Het is half januari en ik ben opgelucht. December ligt achter me, de leegheid van januari is… ehm… leeg maar geeft ook het schone-leigevoel. Geboortegrond voor plannen, momenten van afsluiten. En dan is er nog die olifant.
Bij het bedenken van een nieuwe tocht weet ik het zo goed: niet teruggaan naar een eerdere route waarnaar ik heimwee heb. De herinnering is zo mooi omdat ik iets ontdekte wat ik niet kende en dat als avontuur voelde. Dat avontuur is er de tweede keer niet, je kunt – Herakleitos – niet twee keer in dezelfde rivier stappen omdat alles stroomt (πάντα ῥεῖ). Nieuwe dingen doen is key, met een beetje geluk brengt het je een gelijkwaardig avontuur en schept het eenzelfde mooie herinnering. En toch zondig ik deze december weer tegen dat principe, waarvan de geldigheid inmiddels boven mijn twijfel verheven is. Bij het naderen van Kerst ga ik op zoek naar het kerstgevoel. De laatste jaren vind ik het niet meer.
Wat ik, zo realiseer ik me steeds duidelijker, zoek is de Kerst van m’n jeugd. De natte voetstappen in de V&D, de geur die opsteeg uit de kartonnen dozen met ragdunne glazen kerstballen. De kerststal waarin m’n vader een lampje maakte. De sparrengeur in de woonkamer, het engelenhaar dat minuscule splintertjes in m’n handen achterliet, m’n vader en moeder die in de keuken in de weer waren (‘ui, wortel, peterselie’ was mijn vader’s mantra voor het startpunt van zijn legendarische saus) terwijl wij in de woonkamer TV keken. De nachtmis op kerstavond, m’n moeder die worstebroodjes had gebakken. Het kerstmaal op Eerste Kerstdag, bij het licht van alleen kaarsen. Het scheutje rode wijn dat we in onze 7Up kregen. De warmte thuis. Dat is wat ik zoek en dat is voorgoed voorbij. Een traan rolt, een traan van verdriet. Hij krijgt gezelschap van een traan van geluk.
Als ik die Kerst zoek vind ik lege kerkbanken. Een geurloze kunststof boom, al zo oud als onze kinderen. Ik wil ‘m ieder jaar volhangen, de woonkamer vol lichtjes-slingers, maar Elsbeth en de mannen houden het liever eenvoudig en een kerststal hoeft voor hen niet. Met kaarsen zijn we gestopt, in mijn brandweertijd heb ik genoeg ellende gezien. Mijn Kerst ben ik kwijtgeraakt. Dat gevoel krijgt een dieptepunt als ik door de Albert Heijn loop. Kerstverkopen drijven op conventies, ik zie de rollades – bundels restvlees in een netje die niemand ooit eet, behalve nu. Dozen met eetdingen voor op tafel, Disneykleurig en zonder een enkele herkenbare ingrediënt. De verschrikking van clichés en de armoede van het volgen van hetzelfde kerstdraaiboek. En dan, verlos ons Heer van alle kwaad, geef vrede in onze dagen, de gesprekken naderhand over de kilo’s die erbij gekomen zijn.
Na genoeg zwelgen in m’n tot absoluutheid verheven observaties kom ik tot het besef dat m’n lot zelfgekozen is. Ik hoef niets met vlees-in-netjes of met mierzoet glittergebak, ik ga m’n eigen Kerst maken. Op Tweede Kerstdag is Dirk jarig, hij koos voor twee gerechten uit het kookboek van het Londense restaurant waar we elk voorjaar eten, Dishoom. Mattar Paneer en, natuurlijk, Chicken Ruby. Ik ga op zoek naar, among other things, uien, polpa pomodoro van Mutti, een stuk gemberwortel, naan, kardamom, kaneel, fenegriek en garam masala. Het zal straks heerlijk ruiken in de keuken, door het huis zal de muziek van de beide mannen klinken, tegenwoordig is dat Franse en Arabische rap. De boom is eenvoudig, maar de ster van Bethlehem hangt achter het keukenraam. Ik ben de zware gedachten kwijt. De oplossing had ik al die tijd al: nieuwe dingen doen, niet op zoek gaan naar de oude.
En dan is er, naast alle Kerst-overdenksels, the elephant in the room. Oncomfortabel, maar ik kan er niet omheen. De vlucht naar het oude en het zwart-witte, afgelopen verkiezingen. Ik weet niet hoe het met u zit beste lezer, maar ik ben genoeg in aanraking geweest met sombere toekomstvoorspellingen en belerende duurzame-leeftips. Die zal ik u besparen, maar mag ik één observatie doen? Wat ik mis in veel politieke programma’s en in de discussies rond het thema ‘De toekomst van de aarde’ is eigenaarschap. De kern van de vlucht naar de leiders die namens het volk zeggen te spreken is ‘ik wil m’n oude leven terug’. Het leven van vóór minder vlees eten, niet of minder vliegen, Europees denken, minder autogebruik, energietransitie en een rem op consumptie. Al die dingen hebben, volgens de stemmers, niets met hen te maken. Het zijn externe factoren die het leven van de gewone burger bedreigen. De meeste ervan hebben ook nog eens een twijfelachtige onderbouwing of noodzaak, sommige zijn zelfs klinkklare verzinsels. Als dat je beeld is van wat er nu gebeurt is er weinig dat je daarvan af kan brengen. Zo zit de mens in elkaar: als je niet voelt dat het met jou te maken heeft of in jouw belang is, ga je niet mee in veranderingen. Dat kan alleen als je eigenaarschap ervaart. Die doe je niet op door wervende verhalen, doemdenkende waarschuwingen of geweten-kietelende gedragstips. Je gaat pas minder hard rijden als je ongelooflijk op je lazer hebt gekregen met een boete van tweehonderdvijftig euro, of omdat je de bocht uitvloog, je leven aan je voorbij zag flitsen en zelf hebt ervaren dat te hard ook te onveilig is.
Ik zag een tijd geleden op YouTube een video over een Tweede Kerstdag waarin strandwandelaars in Thailand het waarschuwende geroep van anderen negeerden. Eerst was het roepen, toen schreeuwen, toen kwam de vloedgolf en was het te laat. Ze verdronken voor het oog van de camera. Als die golf onze stranden nadert twijfel ik er niet aan of we zullen roepen, zullen schreeuwen en zullen proberen om zoveel mogelijk strandgangers te redden. Maar het zou zoveel fijner zijn als ze zelf om zich heen gekeken hadden en de eerste waarschuwingen hadden opgevolgd. Ik houd niet eens van strand.
Terug naar de fietserij. Dag 4 van de tocht naar de Middellandse Zee staat erop. Deze keer met Lillie. Veel plezier, tot nader!