Laat voor het eten

Fietsverhalen en fietsinformatie

Naar Berlijn

Foto hierboven: der Himmel über Berlin, uitzicht vanaf het dak van de Reichstag, oktober 2017.

De tocht van Amersfoort naar Berlijn maakte ik van 16 tot en met 25 oktober 2019, waarbij ik Euroroute R1 volgde. Klik voor het verhaal ervan op een van de onderstaande links. Aan het eind van de lijst staat een pagina met informatie over de route. Onder de links staan de aanloop en voorbereiding van de tocht.

Dag 1 | Amersfoort – Vorden

Dag 2 | Vorden – Darfeld

Dag 3 | Darfeld – Gütersloh

Dag 4 | Gütersloh – Nieheim

Dag 5 | Nieheim – Bad Gandersheim

Dag 6 | Bad Gandersheim – Schierke

Dag 7 | Schierke – Ermsleben

Dag 8 | Ermsleben – Mosigkau

Dag 9 | Mosigkau – Rädigke

Dag 10 | Rädigke – Berlin

Naar Berlijn | Informatie

Kaart fietsroute R1 naar Berlijn

Mijn tocht van Amersfoort naar Berlijn, met een omweg via de Brocken.


De aanloop

Herfst

Op de camping in Göteborg, op de laatste vakantiedag in Zweden, ontmoet ik twee Zwitserse fietsers. Hij is zeker zeventig, met een witte baard en twinkel-ogen. Fietst zes maanden per jaar over de wereld, zijn vrouw gaat in de zomer mee. Stickers van ver weg op z’n fiets, Hilleberg-tent, fietsen is z’n halve leven. Verbinding. We hebben het over Zweden. Hij had het gevoel dat hier inmiddels, het was 20 augustus 2019, de herfst begonnen was. Ik dacht het al te merken – hij zegt het, waardoor het nu officieel lijkt. De herfst. In mijn hoofd geen melancholie over de zomer die op z’n eind loopt of over het goede leven dat weldra eindigt. In plaats daarvan begint in mijn hoofd de onrust. De herfst, daar ben ik nu wel achter, is wat fietsen betreft mijn seizoen. Dat seizoen gaat beginnen. Ik weet al wat ik ga doen, een paar dagen later bestel ik vanaf een camping in Denemarken alvast de gids van de route die ik in de herfstvakantie ga fietsen. Een deel van Euroroute R1, in Duitsland de Europa-Radweg R1. In oktober fiets ik van Amersfoort naar Berlijn.

Bij thuiskomst ligt er een dikke envelop op de keukentafel. De routegids is er (een bespreking ervan staat op de informatiepagina over deze tocht). Lieve help. Ik hoef niet van alles in m’n fietstassen het gewicht te weten (grammenjagen is prima zolang ik er geen last van heb), maar hiervoor maak ik graag een uitzondering. Volgens de keukenweegschaal weegt het ding 398 gram (ter vergelijking: de Benjaminse-gids naar Parijs weegt 328 gram). Waarmee zich direct de vraag voordoet: moet het mee? En wat is überhaupt de toegevoegde waarde van een routegids?

Mijn antwoord op deze vragen staat op de pagina Routes, routegidsen en fietsnavigatie, over mijn ervaringen met door anderen uitgezette routes en de routegidsen die daarbij horen.

De voorbereiding

Bij een tocht begin ik met de bepaling van het aantal fietsdagen en het regelen van het vervoer terug. Als het eerste niet past of als ik het tweede niet rond krijg, wordt het een andere route.

Afstand en het aantal fietsdagen
De R1 tussen Arnhem en Berlijn is 950 kilometer. Maar ik begin niet in Arnhem, maar bij m’n voordeur in Amersfoort. Veel leuker. Dat voegt ruim 50 kilometer toe. De overnachtingsplekken liggen zelden aan de route, dus ik moet er ’s avonds een paar kilometer vanaf, de volgende ochtend een paar kilometer naartoe. Die verbindingen leveren gemiddeld 5 kilometer extra per fietsdag op. Route + aanloop + verbindingen = het totaal aantal te fietsen kilometers.

Uitgaande van de totale afstand bepaal ik het aantal fietsdagen. De twee belangrijkste factoren bij die berekening zijn het terrein en het aantal uren daglicht. Op vlak terrein fiets ik graag 120 kilometer per dag, bij gemengd terrein (nu en dan een klim) zo’n 110 km, in de heuvels of bergen liefst 90-100 kilometer. Ik stop vaak, om te kijken, foto’s te maken en aantekeningen in te spreken. Dat maakt dat ik bij de genoemde afstanden zo’n 10 uur onderweg ben. Bij de indeling in dagetappes kijk ik naar het aantal uren daglicht. In de tweede helft van oktober is het 10-11 uur licht, dus kan ik de genoemde afstanden helemaal bij daglicht fietsen. Wil ik langere afstanden doen, dan fiets ik (in oktober) wel deels in het donker. Dat gebeurde op mijn tocht naar Parijs, waarvoor ik vijf dagen had, met gemiddeld 130 km per dag in gemengd terrein.

Naar Berlijn is vlak, gemengd en heuvelachtig. Ik mik daarom op 110 km per dag. Door een omweg door de Harz is Amersfoort-Berlijn ongeveer 1070 kilometer. Ik ga dus tien dagen fietsen, plus een dag in Berlijn en een dag voor de terugreis. Met die wetenschap kan ik het vervoer terug gaan regelen.

Prepareren fiets vliegtuig

Fiets prepareren voor de vluchten Chiang Mai-Bangkok en Bangkok-Delhi. Een lokale fietsenmaker had een doos over, vette mazzel.

Vervoer terug
Terug naar huis ga ik met de trein, op korte afstanden vlieg ik niet. Fiets in het vliegtuig is voor mij lang geleden, er valt in Europa genoeg te fietsen. Als je vanaf Amsterdam vliegt, waar Schiphol fietsdozen verkoopt (bagagedepot in de kelder onder de centrale trap van Vertrek 1 en 2, kost € 30, weegt 5 kilo, afmetingen 99 x 21 x 175 cm, stand juli 2024) en waar grondpersoneel weet wat ze daarmee wel en vooral niet moeten doen gaat dat goed. Wanneer je vanaf dezelfde luchthaven terugvliegt, kun je de fietsdoos daar tijdens je tocht stallen en opnieuw gebruiken voor de terugvlucht. Maar bij de meeste andere scenario’s is vliegen met je fiets gedoe. Tijdens m’n reizen vaker gedaan: altijd gelukt, nooit fijn. Je moet ergens een doos of karton vandaan halen, tape, bubbelplastic, alles wat je kunt vinden om je fiets te beschermen. En dan moet de carrier (de luchtvaartmaatschappij) het ook nog begrijpen en wat gewicht betreft toestaan. Want je fiets eet een groot aantal kilo’s ruimbagage op die op een economy-ticket zonder bijbetalen mee mogen. Je fietstassen, tent en alle andere zooi als handbagage meenemen lukt niet. Not even close. Dan is het nog afwachten of de koffersjouwers je heilige fiets niet lomp op een kar smijten (gezien) of onderop de stapel koffers leggen. Alternatieven binnen Europa zijn fiets in de trein of laten ophalen door bijvoorbeeld Camino fietstransport. In de intercity’s van Berlijn naar Nederland is ruimte voor een aantal fietsen. Op tijd boeken dus, en telefonisch via NS International, want een treinticket voor jezelf lukt online wel (via NS International of Deutsche Bahn) maar een ticket voor je fiets snappen de websites van NS of DB nog niet. Begin september geboekt, easy, € 75,90 voor fiets en fietser samen (stand: september 2019), 6 uur onderweg naar Amersfoort, fiets in dezelfde trein. Niks meer aan doen.

Fiets in de trein Berlijn

In de trein tussen Berlin Hbf en Amersfoort.

Naschrift: en zo ging het ook, probleemloos. Haal op het perron alle bagage van je fiets (verplicht). Buiten heb je veel meer ruimte om dat te doen en met fiets-met-bagage kom je in de trein de deur niet door. In de wagon hang je je fiets verticaal met je voorwiel aan een haak. Let op het nummer van je fietsplaats, dat staat op je ticket. Er is beperkt (rechts naast de haken op de foto) ruimte om je fiets op twee wielen neer te zetten. Mijn op nummer gereserveerde zitplaats was in dezelfde wagon als m’n fiets, dus kon ik onderweg af en toe checken hoe het met m’n tochtgenoot ging. Op Berlin Hauptbahnhof (Hbf) had ik genoeg tijd om eerst (leek me diefstal-veiliger) m’n tassen, daarna m’n fiets in de trein te tillen. In Amersfoort stopte de trein net zo kort als bij een gewone intercity, en moest ik meer haast maken. 

Slapen
Ik slaap het liefst op campings, maar ik schrok ervan hoe dun die op weg naar Berlijn gezaaid zijn. Van de negen nachten onderweg slaap ik er vier op een camping. Bummer. Overnachtingsplekken staan zelden op de goede plaats. Ik stap daarom af van het idee dat zo’n plek aan de route moet liggen. Als je dat als voorwaarde stelt, beperk je jezelf enorm in de keuze van plekken die in aanmerking komen en wordt een evenwichtige indeling van etappelengtes veel lastiger. Lijkt me niet nuttig, die voorwaarde stel ik dus niet. Een paar extra kilometers neem ik voor lief als dat een betere etappe-indeling oplevert.

17 September

Ik fiets terug naar huis van een overleg in Utrecht. Als ik voor m’n werk in Utrecht moet zijn, zo’n twee keer per week, doe ik dat op de fiets. Toen ik jaren geleden voor de zoveelste keer stilstond op de A28 heb ik mezelf ongenadig op m’n donder gegeven. Ik werd heel boos. Niet op m’n medeweggebruikers, maar op mezelf. ‘Als jij beweert dat de bovenkamer niet geheel leeg is, en nog functioneert ook, waarom doe je daar dan niets mee, konijn?!’ Zo ongeveer. ‘Je weet dat autorijden in de spits een verschrikking is, en toch…’. Dat werk. De vraag is heel simpel: waarom doe ik mezelf dit aan als het niet hoeft? Ik word ongelukkig van het speelbal zijn van drukte en dus van anderen (het adagium van OV-vermijders: “in m’n auto heb ik de vrijheid!” Juist ja. Nog op de weg geweest, onlangs?), van stilstaan als een mak schaap in een voorspelbare rij auto’s, van weggegooide tijd en aandacht. Ik word het ongelukkigst als ik bedenk dat dit alleen komt door m’n eigen luiheid, en door een gebrek aan creatief denken.

Brandenburger Tor

Brandenburger Tor, juli 2016.

Ik ga inmiddels al een aantal jaren op de fiets naar Utrecht, altijd. Als ik verder moet dan Utrecht ga ik met de trein, soms met de fiets erin om terug naar huis te fietsen. Ik zie de natuur veranderen, ik heb tijd om na te denken, vooruit te denken, terug te denken. Heel soms word ik nat, heel soms is het buiten warmer dan ik zou wensen. Maar altijd ben ik blij dat ik fiets, dat ik m’n eigen weg ga en de hele wereld van files, ergernis, drukte-stress en parkeerellende van me afschud. Ik ben buiten geweest en heb bewogen. M’n hoofd is opgeruimd, m’n lijf alert. Zo simpel is het, echt waar.

Terwijl ik door de straten van een verlaten buitenwijk fiets, waait de wind gele bladeren over het zwarte asfalt. Bladeren die tollen en over het wegdek ritselen. Het zijn de eerste. De warmte is uit de lucht en komt niet meer terug voordat het april is. De wind doet me m’n jas dichtritsen. De natuur neemt afscheid van dat wat in april nog nieuw was. De herfst waait en ritselt. Thuis bereid ik de tocht naar Berlijn voor, waarbij langzaam het idee groeit dat dit een andere tocht wordt dan die naar Parijs, of alle andere tochten van de afgelopen jaren.

Die duurden steeds zo’n 3-4 dagen, de tocht naar Parijs was 5 dagen. Over Amersfoort-Berlijn ga ik tien dagen doen. Er komt een lach op m’n gezicht als ik denk aan waar dit op lijkt. Een revalidatietraject. Na lang niet met bagage gefietst te hebben eerst korte tochten die een lang weekend duren. Daarna vier dagen, vijf, en nu tien. Met het fietsen naar Berlijn ga ik een soort grens over, daarom voelt de voorbereiding anders. Voor 4-5 dagen kan ik nog schone kleren meenemen, met name sokken. Voor tien dagen doe ik dat niet. Er moet wasmiddel mee. Op tien dagen niet scheren reageert m’n huid slecht. Scheerzooi mee. Ik word afhankelijker van winkels onderweg, het voedsel in m’n tassen zal alleen een startvoorraad zijn. Dit is een iets ander bagagepakket, het zelfde als wanneer ik naar Rome fiets. En dat voelt alsof ik dat binnenkort al ga doen, en dat voelt erg goed.

Als in het kleuterliedje.

23 September

Ik rijd een trainingsrondje zuid van Amersfoort. Als ik de stad verlaat doe ik alsof het al 16 oktober is en ik hier opnieuw fiets, op weg naar het startpunt van de route in Arnhem, naar Vorden voor de eerste nacht, naar Berlijn. Dat lukt, ik sta ervan te kijken hoe goed. Vóór me liggen tien dagen fietsen, twaalf dagen weg. 1070 Kilometer waarin ik alleen ben, alleen en vrij. Ik voel het in m’n hele lijf, ik voel me 6 jaar en het is over een paar weken Sinterklaas, ik voel me 10 en ik ben bijna jarig.

5 Oktober

Het heeft tien dagen achter elkaar geregend. Zo voelt het. Het moment van de waarheid, nu de herfst niet alleen bestaat uit getemperd licht en een milde temperatuur. Dag na dag zwaai ik buiten in de spetterregen Dirk en Sietse uit, die naar school vertrekken. Ik ruik het gras en de struiken. Het is fris, op het gras liggen de eerste bruine bladeren van de catalpa in de voortuin. Ook in de regen is dit mijn seizoen. Maar vandaag blijft de regen weg. Ik ga naar Lage Vuursche, naar een veldrij-clinic van de wielervereniging. Ik coach de jongste renners op hun nog schone veldrijfietsen, de eerste hellingen op, de eerste hellingen af. Kuilen, bochten, zand, takken op het pad. Een enkele traan aan het begin van de ochtend, als alles nog eng is. De glundering van ‘ik kan de wereld aan’ als diezelfde ochtend voorbij is. Geweldig om te doen. Op de terugweg door het bos staan paddestoelen in de berm. Op een grote paddestoel / rood met witte stippen / zat kabouter Spillebeen / heen en weer te wippen. Een enkele keer is een paddestoel precies zoals in het kleuterliedje. Nog 11 dagen te gaan.

In de buurt van Loosdrecht.

8 Oktober

Het is schemerdonker als ik opsta, het eerste ochtendlicht is zwak door het grijs in de lucht. Het gras en de bladeren in de achtertuin glimmen van het vocht, takken bewegen. De natuur is aan het loslaten. M’n rugspieren zijn stijf, er zit een glimp verkoudheid in m’n hoofd, hoewel ik lang genoeg geslapen heb wil ik eigenlijk niet beginnen met de dag. Dat is een teken. Een teken dat m’n gestel reageert op het verdwijnende licht, en m’n hoofd daarin mee dreigt te gaan. Ik moet vandaag voor twee overleggen op de TU Delft en in de bouwkeet van het project Rotterdamsebaan (Den Haag) zijn. Ik besluit met de trein te gaan, fiets en fietstas mee. De lichte malaise die m’n lijf binnensluipt ga ik resetten. Buiten zijn, de herfstlucht voelen en ruiken, een lange tocht om fysiek moe te worden en de balans te herstellen.

Als ik in Den Haag klaar ben met m’n werk kleed ik me om en stap op, terug naar Amersfoort. Al op de eerste honderd meter voelt alles in me dat dit goed is. Ik fiets een lang stuk langs de Vliet, langs Leidschendam en Leiden. En buig af naar het oosten, naar Hoogmade, Woubrugge en Mijdrecht. Ik passeer fietsers in een T-shirt, en verkeersregelaars die zo dik ingepakt zijn alsof de poolwind elk moment de ijsberen strepen trekkend voorbij laat schuiven. Het gaat schemeren, ik doe m’n licht aan. In de bermen krijgen de kastanjes als eerste bruine bladeren, de stekelige bolsters liggen groen en bruin op het fietspad. De maan komt op, iemand in de hemel vindt het sterren-lichtknopje. In het halfdonker stop ik in de buurt van Loosdrecht, kijk uit over het water en sta 10 minuten gelukkig te zijn. M’n spieren zijn wakker, m’n hoofd is alert en opgeruimd. Een nieuwe balans en een nieuwe spirit. De herfst onderga ik niet, maar beleef ik. Nog 7 dagen.

10 Oktober

Een bijna warme zon zet de huizen en de tuinen in helder licht. Aan de horizon heeft iemand dat licht uitgedaan, waar donkergrijze wolken in een bizar contrast Amersfoort voorbijgaan. Ik ben zoveel mogelijk aan het afronden, in huis en bij m’n opdrachten. Al ga ik maar anderhalve week weg, ik wil gerust op de fiets zitten. Ik wil niet dat iemand last heeft van mijn afwezigheid. Zoals altijd in de week voor een tocht komt de vertrekdag te snel dichtbij. Er moet nog van alles. Vind ik. Al na 10 minuten fietsen ben ik dat gevoel kwijt, maar nu nog niet. Ik ben in flarden bezig met de aanloop, maar wil me er niet op richten. Eerst andere dingen.

Brandenburger Tor, als projectiescherm van een lichtshow, oktober 2017

Brandenburger Tor, als projectiescherm van een lichtshow, oktober 2017.

Geen avontuur, wel avontuur

Zoals altijd kort tevoren moet ik mezelf overtuigen van het briljante van m’n fietsplan. Dat lukt maar ten dele. Ik verheug me niet op de eerste dagen. Ik verwacht daar geen avontuur. De voormalige BRD is aangeharkt, georganiseerd, geregeld. Niet zo panisch en tenenkrommend als in Zwitserland of Südtirol (ik ben nergens anders op de wereld als zwerver weggejaagd terwijl ik een middag-eetpauze hield tegen de muur van een supermarkt), maar wel veel meer dan bijvoorbeeld in België. De stukken die ik in West-Duitsland gefietst heb waren landschappelijk in orde, maar ik miste de rommelerven van de Belgische Ardennen of de zonderlinge campingeigenaar die je ’s avonds laat nog wil inschrijven en een euro rekent voor een blikje cola. Ik ben bang dat ik Wallonië ga missen, de vestingkerken en landhuizen op weg naar Parijs. Waar ik me wel op verheug zijn de stukken bos, de rustige landwegen en de nog rustiger paden tussen de bomen. Waar ik me heel erg op verheug is als er bij Detmold hoogtelijnen op de kaart komen en het land gaat golven. Als ik de Harz bereik, het middelgebergte waar dertig jaar geleden het IJzeren gordijn dwars doorheen liep. De voormalige grensovergangen met de DDR, die ooit voor mij – in mijn tijd als infanterieofficier – een niet mis te verstane lading hadden. Ik verheug me op de mist bovenop de Brocken, de koude morgens in de Harz, het land dat verandert alsof de DDR nog bestaat.

Fernsehturm Berlijn

De televisietoren, gebouwd in de DDR-tijd.

Berlijn

Het lijkt me geweldig om in Berlijn aan te komen. Parijs deed me weinig, Berlijn doet me veel. De stad beweegt, ontwikkelt, vernieuwt. Ik was er toen de Vopo’s nog patrouilleerden op de Alexanderplatz, en me dreigden te arresteren omdat ik hen had gefotografeerd. Als 5-VWO scholier, in een ander tijdperk. Ik was er de afgelopen jaren een paar keer met Elsbeth en de mannen, en we vonden het geweldig. De grote gebouwen, het straattheater dat overal is, de grote zondag-rommelmarkt in het Mauerpark, de rafelige en ontzettend indrukwekkende ruïne van de Gedächtniskirche. Bahnhof Zoo (van ‘Christiane F. – wir Kinder vom Bahnhof Zoo‘ die ik als middelbare scholier zag en nooit ben vergeten). Nefertiti (moeder van Toet-ankh-amon, Toet-kind van-Amon), ik zag haar eindelijk in het echt, fabelachtig. De Muur, de televisietoren, de socialistische bouw rond Alexanderplatz. Brandenburger Tor, waar mijn tocht eindigt. In Berlijn beleef je de geschiedenis, maar voelt het alsof het nieuw en nu is.

Hell, ik geloof dat ik er heel veel zin in heb.
Nog 5 dagen.

14 Oktober

Opstaan gaat nu echt in het donker, lichten moeten aan waar ze voordien uit konden blijven. In de lucht hangt vocht, de hemel is licht en lichtgrijs, het regent even. Ik lig ’s nachts in bed een tijd wakker, met in m’n hoofd alle dingen die ik nog moet doen voordat ik kan vertrekken. Ik moet nog niet denken aan dat vertrek, het kan nog niet. Dingen regelen, offertes maken, opdrachtgevers bellen, taken wegzetten die nu nog in de lucht hangen. Voordeel van een tussentijdse vakantie is dat het me dwingt om restjes weg te werken die niet kunnen wachten tot na m’n terugkeer. Dat lukt vandaag, en ik gun mezelf tijd om nog wat pensions te bellen waar ik wil overnachten. ’s Avonds in het halfdonker aankomen in een doodstil dorp om dan te ontdekken dat de kamers vol zijn wil ik niet. Niet na 115 kilometer, in de regen, als het volgende dorp oneindig ver lijkt. Ik heb wel mails gestuurd, maar bijna niemand heeft gereageerd.

Aan de telefoon klinkt een vrouwenstem, van een pension ergens diep in de voormalige DDR. Ik stel me een vrouw voor met boerinnenhanden, ravenzwart haar en een zachte lach. Om haar middel een bloemetjesschort, achter haar een blauw-emaille pan waarin vergeten groenten staan te pruttelen. Er is nog een kamer, of ik ook Frühstück wil. Zeker. Dat wordt dan wel 30 euro inclusief kamer, of dat goed is. Dat is goed. Ik ga straks fietsen in wat helemaal niet zo ‘gewoon’ Duitsland is als het lijkt. De camping in de Harz, waar je geen tentplek kunt boeken, verzekert me dat er plaats zal zijn op het veldje op 600 meter hoogte. De puzzelstukken grijpen in elkaar, nog maar een paar open stukken. Een andere camping, een van de weinige onderweg, reageert op m’n mail: er is plaats. Wir freuen uns. Ik ook, heel langzaam besef ik wat ik ga doen. Nog 2 dagen.

(klik)

15 Oktober

Buiten heerst een voorjaarslicht, de lucht was bij het opstaan wolkenloos. De rust is terug, buiten en in mezelf. Gisteravond liep ik volledig labiel door de Albert Heijn, achter Elsbeth aan als een man die geen idee heeft wat er in het huishouden omgaat en werktuigelijk in het karretje legt wat zijn vrouw hem aangeeft. Inkopen voor de komende dagen, als ik er niet ben. Maaltijden waarbij ik niet aan tafel zit. Ik krijg plotseling de tranen in m’n ogen, langer weggaan is minder gemakkelijk als je mensen hebt waar je zoveel van houdt. Sietse zegt dat hij me gaat missen, heel direct, met die heldere ogen van ‘m. Maar hij zegt dat ik me niet schuldig moet voelen. Dat ik immers ga fietsen omdat ik dat heel leuk vind, niet om niet bij hen te zijn. Als hij binnenkort op groep 8 kamp gaat, is hij ook een paar dagen weg.

Het is bijna klaar, de lijstjes hebben nog maar een enkele regel. M’n fiets gecheckt, stuurhouder voor m’n videocamera erop gezet. Ik ga m’n spullen bij elkaar zoeken en m’n beide achtertassen vullen. Ludovico Einaudi speelt op de achtergrond, Day seven van zijn reeks over wandeltochten in de Alpen. Wonderschoon.

Een pingeltje, m’n agenda geeft een melding. Morgen: Fietsen naar Berlijn.

2 reacties

  1. Wij zijn net terug, je artikel was een leuke inspiratie om zelf te vertrekken.

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.