De trein rijdt Utrecht binnen en passeert een trage sprinter. Na een korte stop op Utrecht CS rijdt de trein dadelijk achteruit, in dezelfde richting als vanwaar hij kwam, nu niet naar Amersfoort maar naar Rotterdam. Er zijn altijd reizigers die verschrikt om zich heen kijken (gaat dit wel goed?), net als ik de eerste keer. Ik ben op weg naar Middelburg, naar Rijkswaterstaat waarvoor ik een tunnelplan schrijf. Een veiligheidsbeheerplan, dan weet je dat ook meteen. Als ik in de trein zit en op m’n Macbook lees en schrijf, denk ik aan Joanne Rowling. Die bedacht het verhaal van Harry Potter in een vertraagde trein naar Londen. Mijn situatie, nu, is duidelijk anders. Mijn trein heeft geen vertraging. Kijkend uit het raam denk ik en schrijf ik. Een stukje over ‘iemand’ om te vertellen dat dag 7 van de Maasroute erop staat en nu te lezen is.
Vorige week leverde ik bij m’n boekhouder de dingen in die hij nodig heeft om de jaaraangifte over 2022 te doen. Mijn omzet was lager dan in de voorgaande jaren, het kwam zo uit met opdrachten en facturen. Met die omzet komt het weer goed in 2023, maar het zette me aan het denken. Ik heb veel geschreven vorig jaar, er ging geen dag voorbij zonder dat ik sleutelde aan nieuwe of oude verhalen. “Eigenlijk werkte je parttime” zegt Elsbeth. Ik beaam het, schrijven voelt niet als werken. Ik verdien er bovendien geen cent mee. In m’n werk en op reünies van m’n KMA-jaar zie ik mannen en vrouwen met dezelfde achtergrond als ik, met titels, studies en capaciteiten. Daar word ik soms onrustig van, twijfelend aan de keuzes die ik gemaakt heb. Ik twijfel extra hard als ik ze generaal heb zien worden, adviseur op instituten als Clingendael, managers op aanzienlijke functies. Een enkele schrijver die publiceert. Ze zijn iemand geworden, ze hebben iets gedaan met hun talenten.
Ik ben van veel dingen iets geworden, maar van niets alles. Ik had werk kunnen maken van een carrière, leiding kunnen geven zoals ik eerder gedaan heb, verantwoordelijkheid dragen, misschien zelfs bekend kunnen worden. Iemand kunnen worden. Ik praat erover met Elsbeth. “Dat kan ik wel, maar als ik eerlijk ben vind ik het niet leuk genoeg”. De voortdurende alertheid die je moet hebben en het podium waar je op staat trekken me niet. Leidinggeven heeft nooit rust omdat het niet alleen over sturen gaat, maar ook over zorgen, het gaat altijd over mensen. “Jij moet gewoon schrijven” zegt ze, “en dromen”. Ik realiseer me dat m’n onrust vooral gaat over accepteren wie ik ben. Dat ik iemand ben zonder iemand te zijn. Ik vind het nog steeds moeilijk.
Op Rotterdam CS, dat ik een van de fijnste stations van Nederland vind, kijk ik voorbij de in- en uitcheckpoortjes de stad in. De keren dat ik hier moest zijn kwam ik voor de Maastunnel. Ik heb er foto’s gemaakt tijdens nachtelijk onderhoud, ben in de monumentale ventilatiegebouwen geweest, heb met tunnelinspecteurs on the job een frietje gegeten tijdens een pauze. E-learning gemaakt om tunneloperators op te leiden. Ze vonden het wel geinig, zo’n adviseur die op z’n fiets aankwam en geen bruine gaatjesschoenen droeg, maar werklaarzen aandeed en mee de tunnel inging.
Een paar perrons verder zie ik de terminal van Eurostar, het gebouw waarin we een paar weken geleden door de douane gingen en daarna in de trein naar St. Pancras International (Londen) stapten. Met ons vieren, een traditie die we sinds een jaar of vijf hebben. Ik heb er meer heimwee naar dan anders, weggaan en onderweg zijn is het mooiste dat er is. En erover schrijven, het herbeleven, een verhaal maken waar lezers iets aan hebben, op momenten dat ze zelf willen gaan fietsen en in tijden dat de wereld minder mooi lijkt dan hij is.
Van veel dingen iets zijn, misschien is het zo slecht nog niet. Ik zie je, tot nader.