Afgelopen weekend ben ik teruggekeerd van een uiterst geheime expeditie, die naar de Zuidpunt. Ik heb het niet aangekondigd, heb geen aanlooppagina gemaakt, maar ben in het geniep gaan fietsen. Wat ik niet aankondig, hoef ik ook niet af te kondigen, maar kan in stilte de prullenbak in glijden. Dat was niet nodig, de tocht kwam er. Zes dagen, naar de zuidelijkste punt van Nederland en terug.
Het was een eenvoudige tocht en een tocht met fases. Toen ik wegfietste geloofde ik niet dat ik het avontuur nog zou tegenkomen. Dat had ik afgeleerd, avontuur was een abstractie geworden. Maar ik moest fietsen, ik moest weg. Op die tocht is er iets gebeurd. Eigenlijk is er van alles gebeurd. Ik ben steeds vroeg gestart, op de laatste dag met een zon die net boven de horizon uitkwam, met handschoenen aan en een muts op. Ik had snijdende wind van opzij, en ook verbrande lippen in bijna twintig graden. Mariakapellen waar ik het hoofd boog, heuvelend land waarin ik me ver weg waande en ik zomaar de tranen in m’n ogen kreeg. Door het weerzien van heuvels en door de terugkeer van het gevoel weg te zijn – zo erg had ik dat gevoel gemist. Ik heb de Rome-route aangeraakt en ik heb mezelf een belofte gedaan die ik de komende weken met me meeneem.
Naar de Zuidpunt is de naam van het verhaal, dat ik de komende tijd voorrang zal geven boven andere verhalen die ik nog niet verteld heb. Hoe een tocht zonder verwachtingen een keerpunt werd. Tot nader.