Laat voor het eten

Fietsverhalen en fietsinformatie

De Maasroute | Dag 5

Camping Charleville-Mézières

Geen officiële tentplek, voor mij wel de beste.

Foto hierboven: de Maas bij Joigny-sur-Meuse.

Om zeven uur doe ik de rits open en laat de morgen binnen. Een stralende morgen, met een heldere lucht en een zomerkoelte die de afwezigheid van wolken verraadt. Wat ik gisteren deed, doe ik vandaag weer. Ik pak in en ontbijt zonder een spoor van haast. Vandaag is er geen druk. De route belooft een gemakkelijke dag, strak de Maas volgend tot aan de camping voorbij Dinant die ik op het oog heb. Geen passen, zelfs geen echte klimmen, grotendeels over fietspaden. Het soort fietsdag van de zonovergoten productfoto’s van populaire fietstassen, met lachende, opgemaakte dames op brandschone fietsen met twee rimpelloze tassen zonder een regendruppel of hoogtemeter op de teller. Een uurtje fietsen en dan een gezellig terrasje! Geen tegenwind, dus het haar raakt niet in de war. Die foto’s zijn niet gemaakt in mijn fietswereld, maar dat die fotowereld vandaag op de mijne lijkt is een verrukkelijk vooruitzicht. Ik ben ook maar een mens.

De lange broek gaat in de tas, de schoenen op de drager. Op een zomerdag fietst niets fijner dan Teva-sandalen. ‘Free your feet, the rest will follow’ was ooit hun slogan. Voeten die niet opgesloten zijn in sokken en schoenen, heel fijn. Het is een heerlijke ochtend, om tien voor negen zeg ik een paar mede-fietsers gedag en rijd ik de camping af. Laat, vandaag kan dat.

Belofte

De route komt z’n belofte na. Meer nog dan dat. De voie verte (in Wallonië: RAVeL) is van mooi, vlak asfalt en fietsers-only. Het pad volgt de rivier, die als een reuzen-anaconda met grote lussen door de groene Franse Ardennen kronkelt. De zon schijnt, meestal heb ik de wind in de rug, met twintig graden is de temperatuur perfect. Links en rechts van me gaan beboste heuvels steil omhoog, op het pad lopen ganzen, overal ligt ganzenpoep.

De voie verte net voorbij Charleville-Mézières, Maasroute

De voie verte net voorbij Charleville-Mézières. Hier nog geen ganzen.

Ruimte

Ik kom aardig wat fietsers tegen en maar een enkele auto, met een Belgische mevrouw die haar auto niet in de berm, maar midden op het fietspad zet. En geen spier vertrekt als ik moeite heb erlangs te fietsen. Een zeldzame tut-hola, die zich onaantastbaar lijkt te wanen in een rijk waarin volgens haar de auto het primaat heeft. Een rijk dat aftakelt, de auto is minder vanzelfsprekend geworden. We zien ‘m vaker voor wat hij is: een vervoermiddel dat het grootste deel van de dag als een klomp metaal ruimte staat in te nemen. Ruimte die we hard nodig hebben voor groen, voor wonen, voor iets waar we allemaal wat aan hebben.

De wereld lijkt hier langzamer rond te gaan, het fietsersbestaan is licht. Op de rivier komt me een jacht voorbij, hier en daar staart een visser, in legergroene outfit (listig gecamoufleerd, onzichtbaar voor de vissen) in het water. Een man rijdt een kruiwagen onkruid weg, een wandelaar laat z’n hond uit. Op bankjes zitten fietsers die pauzeren, we zeggen elkaar gedag. Net als bij de fietsers die ik tegenkom. Passerende mountainbikers zeggen niets terug, wat ze aan het doen zijn is daar veel te belangrijk voor.

De Maas en de voie verte bij Anchamps, Maasroute

De Maas en de voie verte bij Anchamps, ten zuiden van Revin.

Maasroute omleiding van de voie verte in Revin

Omleiding (rode lijn) van de voie verte (groene lijn) in Revin.

Omgekeerd

Dit laatste stuk Frankrijk is aangenaam en onbezorgd. En veel langer dan ik dacht. In mijn hoofd was het na Charleville-Mézières nog een klein stuk (twintig, hoogstens dertig kilometer) tot de grens met België, waarna ik er nog zo’n 70-80 tot Dinant zou moeten. Als ik tijdens een pauze op de kaart kijk blijkt het precies andersom. Ik verlaat de Maas straks bij Givet, op een kleine 85 kilometer vanaf Charleville, daarna is het nog drie kilometer tot de grens, dan nog 23 tot Dinant.

Ik weet ook waar die wonderlijke omkering door komt: het stuk Frankrijk waar ik nu doorheen fiets, de Pointe de Givet, prikt als een dikke vinger België in, met Givet op het topje ervan. Een paar kilometer links en rechts van me ligt België. Ook de grote lussen in de Maas maken dat ik veel meer Franse kilometers maak dan het op de kaart lijkt.

Barrée

Waar Revin begint staat een bord op het fietspad, verderop is het pad afgesloten. Als zo’n bord op de weg staat, route barrée (weg afgesloten), geldt dat vooral voor autoverkeer, als fietser kun je er meestal langs. Hier gaat het bord echt over de voie verte. Ik fiets, eigenwijs, een stukje door om te kijken of ik er echt niet door kan, dat blijkt het geval. Het fietspad gaat hier langs een smal kanaal met een tunnel onder het spoor en de bebouwing door. Aan die tunnel wordt gewerkt. Via een paadje fiets ik het talud op, naar de weg, steek het spoor over en volg de omleiding die met gele Deviation-borden is aangegeven. Via een sluis kom ik weer op de route.

Maasroute voorbij Fumay

De Maas net voorbij Fumay.

Brein

Het gaat als een trein. Ik ben blij met alle eten dat ik gisteren heb gekocht, ik hoef de route niet af maar kan in de flow blijven. In Fumay kan ik dat gemak met het aangename combineren: op de Maaskade staat een friterie op wielen met daarachter een terras met parasols. De zon is sterk, ik ben zelfs een beetje verbrand, een cola in de schaduw komt als geroepen. Het wordt meer dan een cola. Mijn restje Neanderthaler-brein pikt een foto op van een bockwurst op een baguette. Met veel mosterd. Ik bezwijk en verlustig me even later aan dat wat ik eigenlijk niet meer eet, maar na 55 kilometer een feestmaal is.

Tegoed

Bastiaan fietst voorbij, ziet wat ik zag, stopt en neemt een pauze. We zijn het erover eens wat een feestje het fietsen vandaag is. Bij de buren bestelt hij een bord ijs, we doen ons ieder tegoed aan wat er voor ons staat. Nemen afscheid en stappen weer op. Een kilometer verder opnieuw een barrée-bord. Ik begin meteen aan de omleiding, maar kan even later vanaf een hoger punt de Maaskant overzien. Daar wordt niet gewerkt, ik zie geen obstakels. Via een stenen trap daal ik af naar de Maas en fiets verder over de route. Niets aan de hand.

Kerncentrale van Chooz, Maasroute

De kerncentrale van Chooz.

Boskilometers ter hoogte van de kerncentrale.

Imposant

Het dal wordt breed, in de verte staan twee grote koeltorens. In Frankrijk betekent dat: een kerncentrale van de EDF. Het is de kerncentrale van Chooz, gebouwd en geëxploiteerd in samenwerking met Belgische bedrijven – vandaar de ligging vlakbij de grens. Het stuk langs de centrale, op de andere oever, is erg mooi. Door het bos, golvend met wat kleine klimmen en doorkijkjes naar, wat je ook van kerncentrales vindt, de imposante torens.

Givet, op het laatste stukje Frankrijk, ligt prachtig aan de Maas. Fort Charlemont, waarvan de oudste delen uit 1555 stammen, kijkt erop neer. Ganzen dobberen in groepjes op het kalme water.

Ik steek de Maas over, verlaat rivier en stad en passeer na drie kilometer de grens met België. Roze bloemen bloeien in de berm, het is gewoon warm, ik zweet ervan.

Givet, Maasroute

Givet, nog net Frankrijk, met links op de foto fort Charlemont uit de 16e-17e eeuw.

Waulsort, Maasroute

Befietsbare sluisdeuren bij de oversteek bij Waulsort.

Onvergetelijk

Na minder dan een kilometer begint voor mij bekend terrein, als ik rechtsaf sla op de RAVeL van de L156 (Ligne 156, ooit de spoorlijn tussen Momignies en Hastière), waarover ik in oktober 2018 naar Parijs fietste. Toen de andere kant op, naar Mariembourg, waar – zo gaat het verhaal – struise jongedames onvergetelijke sandwiches verkopen. Het weerzien is leuk, heel leuk. Met deze plek.

De RAVeL loopt door het groen en langs achtertuinen, deels met een twijfelachtige verharding. Bij Hermeton-sur-Meuse vindt de route de Maas weer en laat die tot Hastière – destijds het ene uiteinde van de spoorlijn – niet meer los. Met een brug wisselen de route en ik van oever, blijven de Maas volgen en steken ter hoogte van Waulsort opnieuw over naar de andere kant. Dat gaat, zoals bij meer Maasoversteken tussen hier en Namur, deels via de befietsbare bovenkant van sluisdeuren. Een alarm klinkt, ik wacht met oversteken, de sluisdeuren gaan open om een schip door te laten.

De Maas ter hoogte van Anseremme

De Maas ter hoogte van Anseremme (op de andere oever).

Geknutseld

Op de linkeroever fiets ik over een doorgaande weg langs de rivier, de N96. Niet heel druk, maar de auto’s die voorbijkomen rijden als een dolle. Tegen de vangrail gedrukt maak ik een foto van het Château de Freÿr, met aan de overkant van de Maas het gelijknamige klimgebied, een van de grootste en – volgens klimmers – beste klimgebieden van België. Een paar kilometer vóór Dinant steek ik de rivier weer over en fiets via een bij elkaar geknutseld fietspad, over hobbelstukjes en paadjes, naar Dinant. Over de boulevard rijd ik de kleine stad binnen.

Dinant, Maasroute

In de verte, herkenbaar aan het fort bovenop de rots, Dinant.

Goed

Mijn lieve Heer ende Heiland, in het hoogseizoen is dit niet mijn plek. Het krioelt er van de mensen, van de auto’s en motoren, van alles wat beweegt en herrie maakt. Door de drukte zie en voel ik de stad niet meer, zoals ik dat wel deed in oktober en december. Mensendrukte neemt ook figuurlijk alle ruimte in, de stad is alleen nog maar achtergrond. Ik verwachtte een zekere drukte maar niet dit. Weg hier, en snel. Het geeft niet, ik ben er geweest toen het wel mijn plek was, de herinnering zit in m’n hoofd en staat in de verhalen op deze pagina’s. Vandaag hoef ik niets met Dinant, het is goed.

Ik start een nieuwe track, steek nog maar ‘ns de Maas over en fiets verder. Het is kwart voor zes, ik heb er 117 kilometer opzitten, nog tien kilometer tot de camping waar ik op mik. Die kilometers klonken vanmorgen best ambitieus als je pas om tien voor negen start, maar inmiddels heb ik geen twijfel meer aan de eindoverwinning. Ik zal er niet om zes uur zijn, zoals gehoopt, maar allez. Zolang de campingmevrouw of -meneer er nog maar is.

Maasroute camping in Godinne

De camping in Godinne, de groene lijn is de track.

Campings

Het vinden van een camping was nog lastig. Tussen Dinant en Namur zijn er genoeg, maar allemaal op de rechteroever van de rivier, aan de kant van Dinant. De route ligt op de linkeroever. Kwestie van op de rechteroever blijven (en de route even verlaten), zou je zeggen. Daar is echter geen fietspad, alleen de N92 – die zo druk is dat ik daar onder geen voorwaarde wil fietsen. De camping in Godinne ligt als enige dichtbij een Maasbrug, waardoor ik tot aan de brug op de linkeroever kan blijven fietsen.

Goede berichten

Om kwart over zeven ben ik op camping Les Arpents Verts (geen website). Een kleine Belgische camping zoals ik die ken, met voornamelijk stacaravan-seizoensplaatsen, wat grasveldjes en een paar camperplekken. Hij bestaat in elk geval en is nog open ook, dat zijn al twee winstpunten. Ik zet m’n fiets neer en loop een rondje, op zoek naar iets receptie-achtigs. Camping en sanitair zijn eenvoudig, een beetje oud en in orde. Aan twee kampeerders op stoelen, Nederlanders, vraag ik hoe het zit met de receptie. “Dan moet je naar dat huis gaan, even aanbellen, de beheerder is aardig en correct – wel alles in het Frans”. Zo gebeurt het. Ik vind genoeg woorden om te vertellen dat ik met de fiets ben en hier 1 nachtje wil slapen. En graag wil douchen. De nacht is 6 euro, een douche-jeton een euro. Allemaal goede berichten. Ik wens ‘m een bonne soirée en vind m’n tentplek op een veldje naast twee fietsende Nederlanders. Maasroute-fietsers, de andere kant op. Ze gaan op zoek naar een restaurant, ik naar m’n kookspullen.

Brug in Liège, Maasroute

M’n Vittorio een dag later op een brug in Liège.

Tak!

Ik zet m’n tent op en kook een konings-pastamaal. Na het eten smeer ik m’n ketting, na alle regen heeft die aandacht nodig. Het schakelen gaat de laatste dagen niet lekker, het zal de te droge ketting zijn. Ik til m’n fiets op, schakel een paar keer met rechts en hoor ’tak!’. Het schakelen blokkeert, achter is de ketting op het kleinste kransje gesprongen. Ik kijk nog ‘ns goed: de kabel van de achterderailleur is geknapt. Dat is me nog nooit overkomen. Meteen oplossen. Ik kijk op de kaart: op 16 routekilometers vanaf de camping, aan de zuidrand van Namur, is een fietsenwinkel die morgen om negen uur open gaat. Dan sta ik voor de deur. Schakelen kan niet meer, fietsen nog wel.

Als m’n buren terug zijn gaat het over tenten en fietsen. Hij heeft z’n tent zelf gemaakt, van Tyvek, met een zijden binnentent. Erg licht, met veel slimme details, hij is er vol van. Hij kijkt naar m’n fiets. “Jouw fiets is meer op snelheid en minder op belading gebouwd”. Als m’n Vittorio ogen had, zou hij ermee geknipperd hebben. “Nou”, zeg ik, “dit is een stalen frame, dat is van nature geschikter voor een grote belasting dan een aluminium frame”. Maar zijn fiets heeft ook een stalen frame! Ik zie z’n Santos staan en tik voor de zekerheid tegen een buis. Aluminium. Het gesprek komt los, op een leuke manier.

Frames en bagagefietsen

De keuzes die ik heb gemaakt bij het samenstellen van m’n Vittorio en die ik zou maken bij een nieuwe bagagefiets licht ik op den duur toe op aparte pagina’s. Zover is het nog niet, dus geef ik hier wat achtergrond bij het gesprek dat ik met m’n campingbuurman had.

Aluminium
Veel in Nederland verkochte bagagefietsen hebben een aluminium frame en passen in de Duitse bagagefiets-traditie van dikke aluminium frames met lange bovenbuizen en rechte sturen. Merken als Santos, Idworx en Velotraum zijn daar exponenten van. Die traditie heeft in Nederland de lichtgewicht stalen frames (waarmee ik fiets) grotendeels verdrongen. In landen als Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, landen met een rijke historie aan bagagefiets-fabrikanten, is dat niet gebeurd. Daar hebben merken als ThornSurly, Salsa en Co-Motion nog steeds een ruime keuze aan stalen frames. Dat is niet voor niets. Aluminium leent zich, al z’n eigenschappen bij elkaar genomen, minder goed voor fietsframes dan staal. Aluminium is een stuk lichter dan staal (de soortelijke massa van staal is 2,85 keer die van aluminium), maar daarmee heb je de voordelen gehad. Als aluminium niet zo licht zou zijn was er geen reden om het in fietsframes toe te passen. Aluminium heeft als nadelen dat het een stuk (een factor 3) minder sterk is dan staal, slecht om kan gaan met wisselende belastingen (waar een bagagefietsframe mee te maken heeft) en weinig elastisch (star) is. Waarbij het ene aluminium het andere niet is: door het slim met andere elementen te legeren (mengen) kunnen bepaalde eigenschappen worden verbeterd. Zie voor een goede uitleg daarvan bijvoorbeeld deze video (vanaf tijdstip 1:56). De 7075-T6 legering uit de video lijkt hét aluminium voor fietsframes, maar het laat zich heel moeilijk lassen en is in China (waar de frames van de grote bagagefietsmerken – ook die van Santos, bron: de bezochte Santos-dealer – in elkaar worden gelast) niet commercieel verkrijgbaar.

Staal
Aluminium wordt gezien als een hightech materiaal, staal eerder als het omgekeerde – niets is zo lowtech als ijzer. Bij een stalen fiets denken mensen meestal aan stalen school-, stads- en oma-fietsen. Loeizwaar en als ze te lang en te vaak in de regen hebben gestaan roesten ze alle kanten op. Dat is niet het staal waarvan lichtgewicht fietsframes worden gemaakt. Door ijzer (het hoofdbestanddeel van staal) met elementen als chroom, mangaan en molybdeen te legeren ontstaan staalsoorten die licht, sterk en roestbestendig zijn – erg geschikt voor bagagefiets-frames. Merken als Columbus en Reynolds maken en ontwikkelen nog altijd hoogwaardige stalen framebuizen. Staal is weliswaar zwaarder, maar ook een stuk sterker dan aluminium. Je kunt dus met buizen toe die een kleinere diameter en een dunnere wand hebben dan aluminium buizen van dezelfde sterkte. Door die grotere diameters (en wanddiktes) van aluminium framebuizen wordt een deel van de gewicht-winst teniet gedaan. Zo groot is het verschil in gewicht dan ook niet: een hightech (lichtgewicht) stalen bagagefietsframe weegt zo’n 600-800 gram meer dan een vergelijkbaar aluminium frame.

Maar – die vraag is logisch, dus ook het antwoord mag hier niet ontbreken – roest staal dan niet? Na ruim dertig jaar en heel veel kilometers (ook in tropisch-vochtig Zuidoost-Azië) op drie stalen bagagefietsen kan ik zeggen: nee, in elk geval niet in de praktijk. Collega-staalfietsers zullen je hetzelfde antwoord geven. De staallegeringen die voor bagagefiets-frames worden gebruikt zijn om te beginnen veel roestbestendiger dan het staal van bijvoorbeeld stads- of schoolfietsen. Stalen bagagefiets-frames hebben bovendien een sterke, meerdelige laklaag die het staal beschermt. Mocht een beschadiging zo diep gaan dat het kale staal zichtbaar is, dan is aantippen met een druppeltje lak (ik gebruik modelbouw-verf uit zo’n piepklein potje) genoeg om roest geen kans te geven. Toen ik laatst m’n eerste en oudste bagagefiets ontmantelde (het frame komt aan de muur te hangen) en de voorvork verwijderde, zat op het kale, ongelakte deel dat in het balhoofd zit geen spoortje roest. Die vork is uit 1992.

Randonneur Noordkaap

M’n Orbit-randonneur waarop ik naar de Noordkaap fietste. De buizen van de liggende en staande achtervorken bleken in de praktijk te dun voor een volledig stabiele beladen fiets.

Stijf of star
Nog een laatste: bagagefiets-merken roemen steevast de stijfheid van hun fietsframes. Daar zit geschiedenis achter. Toen er nog geen aluminium frames waren, fietsten wielrenners met stalen fietsen waarvan de framebuizen zo dun mogelijk waren: gewicht is alles in de wielrennerij. Door de elasticiteit van staal, in combinatie met (te) dunne buizen hadden die frames de neiging om bij hoge belastingen (zwaar verzet, staan op de pedalen) te gaan torderen en licht onstabiel te worden. Een dergelijke fiets stuurt minder direct en voelt niet veilig bij hoge snelheden, zoals bij afdalingen. Ga je daar ook nog bagage op laden, dan gaat zo’n fiets bij een hoge belasting kwispelen. Ik weet precies hoe dat voelt, mijn eerste (lichtgewicht stalen) bagagefiets had te dunne buizen voor de bagage die ik meenam naar de Noordkaap. Er is fietsmerken – van alle lichtgewicht fietsen, zowel van racefietsen als van bagagefietsen – dan ook veel aan gelegen om de stijfheid van hun frames te benadrukken. Terwijl frame-stijfheid al lang geen issue meer is, fabrikanten van lichtgewicht fietsen stemmen de diameters van framebuizen af op de verwachte belasting ervan. De bagagefietsframes van nu – zowel stalen als aluminium frames – gaan geen kant meer op, welke merknaam er ook op de buizen staat.

Die focus op stijfheid mag voor wielrenners heel fijn zijn, voor bagagefietsers heeft ze ook een belangrijk nadeel: een ultra-stijve fiets is ook een oncomfortabele fiets. Het frame ervan absorbeert geen enkele schok, klap of trilling, maar geeft die een-op-een door aan je lijf, met name aan je onderrug. Dat merk je niet na vier uurtjes op asfalt, wel na een uurtje op een Duitse bosweg. En helemaal op een lange reis. Staal scoort daar punten. Door de natuurlijke elasticiteit van staal vangt dat een deel van de trillingen en schokken op. Aluminium is star en kan dat nauwelijks – aluminium veert niet, aluminium stuitert.

Mee leven

Na vijfentwintig jaar trouwe dienst en vele kilometers op weg naar Kathmandu en naar Den Dolder gaat de Vittorio van Elsbeth met pensioen. We zijn op zoek naar een nieuwe bagagefiets die voldoet aan haar wensen. Ik vertel mijn buurman dat we bij een volbloed Santos-dealer zijn gaan kijken en proeffietsen. Er was zowaar één model met een drop bar (de Nederlandse benaming ‘racestuur’ is ongelukkig, wij racen niet, net zo min als al die gravel-riders en bikepackers met drop bars), de proefrit was prima en ach, hoewel aluminium niet ideaal is zou Elsbeth er mee kunnen leven. Het ging mis bij het gesprek over de onderdelen. De gegeven adviezen waren zo tegengesteld aan onze eigen ervaringen en wensen, en de daarbij gevolgde redeneringen zo vreemd dat we het na een paar discussies opgaven en een streep door Santos zetten. Niet mien merk. Die adviezen sloten misschien aan op fietsers die ’s zomers routes fietsen op verharde paden, in gebieden met onderweg genoeg voorzieningen en die niet zelf (hoeven te) sleutelen. Ze pasten niet bij wat Elsbeth en ik doen en gedaan hebben.

Een voorbeeld: de remmen. Het advies van de dealer is om hydraulische velgremmen te monteren. Nee. Velgremmen zijn in orde, maar schijfremmen remmen directer, zijn minder gevoelig voor regen en op modderpaden slijten je velgen niet. Slijtende velgen zijn niet iets hypothetisch. Bij m’n vorige bagagefiets is (gelukkig thuis) de achtervelg een keer finaal doormidden gespleten, zo dun waren de remvlakken geworden. Bij m’n Vittorio constateerde de fietsenmaker dat net op tijd. Ik fiets nogal eens in de regen of onverhard, een voorbeeld is de tocht naar Berlijn. Op racefietsen, mountainbikes, gravelbikes en bikepacking-fietsen zijn schijfremmen zo goed als standaard. M’n ligfiets heeft ze, m’n volgende bagagefiets krijgt ze. Ook de keuze tussen hydraulische of mechanische (met een kabeltje) schijfremmen is geen moeilijke. Beide typen hebben meer dan voldoende remkracht voor een beladen bagagefiets, maar mechanische schijfremmen zijn gemakkelijker zelf af te stellen. Elke hydraulische rem verliest op den duur olie en moet dan worden bijgevuld en afgesteld. Bij de racefiets van wielrennende zoon Dirk moet dat elk half jaar een keer. Dat zelf doen (zoals wanneer er op een tocht geen voorzieningen in de buurt zijn) is meer gedoe dan het afstellen van een mechanische schijfrem. We hebben thuis met beide ervaring. Onderweg wil je niet hoeven klooien met hydrauliek-olie, geloof me.

Maasroute camping Godinne

Waarom ik deze foto heb gemaakt weet ik niet meer. Mogelijk als antwoord op het vraagstuk ‘wek met zo min mogelijk objecten de sterkste indruk van wanorde’. Ik wilde het moment vastleggen, het vallen van de avond, de rust om me heen en in m’n hoofd.

Beleving

Er zijn meer voorbeelden, maar het is genoeg zo. Het gaat over beleving, een absolute fiets-waarheid bestaat net zo min als enige andere absolute waarheid. Elk mens maakt zijn of haar realiteit, daarom overtuigt in discussies niemand ooit de ander, we maken elkaar hooguit wegwijs in onze werelden. Dit gesprek moet over de lol van de fietskeuze blijven gaan. Ik zeg, gemeend, dat ik vind dat Santos goede fietsen bouwt maar dat wij het er niet gevonden hebben. De fietsrealiteit waarmee ze verbonden zijn is niet de onze, ingewikkelder is het niet. Het stalen Salsa-frame dat inmiddels (bij het schrijven van dit verhaal) op een paar kilometer van ons vandaan opgebouwd wordt met onderdelen volgens Elsbeth’s wensen ticked all the boxes, ook dat bleek uiteindelijk niet ingewikkeld.

Moment

Het is tijd om ons klaar te maken voor de nacht, we wensen elkaar welterusten. Ik ga richting het sanitairgebouw, douchetijd. De jeton werkt, zelfs beter dan verwacht. Het warme water lijkt onbeperkt, op een gegeven moment draai ik de kraan maar dicht. Terug bij de tent gaan m’n buren slapen, ik heb echter het VIP-arrangement met wijn en pinda’s geboekt en ga aan de picknicktafel zitten. De avond valt, het licht dimt. Ik schroef een mini-flesje Merlot open en laat het moment me meenemen. Op een heuvelrand aan de horizon knippert een lichtje in een mast. De buitenlamp van de beheerderswoning kleurt de schemer oranje. M’n zintuigen zijn in rust en toch zo helder als ze zijn kunnen. Deze wereld is van mij, het kan niet anders. Het hier en nu, de vrede van de avond, het geluk dat zo gemakkelijk opwelt. De vogels zijn al gaan slapen. Tien minuten later doe ik hetzelfde.

Dag 6: Godinne – Geulle

Overzicht

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.