met een andere fietser die zich dezelfde vraag stelt.
Non potable
In Dompaire drink ik een cola op het terras van Le Carnot. De uitbater, een tanige oudere jongere, praat met twee dames aan een terrastafel. De gebeurtenissen van die dag, van het dorp, van de straat. Hij vult m’n bidons, de dorpen waar ik doorheen ben gekomen hadden wel kranen, maar overal met een bordje eau non potable.
Het Noorden
De wolken veranderen van wit naar grijs en laten de zon nauwelijks meer door. Het land is stil. Soms heeft het iets van de Eifel, soms is het gewoon het kale glooiende graanland van het Noorden. Opener dan de Ardennen, met langere heuvels en een horizon die verder weg is. Heel leuk fietsen.
In Ville-sur-Illon staat naast de weg een groot vervallen industriecomplex, het bakstenen overschot van wat eens een brouwerij is geweest en waar in het voorste gebouw nu het Écomusée vosgien de la brasserie is gevestigd. ‘Bezoek uitsluitend met bouwhelm en veiligheidsschoenen’, ik verwacht het bordje.
Ik ga de regendans niet ontspringen. Een paar kilometer noord van Monthureux-sur-Saône zie ik een dikke donkergrijze wolk vóór me over het landschap glijden, met eronder een ondoorzichtige waaier. Een voorbode als een neonreclame. Ik doe alvast m’n regenjas aan en overweeg om te stoppen totdat de wolk voorbij is. Maar dat soort theorietjes werken meestal niet, het weer gaat z’n eigen gang. En de wolk is langer dan hij eerst leek. Ik sta waarschijnlijk m’n tijd te verdoen, om uiteindelijk toch net zo nat te worden. Fietsen Peeters.
Boeit niet
Het onvermijdelijke gebeurt. Ik krijg een Sumatraanse moesonbui over me heen, niets dan water, kei- en keihard. Het (uit voorzorg vergrendelde) display van m’n gps blijft meldingen geven dat het eerst ontgrendeld moet worden alvorens erop te tikken, zo hard vallen de druppels. Nu toont zich het voordeel van regen in de zomer. Beneden m’n jas (die het houdt) is alles nat, maar dat is alleen een (Haglöfs, nylon) korte broek en een stel Teva’s. Die meteen goed schoon worden. Het ongemak boeit niet heel erg.
In Monthureux-sur-Saône schuil ik onder een afdak tot de terugkeer van het spetterstadium. Een wolk en regenbui als deze heeft altijd een einde. De korte pauze doet me iets anders ontdekken. Er moet eten in. Aan de rand van het dorp vind ik een bakker en een Carrefour Express. Ik koop een stel éclairs en houd een eetstop onder een afdak van wat vroeger (denk ik) een wasplaats was. En krijg een beige kont van het zandsteengruis dat aan m’n natte korte broek blijft hangen. Je kunt niet alles hebben.
Droog
De bui is voorbij, de zon keert terug, de wereld verandert. Ik moet er nog een dikke twintig tot de beoogde slaapplek, de weg klimt nog wat, ik vind het allemaal prima. Het zonlicht wordt sterker, m’n korte broek droogt terwijl ik er naar kijk. Tegen de tijd dat ik Bourbonne-les-Bains bereik is hij vrijwel droog. Met m’n jas weer in de tas en fietsend in een T-shirt lijkt het alsof er nooit een bui geweest is.
Ik heb overwogen in het bos voorbij de kleine stad te slapen, maar de ligging aan de drukkere D417 maakt het geen geschikt wildkampeerbos. De camping reserveren zou de druk geven die ik deze tocht wil vermijden, een eerste etappedoel dat ik zou moeten halen. Het is vanaf Nancy 128 kilometer, door een terrein dat ik alleen van de kaart ken, vandaag had meerdere gedaanten kunnen hebben. Dus heb ik besloten om te kijken hoe vandaag zich zou ontwikkelen en, als het goed zou gaan, erop te gokken of de camping en de receptie in Bourbonne-les-Bains open zijn.
Nous allons fermer
Dat zijn ze. Om tien voor half acht ben ik er, later dan gehoopt, maar op een plek zoals gehoopt. De vrouw van de receptie is bezig om de voorlaatste klant van vandaag, die net is aangekomen, te helpen. Op een vraag van een collega roept ze “nous allons fermer”, ik heb echt geluk. Ik bedank haar dat het nog net kan, ze wuift het weg en heet me welkom, vriendelijk. Ze legt snel uit hoe het werkt met tentplekken en sanitair en doet alles achter zich op slot. Het rolluik gaat naar beneden, ze gaat naar huis, ik ga m’n eigen thuis maken.
Vandaag
Ik richt m’n tent in, gooi de kookspullen in een tas en ga naar de tafels onder het afdak bij de receptie. Het leven is opnieuw goed voor me, heel goed. Ik kook m’n eten en denk aan vandaag. Een leuk en rustig stuk, met de stille en soms armoedige dorpen van het Noorden en hier en daar een café of een buurtsuper. Veel roofvogels, waarvan sommige met witte veren, waarschijnlijk adolescenten. Wouwen en buizerds die boven het land cirkelen en zich laten horen. Een paar klimmen en ondanks het milde heuvelen toch nog 1149 hoogtemeters. Morgen is het nog negen kilometer tot de bron, het startpunt van de Maasroute.
De zon zakt en de lucht kleurt oranje als een Maasroutefietser in Bourbonne-les-Bains de rits van z’n slaapzak dichttrekt. Tevreden, op de plek waar hij wil zijn, op de route die morgen echt gaat beginnen.