Gisteren is het een week geleden dat ik op station Amersfoort uit de trein stapte, dezelfde trein als waar ik 5 uur en 52 minuten eerder op Berlin Hauptbahnhof instapte. Ik ben terug van mijn tocht naar Berlijn. En heb met de dag meer heimwee. Het was een tocht die als een reis voelde, en die zich gedroeg als de herfst zelf. Ik heb dagen in de regen gefietst, ik heb dagen onder een blakend blauwe hemel gefietst. Er waren dingen aan m’n fiets waar ik iets mee moest, dingen op de route waar ik een oplossing voor moest vinden. Ik heb de allerliefste en zorgzaamste pension-mevrouw ontmoet, ik heb ontbeten in de uienlucht van een DDR-hotel, geslapen op een uitgestorven campingveld, in een donker boerendorp. Ik heb urenlang over grindwegen gedenderd, over zoenasfalt gereden en honderden kilometers tussen de bomen. En ik heb op de Brocken gestaan.
Al is het nog maar begin november, voor mij is de eindsprint naar 31 december begonnen. Mijn planning om opdrachten voor het einde van het jaar afgerond te hebben is begonnen. Veel tijd om te schrijven heb ik de komende weken niet, maar ik zal me zo nu en dan losrukken, om me te verliezen in oranje beukenbladeren, brekende wolken, Konditoreien met de geuren van koffie en brood. Om woorden te vinden voor het gevoel van onderweg te zijn, door een bekend en onbekend land, naar de stad die een stukje meer mijn stad is geworden.