Laat voor het eten

Fietsverhalen en fietsinformatie

Informatie | De tent

Foto hierboven: kamperen bij Lake Karakul (3600 m) op de Karakoram Highway, China. Muztagh Ata (7546 m) kijkt toe op de achtergrond. De groene koepel (een The North Face Ve-25) was op reis ons onderdak. De gele tent ernaast is van een Australische fietser die we in Islamabad tegenkwamen en waarmee we het hoogste deel van de KKH hebben gefietst.


Inleiding

MSR Hubba Hubba fietstent

De MSR Hubba Hubba HP is mijn solo-fietstent. Tweepersoons en 2040 gram inclusief footprint (onderlegger).

Functioneel gezien beschermt een tent je tegen wind, neerslag en beestenspul. Daarnaast is het in een tent een paar graden warmer dan erbuiten. Maar voor iemand die langer onderweg is, is een tent meer dan dat. Het is je eigen plek, die je iedere avond weer maakt. Hoe onbekend, onherbergzaam of onvriendelijk de wereld ook is waar je aan het eind van de dag aankomt, als je tent staat zijn er ineens een paar vierkante meters die van jou zijn, waar je spullen op hun eigen plaats liggen en waar je je even terug kunt trekken. Onderschat die laatste functie niet, al is dat thuis achter het beeldscherm of op een terras in de zon moeilijk voor te stellen.

Een tent uitzoeken is leuk (wij hebben er zeven acht boven liggen) en heeft een heel hoog voorpretgehalte, maar hoe kies je jouw tent? Wie door een grote kampeerwinkel loopt of in een outdoor-webshop graaft verliest gemakkelijk het overzicht. Er is veel te kiezen. Toch komt het allemaal neer op een paar essentiële keuzes. Als je die hebt gemaakt, rolt daar vanzelf een veel kleinere groep kanshebbers uit.

Ik ga uit van een zoektocht naar een tent voor fietskamperen: een lichtgewicht tent voor 1 of 2 fietsers. De grote vormeloze nylon bouwsels, de katoenen schaapskooien met duizend haringen en de meterslange tunnels met voorportaal gaan daarmee overboord. Dat scheelt al.

De basiskeuzes

De keuzes waar je voor komt te staan bij het kiezen van een tent:

1. ruimte: hoeveel bewoners krijgt de tent, hoeveel ruimte heb je nodig voor je spullen;
2. hoe is het buiten: seizoen en klimaat waarin je de tent gaat gebruiken;
3. gewicht en afwerking: hoe belangrijk is gewicht voor je, hoe sterk moet de tent zijn. Dit vertaalt zich in: wat wil je uitgeven;
4. vorm: tunnel, koepel, tussenvorm;
5. kleur: wil je opvallen of juist niet.


Muskietennet op een hotelkamer in Multan, Pakistan

Muskietennet (klamboe) met vierpunts-ophanging (meer ruimte en minder kans op tegen het gaas aan liggen) op een hotelkamer in Multan, Pakistan.

Stap 1: Ruimte

Het begint allemaal met hoe groot je tent moet zijn. Hoeveel personen gaan erin slapen, hoeveel ruimte heb je nodig voor je spullen.

Slaapruimte

De afmetingen van de vloer van de binnentent zijn bepalend voor hoeveel personen er in kunnen overnachten. Bij lichtgewicht tenten gaan ontwerpers uit van het minimum, want een groter vloeroppervlak werkt dóór in de afmetingen – en dus het gewicht – van alle delen van de tent: binnentent, buitentent en de stok(ken). Tentontwerpers rekenen met 60-65 cm slaapbreedte per persoon, de breedte van de lichtste typen slaapmatten. De lengte is meestal 215-220 cm. Op een vloeroppervlakte van 130 x 215 cm kunnen twee fietsers inderdaad precies hun matten en slaapzakken kwijt en nog slapen ook. En toch is dat niet het hele verhaal. Want je moet bedenken of (en welke) spullen je ’s nachts in je binnentent wilt hebben. Dat zullen in elk geval je kleren (die je natuurlijk als hoofdkussen gebruikt) en je waardevolle spullen zijn. In veilige gebieden laat je het daar waarschijnlijk bij. Maar als je ’s nachts te vrezen hebt van dieren of mensen wil je je spullen misschien wel deels of helemaal in je binnentent hebben. Dat kan zich ook voordoen als je in warme gebieden alleen de binnentent opzet en je het geen prettig idee vindt dat je fietstassen open en bloot buiten staan. Of dat nou wel of niet voor jou geldt, stel jezelf in elk geval deze vragen.

Zelf hou ik van ruimte, en heb daar het extra gewicht voor over. In mijn eentje neem ik een tweepersoons tent mee, samen met Elsbeth een driepersoons tent. Ik kan m’n zooi ’s nachts kwijt zonder prop-gevoel, het aan- en uitkleden en inpakken gaat zonder dat je met je T-shirt ook de tentdeur in je broek stopt en ik wil de mogelijkheid hebben om m’n tassen binnen te zetten. In Azië (maar in bijvoorbeeld Roemenië zou ik dat ook doen) gaan alle fietstassen in de binnentent, bij ons treedt er dan een andere veiligheidsroutine in werking.

Luifelruimte

Als fietser moeten je schoenen, tassen en andere spullen ’s nachts droog en – vooral – uit het zicht kunnen staan. Daar is een luifel voor bedacht, een uitbouw van de buitentent die ruimte schept tussen de ingang van de buitentent en die van de binnentent. Als je met z’n tweeën bent, moet die luifel groot genoeg zijn voor twee tassensets en twee paar schoenen. Als je de brander ’s avonds niet inklapt/opruimt (omdat je die toch ’s ochtends weer nodig hebt), moet die ook nog ergens kunnen staan, net als je bidons – die ik nooit op m’n fiets laat zitten.

Birdland Supernova in Zweeds Lapland

Birdland Supernova in Zweeds Lapland. Tunneltent, dwarsslaper, tegen de 4 kilo. Weer verkocht, rare ontwerpdingen, niet onze tent.

Leef- en kookruimte

Als je ’s ochtends wakker wordt met hondenweer en je tijdschema dat toelaat kies je misschien voor een rustdag. Meer ruimte in de binnentent is handig als je daar de regen uit wilt zitten. Leefruimte heet dat. Dan is er ook nog kookruimte, bijvoorbeeld een luifel die groot genoeg is om droog onder te koken.

Tot zover de theorie en het verkoopverhaal. Zelf houd ik het overdag in een tent niet lang uit, slecht weer of niet. Ik wil naar buiten, frisse lucht, om me heen kijken. Idem dito bij het koken. Het moet raar lopen wil een camping niet een soort van afdak hebben waar je onder kunt gaan zitten om te lezen of te koken. Of, zoals in Scandinavië, een kök/køk – waar je meteen muggenvrij zit. Kampeer je wild (geen afdak) en heb je honderden zoemende toeschouwers bij het koken, dan zou je dat kunnen doen achter het muskietengaas van een grote luifel. Zelf stook ik dan liever een fik (met anti-muggenrook) en kook alsnog buiten. Heel soms is koken in de tent de enige optie. Ik heb ooit gekampeerd in Zweeds Lapland, in februari, toen het buiten -35 graden was. Dan is koken onder de luifel (of – kuch – eigenlijk in de binnentent, maar doe dat nooit, disclaimer, disclaimer) een must, omdat het afsterven van de ledematen begint zodra je de rits naar buiten open doet. Maar in normale omstandigheden voldoen een afdak en een extra trui. De moraal: rekening houden met leef- en kookruimte bij de aanschaf van een tent is iets dat logischer klinkt dan het in de praktijk is.


Stap 2: Hoe is het buiten?

In welke omstandigheden ga je de tent gebruiken? Gemiddeld genomen dan, want je koopt geen tent voor een enkele tocht. Het ontwerp van een lichtgewicht tent is gericht op een bepaald gebruik ervan. Een veelgebruikte indeling van gebruiksdoelen is die van drieseizoens en vierseizoens tenten. Het belangrijkste verschil? Een andere balans tussen ventilatie en isolatie. Bij deze indeling hoort een kanttekening, maar eerst de verschillen in grote lijnen.

The North Face Ve-25, Pamirgebergte, China

Een The North Face Ve-25 (van ‘vector equilibrium’, 2-persoons, 5-stoks), Pamirgebergte, Karakoram Highway, China. Bijna 5000 grammen inclusief footprint, ruim en onverwoestbaar. Ons huis en thuis.

De drieseizoens tent

Een drieseizoens tent is ontworpen voor gebruik in de zomer, het late voorjaar en het vroege najaar. De focus van het ontwerp ligt op ventilatie: vocht en warmte moeten ongehinderd uit de binnentent kunnen ontsnappen, waarbij de luchtlaag tussen binnen- en buitentent zoveel mogelijk in beweging moet zijn om alles af te kunnen voeren. Kenmerken: een binnentent met veel gaas, een buitentent die hoger van de grond af staat zodat de wind er goed onder kan, soms alleen een gazen deur in de binnentent. Voordelen: goede ventilatie, lager gewicht (minder buitententdoek, gaas is lichter dan dichte stof). Nadelen: slechte isolatie, door de gaaspanelen kan condens van de buitentent in de binnentent druppelen.

De vierseizoens tent

Een vierseizoens tent kun je het hele jaar door gebruiken, maar is vooral ontworpen voor gebruik in het vroege voorjaar, late najaar en winter. De focus van het ontwerp ligt op isolatie: de warmte moet zo goed mogelijk in de binnentent blijven en de lucht tussen binnen- en buitentent moet zoveel mogelijk stilstaan: stilstaande lucht isoleert, bewegende lucht niet. Kenmerken: een binnentent zonder gaas, een buitentent die volledig doorloopt tot op de grond, de binnentent heeft zowel een gaasdeur als een ‘dichte’ deur. De tent heeft geen plat dak waar sneeuw op kan blijven liggen. Voordelen: goede isolatie, geen druppels in je binnentent. Nadelen: hoger gewicht, slechtere ventilatie – dus meer condensvorming tegen de buitentent.

Drieseizoens en vierseizoens in perspectief

De seizoensindeling van tenten past niet lekker op de echte seizoenen, iets om goed in de gaten te houden. Het verschil tussen een drie- en vierseizoens tent zit namelijk in meer dingen dan alleen de balans tussen ventilatie en isolatie. Vierseizoens tenten zijn meestal stormvaster dan hun drieseizoens collega’s. Ze hebben bijvoorbeeld meer of sterkere stokken of meer bevestigingspunten voor scheerlijnen. Ook worden bij vierseizoens tenten nogal eens materialen gebruikt met een grotere waterdichtheid dan die van drieseizoens tenten, met name voor het grondzeil. Ziedaar waar het spek gaat stinken, want de logica ervan is zoek. In de warmere seizoenen regent het net zo hard en net zo nat als in de herfst en winter, op de Waddeneilanden waait het altijd. Het is dus niet bijzonder nuttig dat een drieseizoenstent minder waterdicht en minder stormvast is.

Dus: laat het seizoens-label van de tent niet de doorslag geven bij de keuze van je tent, maar kijk naar de eigenschappen van de tent (isolatie, ventilatie, waterdichtheid, afspanpunten, sterkte van de stokken) en zet die af tegen de weersomstandigheden die je verwacht. Fietsen in Ierland, in de zomer? Neem vooral een goed waterdichte en windvaste vierseizoens tent mee. Kriskras door Griekenland in april? Een drieseizoens onderkomen is genoeg.

Specials: de vijfseizoens tent

Er zijn meer seizoensaanduidingen. Een vijfseizoens tent (of expeditietent) is bedoeld voor gebruik in sneeuw, felle kou en op hoogte. Isolatie en stormvastheid (op hoogte waait het altijd, en hard) zijn de belangrijkste kenmerken. Dat betekent: meer en sterkere stokken, buitentent omhult de binnentent volledig (stilstaande lucht), grote lussen aan binnen en buitentent zodat je sneeuwharingen, ski’s of skistokken kunt gebruiken om de tent vast te zetten. Gazen deur van de binnentent zit aan de binnenkant, anders blijft er opgewaaide sneeuw in hangen. Buitendoek zit strak gespannen om geklapper van het tentdoek (= niet slapen) te voorkomen. Geen horizontale vlakken waar sneeuw op blijft liggen (instorten). Ventilatie is alleen belangrijk voor de gezondheid van de tentbewoners, niet voor afvoer van condens: de vorstgrens ligt binnen de tent, condens bevriest dus meteen tegen de buitentent of in de binnentent. Relevant voor fietsers? Beperkt. Het lastige aan een kampeer-fietstocht in hartje winter is niet de kou, daar heb je spullen voor, maar de vraag hoe leuk het is om te fietsen op spiegelgladde aangereden sneeuw (fietspaden) of door verse sneeuw (bospaden) die tussen banden en spatborden gaat zitten. Aan de andere kant: alles kan, als je maar graag genoeg wilt.

The North Face Mountain-24 Sarek

The North Face Mountain-24 (expeditietent) in Sareks nationalpark, Zweden. Ingegraven in de sneeuw, met ski’s en skistokken vastgezet. Omdat er geen paden zijn en onze sporen waren dichtgesneeuwd moesten we de volgende morgen aan de hand van het kompas uitvinden waar we vandaan gekomen waren.


Stap 3: Gewicht, afwerking en prijs

Gewicht, materiaalgebruik (afwerking) en prijs zijn bij tenten sterk met elkaar verbonden. ‘Je betaalt ook voor het merk’ is, zonder naïef te willen zijn, bij uitrusting minder aan de orde dan bij kleding. Een tent is geen T-shirt met merknaam. Betere materialen betekent meestal een hogere prijs en een lager gewicht. Daarbij loopt de afwerking (stikwerk, slimme details) meestal gelijk op met materiaalkeuze: high-end tenten zijn doorgaans beter afgewerkt. Ziedaar de keuze die je moet maken: uitgaande van dezelfde ruimte (stap 1) en hetzelfde tentontwerp (stap 2) bepaalt je budget welk gewicht en welke kwaliteit je tent heeft (hoe lang deze meegaat). Of bepaalt de kwaliteit en het streefgewicht van je tent de prijs ervan. Daar zijn allerlei uitzonderingen voor te vinden, maar in grote lijnen is dat het mechanisme. Bij lichtgewicht tenten, niet bij hoera-bijzettentjes van de sportsupermarkt.

MSR Hubba Tour 3

MSR Hubba Tour 3, ons onderkomen tijdens tochten met z’n tweeën. Bedoeld en gelukt als fietstent. Voorportaal heeft ruimte voor alle fietstassen, schoenen en meer. Driepersoons dwarsslaper, 3370 gram inclusief footprint. Topper.


Stap 4: Vorm

Vrijwel alle lichtgewicht tenten maken gebruik van boogstokken, die ervoor zorgen dat je tent niet al te veel last heeft van schuine wanden: een boogstok gaat vrij recht omhoog, om daarna de kromming te maken naar het dak. Dat schept ruimte. Twee klassieke vormen van boogstoktenten zijn de tunneltent en de koepeltent.

Tunnel

Bij een tunnel zorgen een aantal halve bogen voor de tunnelvorm van de buitentent, waaronder plaats is voor de slaapruimte (binnentent) en een luifel. De boogstokken gaan meestal door sleuven in de buitentent, die je als eerste opzet. Daarna hang je de binnentent erin. De meeste tunnels zijn lengteslapers: de bewoners slapen in de lengterichting van de tent. Voor de luifel is dat een groot voordeel. Een even diepe (lange) luifel kost bij een lengteslaper namelijk minder tentdoek dan bij een breedteslaper, waardoor de ontwerper de luifel bij een tunnel wat dieper kan maken zonder dat dat de tent veel zwaarder maakt. Veel Scandinavische tentbouwers kiezen voor tunnels, omdat een grotere luifel bij wildkamperen met regen of muggen handig is. Hierdoor kan een ruime tunneltent toch licht blijven. Nadeel van een tunnel is de dramatische ‘natuurlijke’ (zonder gebruik van scheerlijnen) windvastheid, omdat de boogstokken elkaar niet kruisen of ondersteunen. Daarom heeft de tunneltent (een expeditietent) in de sneeuwfoto hierboven – genomen in Sareks nationalpark, Zweden – vier kruisende boogstokken in plaats van twee halve bogen. Deze constructie maakt de tent wel zwaarder, maar ook veel sterker (windvaster) en zorgt bovendien voor een puntdak waarop geen sneeuw blijft liggen. De windvastheid van een tunnel kun je voldoende opkrikken met scheerlijnen aan weerszijden van elke boogstok, maar het is wel iets om rekening mee te houden. Zet een tunneltent bovendien altijd met de kont in de wind.

Koepel

Met de koepel begon ooit de revolutie van de boogstoktent, die de klassieke noktent (waarbij een of twee stokken als bij een circustent het tentdoek omhooghouden) verving. Een klassieke koepel heeft een belangrijk voordeel en een net zo belangrijk nadeel. Het belangrijkste voordeel is de stormvastheid van het ontwerp, waarbij elkaar kruisende boogstokken (meestal vier stuks) door sleuven in de binnentent lopen en zo een geïntegreerd geheel vormen dat enorm goed bestand is tegen wind. Expeditietenten zijn zonder uitzondering koepels of, zoals in de sneeuwfoto hierboven, tunnels die als koepel zijn geconstrueerd. Ook zijn koepeltenten relatief hoog en bieden ze veel bewegingsvrijheid voor de bewoners. Nadeel is dat een of twee slapers een rechthoek vormen, en een koepel een ronde (of zeshoekige) basis heeft. Hierdoor ontstaan aan weerszijden van je (beide) slaapmat(ten) relatief grote oppervlakken die je eigenlijk alleen voor je spullen kunt gebruiken. Een koepel is daarom, en door het grotere aantal stokken, relatief zwaar – maar ‘bomvrij’ en onder alle weersomstandigheden te gebruiken.

Tussenvorm

Je voelt ‘m al aankomen: veel lichtgewicht boogstoktenten zijn een tussenvorm tussen de bovenstaande ‘oervormen’. Ze zijn meestal gebaseerd op een rechthoekige voetafdruk en gebruiken een minimum aan stokken, die door een slimme vorm en plaatsing toch voor een grote binnenruimte zorgen en – mits goed vastgezet en afgespannen – ook nog aardig windbestendig zijn. De tenten waarin ik op fietstochten slaap zijn allemaal tussenvormen of hybrides.


Stap 5: Kleur

‘Kleur’ zei u? Is dat iets om op te letten? Voor veel kampeerders wel. Wildkampeerders (al dan niet legaal) willen bijvoorbeeld niet opvallen, terwijl sneeuwkampeerders dat juist wel willen – zodat ze zelf of degenen die hen komen redden hun tent gemakkelijk terug kunnen vinden. In Midden- en Noord-Scandinavië wordt het in de zomer ’s nachts niet donker en helpt een donkere buitentent bij het slapen. In de donkere seizoenen heb je met een lichte buitentent langer plezier van het aanwezige licht. Daarom: kleur.

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.