De wekker is nog niet gegaan, ik doe m’n ogen open en zie de vuilwitte schemer achter de gordijnen en het raam dat op een kier staat. Buiten fluit een merel, alles om hem heen is stil om naar ‘m te luisteren. In de zomer is hij de late avond, in het voorjaar de vroege ochtend. Hij is een voorbode, van een stoet die nog straten, steden en landen ver weg is, maar die niettemin nadert. Hij is nu het voorjaar dat een heel zacht tikje op mijn deur geeft.
De straten zijn leeg en donker. Ik fiets zoals altijd op vrijdagmorgen met Elsbeth mee naar haar school in Den Dolder. Ergens in het komende uur zal het gaan sneeuwen, maar dan zijn we waarschijnlijk al in Den Dolder, of ben ik alweer terug in Amersfoort. Voorbij het station vallen de eerste vlokjes, als vederlichte regendruppels die hun vallende lijn niet kunnen houden. IJsvliegjes die zwermen, wit water dat geruisloos valt. Het worden er meer, veel meer. Ze waaien in m’n ogen, die ik wijd open heb om niets te hoeven missen. Fietsen in de vallende sneeuw, dat doe ik met geluk eens per jaar. Tegen de tijd dat we door het bos langs de dierentuin fietsen, is het fietspad wit. Bij de spoorwegovergang is dat wit onwerkelijk geworden, alsof ik, onder de bomen vandaag gekomen, nu in Narnia fiets. De spoorbomen sluiten, de rode lampen geven een lichtshow op de sneeuwdeken. Ik maak een foto, en nog een en nog een. Ben ergens anders, vind het fantastisch.
Aan het verhaal over de Maasroute heb ik de afgelopen weken twee fietsdagen kunnen toevoegen, dag 4 en dag 5, nu te lezen. Dag vijf eindigt met mij, zittend op een picknickbank op een camping in Godinne, België. M’n zintuigen in rust en toch helder, ik neem het vredige van de zomeravond in me op en beleef het moment. Een moment van geluk.
Tot snel weer.