Foto hierboven: ochtendlicht tussen Amersfoort en Leusden.
Het is een gewone zaterdag als ik Elsbeth een kus geef en haar beloof elke avond na aankomst van me te laten horen. Het is de laatste zaterdag van september als ik haar omhels en wegfiets in het schemerdonker. Het is kwart over zeven op een gewone najaarsdag als ik begin met het plan om in tien dagen naar de Middellandse Zee te fietsen. Op het gras van de voortuin liggen de eerste bladeren van de catalpa, over het fietspad op het talud langs het spoor beweegt het silhouet van een fietser.
Opdracht
Vanaf de fietsbrug over de Eem zie ik links de verlichte Koppelpoort, een van de stadspoorten van Amersfoort. ’s Avonds staan hier vaak statieven, als fotografiestudenten bezig zijn met – vermoed ik – een opdracht die over opnames met weinig licht gaat. Ik zet m’n fiets op het voetpad en maak een foto voor een eigen opdracht: leg het begin van de tocht vast.
Toch gelukt
Eigenlijk is het best laat. Hoewel, in mijn plan ga ik uit van fietsdagen van twaalf uur, ik heb tot vanavond half acht licht dus het gaat nog steeds goed. Ik had eerder willen starten maar lag er gisteren pas na middernacht in. Toch nog alles op de weegschaal gelegd, ik wilde weten wat m’n jacht op overbodige spullen en kilo’s had opgeleverd. Ik weeg alles, no cheating, ook de start-voedselvoorraad met instantmaaltijden en grijpvoer, ook m’n jas, telefoon, gps. Alleen het water in de bidons niet. Ik kom aan 13,35 kilo. Naar Rome, zie ik in de archieven, had ik precies acht kilo meer bij me. Ik durfde niet te hopen op zo’n groot verschil, maar het is me toch gelukt.
Langs de Kersenbaan fiets ik de stad uit, in de stilte van de zaterdagochtend. Een fijne manier om Amersfoort te verlaten, over een breed fietspad dat de drukte vermijdt. Er staat weinig wind, de lucht voelt fris. Een krantenbezorger ordent de inhoud van z’n volle tassen. Een auto met ‘koffiebar’ op de zijkant rijdt naar een evenement. Een jonge voetballer met rode sokken fietst naar een vroege wedstrijd. Ik ben totaal ontspannen, vanmorgen nam ik voor alles de tijd.
De eerste kilometers buiten Amersfoort lijken op die naar Parijs. Over de weilanden ligt de nevel van een koele nacht, de zon schijnt er maar net bovenuit. Een rood-oranje bal die bij het stijgen donkergeel, geel en uiteindelijk wit wordt. Toen, in 2018, ging ik vrijwel op hetzelfde moment weg, maar was het zeventien dagen later en een stuk donkerder. In het bos van Den Treek trekt de schemer weg. Links de zon, rechts nog steeds de volle maan boven de bomen.
Vaste waarde
In Woudenberg zijn er ineens auto’s, van alle kanten, al zijn de winkels nog dicht. Woudenberg is niet van het fietsen, het was de enige gemeente die niet mee wilde betalen aan een doorfietsroute van Amersfoort richting het zuiden. De auto blijft er de norm, geen fratsen, we doen al gek genoeg. In het centrum staat een bloemenvrachtauto met kraam op de volledige breedte van het doorgaande fietspad, alsof het pad niet bestaat of totaal onbelangrijk is. Hier gelden oude waarden, als op een afgedreven eiland.
Ik fiets langs een bord in een tuin, Body and Hair Shop. Ik lees over de ‘and’ heen en zie de advertentie al: tijdelijk 30 gram rood borsthaar voor maar € 12,95! Als kind was ik een keer in een groot circus, in de tijd dat Toni Boltini door Nederland trok en je overdag een backstage kaartje kon kopen voor de treurige kooien met roofdieren en olifanten. Bij een acrobatiek-nummer in de nok van de enorme tent, met smalle plateautjes, touwen en tromgeroffel, zag ik met stomme verbazing dat borst en buik van de zwierende mannen zo glad waren als babybillen, terwijl mijn vader woest borsthaar had. Hoe dat kon, ik begreep er niets van.
Kilo’s
Op het rammel-gravel van landgoed Rumelaar ben ik bijna alleen, een vrouw die een hond uitlaat groet me, de zon valt in banen tussen de bomen door, de lucht ruikt naar bast en bladeren.
Aan de Nederrijn bij Amerongen mis ik net de afvaart van de pont naar Eck en Wiel. Gelukkig heb ik geen hut geboekt, het wachten geeft me tijd om wat te eten. Uit een van de feedbags haal ik een pakje Parle-G, dat ik in een supermarkt in Abu Dhabi vond toen we daar afgelopen zomer overstapten op weg naar Tokyo. Tijdens de keren dat ik door Noord-India fietste waren de papieren pakjes met biscuitjes het enige snelvoer dat we onderweg vonden, met de energie die we nodig hadden, als een door de fietsgoden gezonden alternatief voor de waterige en hyperscherpe thali’s, eten waar ik niet aan moest denken na uren stof, zweten en Tata-trucks. We hebben kilo’s Parle-G gegeten, ik was verrukt het tegen te komen in die supermarkt. In Abu Dhabi wonen en werken veel Indiërs.
Muur
Na de dijk langs de Nederrijn fiets ik door Ganzert en Ingen, waar mensen in hun tuin zitten of bladeren blazen. Overal worden sloten schoongemaakt, grijpers baggeren riet en planten uit het water en leggen het op de kant. Met de dorpen komt ook de tocht tot leven. Zo gaat het bij mij. Als ik thuis ben kan ik me niet voorstellen hoe het is om op de fiets te zitten. In elke aanloop naar een tocht heb ik een moment van twijfel waarop ik terugdeins. Het regelen en voorbereiden is ineens geen voorpret meer, maar gedoe dat ik tussen werk en huismanschap door moet vlechten. Moet ik het wel doen? Als ik op de fiets zit wordt het pas werkelijkheid, voordat ik het weet kan ik me al niet meer voorstellen dat de twijfels er ooit waren. Tussen de levens thuis en op de fiets staat een muur waarin ik een opening moet maken, alle twijfel negerend, een machine die het overneemt. Nu voel ik dat ik definitief door het gat gekropen ben en de muur achter me uit het zicht verdwijnt.
‘Ik dacht dat ik alle routes door de Betuwe tussen Nederrijn en Waal gehad had, maar toch ken ik dit niet. Of herken ik het niet’ denk ik, verbaasd over hoeveel leuker dit is dan verwacht. De lucht is onbewolkt en bijna blauw, het plezier van het fietsen vervult me. Zonder haast maar in een constante flow maak ik m’n kilometers. Ik moet er gemiddeld dertien per uur doen om aan 150 kilometer per dag te komen, m’n target bij het plan de 1500 kilometer van de route in tien dagen te fietsen. Met alle foto’s, eetpauzes, bermbezoeken en dorpskernen is dat niet eens zo eenvoudig, maar deze ochtend vlieg ik vooruit. Op een eerste dag kun je nog weinig zeggen over hoe het gaat, met volle benen op een net begonnen avontuur, maar aan het gemak waarmee ik fiets denk ik te merken dat ik weinig bij me heb. Ik waak ervoor me in het vuur van het moment rijk te rekenen, maar het gaat wel om acht kilo minder dan op weg naar Rome.
In gevaar
Terwijl ik aantekeningen inspreek kijk ik op m’n gps. Geen paars lijntje, koers kwijt. Ik draai om en fiets terug, de koers blijft uit beeld. Poep! Ik moet lachen, het geeft niet, het laat zien hoe onbezorgd ik fiets. Ik vond het al vreemd dat ik zo lang naast een provinciale weg reed, bij m’n eigen routes doe ik dat nooit.
Ik hervind de koers en vervolg m’n weg naar het zuiden. De voorspoedige voortgang komt zo wel in gevaar, maar fuck it, dat is dan maar zo. Een vriend beeldbelde me zojuist dat hij over een paar maanden naar Trieste gaat verhuizen, dat wilde hij me persoonlijk vertellen, dat kap ik niet af. Daarna belt Elsbeth over een verloren zoon die weer thuis is, een telefoontje waar ik de tijd voor neem. En konijn Peeters fietst 1,2 kilometer extra omdat hij het fietsen zo leuk vindt dat hij vergeet op z’n gps te kijken. Dertien per uur, het lijkt gemakkelijker dan het is.
Mooie dag
M’n lijf voelt goed, het is fantastisch weer, het wordt een mooie dag. Ik trek m’n jas uit, in de strakblauwe lucht wordt de zon zelfs warm, het gaat richting de twintig graden. Bij Tiel steek ik met de Prins Willem-Alexanderbrug de Waal over, nog zo’n plek die me herinnert aan de tocht naar Parijs.
Gezien
Aan de andere kant van brug en water, in Beneden-Leeuwen, zoek ik een bakker. Op de weg door het dorp moet ik een paar keer in de remmen. Het staat hier vol met auto’s, die na de boodschappen (als het nou goed fietsweer was…) midden op de weg keren. Op het plein staan twee fietsen. Ik ga naar binnen bij een lunchroom en lees de kaart. Ik heb het meteen gezien, een broodje is tien euro, wegwezen. Een man ziet me lezen “de broodjes moeten nog afgebakken worden, het kan even duren”. Naïef van me om te denken dat je voor dat geld een vers broodje krijgt. Alsof ik in een parallelle wereld ben, met andere regels.
Ik zeg iets over dat ik daar niet op kan wachten en vlucht naar buiten, dankbaar voor het excuus. Daar staat een viskar die ik eerder niet gezien lijk te hebben. Ik bestel een broodje haring en een broodje makreel, ga zitten op een bank en ben terug in de echte wereld.
Maakt niet uit
Twee oudere mensen met e-bikes zien het aan. De vrouw wijst naar de stickers op m’n achterspatbord. “Ben je daar allemaal naartoe gefietst?” “Eh, ja, allemaal.” “Knap hoor! Maar wacht even, als je een lekke band hebt moet je die ook helemaal zelf maken?” “Ja, dat is zo” zeg ik, er niet bij vertellend dat ik in de 45.000 kilometer op m’n Vittorio precies één lekke banden heb gehad, door een spijkertje dat nét iets langer was dan de anti-leklaag. Het verhaal van deze Schwalbe buitenbanden is geen marketing-onzin. “En daar heb je ook allemaal spullen voor bij je?” “Eh, ja”, me bedenkend dat het ‘allemaal’ bestaat uit een reserve-binnenband, bandenlichters en een nauwelijks gebruikt doosje met plakzooi. “En fiets je alleen?” “Ja, meestal wel”. Veel hoef ik niet te zeggen.
Het maakt niet uit dat ze de antwoorden kan voorspellen, het maakt niet uit dat ze nog geen generatie ouder is dan ik, ik voel me een kind met een lieve oma. Dat jongetje steekt z’n vinger op omdat het wil zeggen “Ik ben ook naar Rome gefietst hoor! Maar die sticker zit een beetje verborgen onder de drager.” Ik kan de volwassenheid opbrengen dat niet te doen – al scheelt het niet veel. Ze staan op. Waar ik vandaag naartoe ga? “Naar Eindhoven” antwoord ik. Dat is te overzien. Ik had naar waarheid “naar België” (opschep) of zelfs “naar de Middellandse Zee” (meer opschep) kunnen zeggen, maar daar gaat dit niet over. De vrouw had me ook haar compliment gegeven als ik “naar Boven-Leeuwen” had gezegd. “Veel plezier nog” zeggen ze als afscheid. “U ook, een mooie dag!” antwoord ik, oprechter dan ooit.
Leuker
Na Boven-Leeuwen heb ik de route over wegen laten lopen die ik ken van een januaritocht van Lille naar Amersfoort. Klein, mooi, leuk. Als je weet dat ik daarbij door oorden als Deursen-Dennenburg fiets, weet je ook hoe ver ik me inmiddels van huis voel. Bij Megen neem ik de laatste pont van vandaag, die over de Maas, en fiets over de kasseien van het dorp dat nu mooier en veel rustiger is dan in de zomer.
Aardig
Op de Maasdijk fiets ik in een T-shirt, het is prachtig najaarsweer, zomerweer van de beste soort. Een feest. Via een smal fietspaadje kom ik uit in… de fietsenstalling van station Ravenstein. Heel bijzonder, maar leuk fietsen. Iets verderop is het fietspad dat ik wil nemen, het Muizenbergpad, afgesloten. Alles is omgeploegd en afgezet, zonder waarschuwing of omleidingsbord, het ‘fijne dag verder!’ scenario in zuivere vorm. In de provincie Utrecht zou je hier als gemeente niet mee wegkomen, als Fietsersbond zouden we dezelfde dag nog twintig mails hebben gekregen (‘wisten jullie dat…?’). Terecht ook. Een man in een geel joggingpak komt naar me toe “Ja, afgesloten, weet je hoe je moet fietsen?”. Ik wil iets zeggen over kaart-apps, maar hij legt al uit hoe ik om moet rijden. Aardig, heel aardig.
Bij een grotere weg kom ik een bord tegen met Gevaarlijke oversteek. ‘Bedankt jongens’ denk ik, ‘maar hier zijn het bijna allemaal gevaarlijke oversteken’.
Koning
Na Herpen rijd ik het bos in, een aangenaam stuk natuur dat doorloopt tot aan Heesch. Ik heb de route zo gemaakt dat ik vanaf hier tot aan Uden door het groen fiets, met maar een enkele onderbreking. Ik kijk op horloge en gps. Half één, bijna 70 gedaan, perfect op schema. Ik neem een eetpauze en rijd verder over het strakke fietspad tussen de bomen, muziek op m’n oortjes, koning van de wereld.
Koe
Bij knooppunt Paalgraven ben ik dit keer op de fiets en niet met de auto, ik reed het knooppunt vaak voorbij op weg naar m’n jongste zus in Uden. Het geeft me eindelijk de kans te ontdekken wat hier gevonden is. Op een informatiebord lees ik over een koningsgraf uit de IJzertijd, maar waar is dat? Een paar minuten kan ik wel missen in het strakke dagschema. Gelukkig zijn er locals in de buurt, koeien met grote hoorns die naast het fietspad grazen. “Zeg evenhoevige” zeg ik tegen een van de dames, “een goedemiddag. Jij kunt me vast iets meer over deze plek vertellen, waar liggen die grafheuvels eigenlijk?” De koe kijkt me koeiig aan, ten teken dat ze geen idee heeft. “Als het je niet interesseert, waarom ben je hier dan?” zeg ik, “koe!” Dat gaat te ver, het is niet goed. “Sorry” zeg ik. Bij gebrek aan een middelvinger tilt de koe haar staart op en laat iets groots vallen. Die heb ik verdiend. Maar een schande is het wel, landgoed Maashorst mag selectiever zijn, op een zo belangrijke archeologische vindplaats laten ze iedereen maar grazen.
Beeld
Terwijl ik Uden nader zie ik plekken die ik herken. Een fietspad waarover ik een duurloop van 30 kilometer liep in de training voor de marathon van Rotterdam. Het Slingerpad, waarover we met het gezin elke Tweede Pinksterdag de Trap-In fietsten, als kind waren die 50 kilometer een heldendaad. Aan de rand van Uden zie ik situaties die compleet veranderd zijn en situaties waar het nog de jaren zeventig en tachtig is. Ik fiets de kleine stad binnen, om me heen kijkend, niet wetend wat ik ervan moet denken. Ik weet geen raad met wat ik zie, ik weet het niet meer. Op deze hoek zoende ik haar, daar woonde een vriend die nu al jaren in Jakarta woont. Die bomen waren er toen nog niet, die weg is een fietsstraat geworden.
Ik heb lang gedacht dat er in Uden teveel gebeurd is om hier met melancholie terug te kunnen komen. M’n moeder die, slachtoffer van haar jeugd, was ingestort en lang niet thuis was. M’n vader die er alleen voor stond, een jongen en twee meiden die hun moeder misten. Ikzelf in onbalans, op school gepest, vluchtend in dingen waar ik alleen op mezelf hoefde te vertrouwen, een overlever in de maak. Nu ik hier weer ben realiseer ik me dat het beeld dat ik van Uden heb gemaakt me belet heeft opnieuw te kijken naar die tijd in m’n jeugd en jong-volwassenheid. Om m’n eigen waarheid ter discussie te stellen, te erkennen dat ook die waarheid, zoals elke andere, bestaat bij gratie van een set overtuigingen. Tijd brengt inzicht, inzicht doet overtuigingen smelten.
Liefde
Herinneringen kruipen naar boven. Ik zie mezelf uit school komen, achterom via de keukendeur. De poezenmand met Klaartje, de wasmachine met het kleedje. De verwarming waar ik tegenaan leunde, m’n handen tintelend, m’n moeder die thee zette, vroeg hoe het op school ging. Zorgde, liefde. De zaterdagavonden in ’t Cafeeke, met vrienden van Scouting. De verliefdheid op een jonge vlindervrouw. De zolder waar ik speelde, eindeloos speelde. Het geluk. Het was er, het was er net zo goed. Ik ga naar het graf van m’n ouders. Daar kom ik weinig, voor mij zijn ze daar niet. Maar hun namen op de steen te zien staan breekt me, met m’n gezicht verborgen in m’n handen ben ik het kind dat z’n ouders mist. De warme mensen die ze waren, de liefde die ik van ze heb gekregen, het onvoorwaardelijke van hun steun. Ik zou ze willen laten zien welke man ik geworden ben, welke vader van twee ontzettend leuke zoons. Het verdriet doet me door m’n benen zakken. Ik mis ze, allemachtig wat mis ik ze.
Veranderd
In het centrum weet ik een plek waar ik een eetpauze wil houden, maar er zijn overal mensen, voor alles waar iets te eten wordt gemaakt staat een rij. Ik fiets door, door de Marktstraat die in de loop van de jaren helemaal is veranderd. Geen auto’s meer, alleen voetgangers en een enkele Groenewegfietser. Het is druk, maar de zon staat in de lucht en op de gezichten van de mensen. Ik ben verbaasd, voel de zwaarte van me afvallen, dit is een leuke plek geworden, het is leuk om hier te zijn. Bij de HEMA zet ik m’n fiets tegen de gevel en loop naar binnen, vanaf het restaurant kan ik er een oogje op houden. Ik bestel een broodje en wat te drinken om mee te nemen. Het meisje dat me helpt zou de dochter van een klasgenoot kunnen zijn, of de kleindochter. De lach waarmee ze me het broodje geeft, de fijne dag die ze me wenst is zonder dat ze het weet veel meer dan dat. Het is een verzoening, mijn verzoening met Uden.
Weg
Het was een mooie afsluiting geweest van m’n verzachte Uden-beeld, maar aan de rand van het winkelgebied sta ik minutenlang te wachten totdat iemand me laat oversteken. Dat gebeurt me niet snel. In de rivier van auto’s die langs me stroomt kijkt iedereen strak voor zich uit. ‘Komop Piet’ zeg ik, ‘niet in blijven hangen’. De auto is hier onaantastbaar.
In de Prior van Milstraat herken ik een Chinees waar ik met m’n zussen en ouders gegeten heb toen het feest was. Ik herken ook de winkel waar ik de bloemenkransen besteld heb voor op de kist en het graf. Eerst voor m’n moeder, daarna voor m’n vader. Herinneringen gooien me heen en weer, ik wil hier weg.
In het Sportpark is de rust terug, een paar hobbel-klinkerfietspaden verder laat ik Uden achter me. Over een smal asfaltfietspad dat er al sinds het begin van de jaartelling moet liggen, vol ribbels en inzinkingen, rijd ik naar Erp. Ik begin m’n benen te voelen.
Te gemakkelijk
Erp kondigt zich aan met jankend gebrul. Volgens mij wordt er nergens in Nederland zoveel gecrosst als hier. Naast een bos waaruit het gebrul opstijgt zijn vaders in de weer met jerrycans en gereedschap. Uit auto’s stappen jochies die helemaal zijn ingepakt in beschermende kleding, alsof ze naar de maan gaan. In plaats daarvan raggen ze straks met veel herrie over het zand. Het is te gemakkelijk om flauw te doen over sporten waar ik zelf niets mee heb, maar de ene sport is de andere niet. Bij een club curlers zet je een kratje frisdrank neer en beloof je niemand te vertellen wat je gezien hebt. Crossen komt uit een slechtverlichte mannengang waar het naar zweet en benzine stinkt. Die hebben thuis allemaal een leren barbecue-schort.
Het is acht minuten over drie, ik zit op 97 kilometer en in een zware dip. In de uren tussen drie en vijf ’s middags krijg ik altijd de blues, maar nu is het van een andere orde. Irritatie en boosheid hebben bij mij meestal te maken met verdriet. Dat is, realiseer ik me, in de afgelopen kilometers nog niet verdwenen. Als ik gelukkig ben mogen alle jochies crossen en duizend auto’s me laten wachten. Dan is de nuance er, het vermogen uit te zoomen en te relativeren. Dat lukt me nu niet. Het enige dat helpt is deze streek achter me laten, in m’n hoofd en onder m’n banden. Fietsen, gewoon fietsen.
Luisteren
Het helpt, het helpt altijd. Ik tik de honderd aan, dat geeft moed en tevredenheid. Boerenland, veel links-rechtsen, bosranden, Mariahout. Nederwetten en daarna Nuenen, dat ik vorige week nog tegenkwam toen ik met Dirk een aflevering keek uit de serie Band of Brothers. We hebben de hele serie gekeken, daarna The Pacific. Hij ziet nieuwe dingen, voor mij is het een weerzien met de interesse in WO II die ik als kind al had. Aan de rand van Nuenen zie ik een tankstation. De middag vordert, ik moet me stilaan gaan voorbereiden op de avond. Dat betekent vooral: waterflessen vullen. Ik kom nog door een randje Eindhoven, waar genoeg winkels zullen zijn om water te vragen, maar iets in me zegt: nu doen. Met ruim twee liter water fiets ik verder. Eindhoven blijk ik alleen te schampen, geen winkels, geen tankstations, geen kranen. Dat ‘iets’ in me is een instinct dat zich in de loop van m’n fietstochten heeft ontwikkeld, hoe gek dat misschien ook klinkt. Vaak hoef ik er alleen maar naar te luisteren.
Nieuw
Ik kijk op de kaart. Gaat het nog goed met vanavond, heb ik alles? Na Eindhoven en Geldrop, waar het paarse gps-lijntje alleen langs loopt, kom ik niets meer tegen, alleen natuur. Ik ga m’n voedselvoorraad na. Ja, gaat goed. Vanavond noedels, water heb ik al, als ontbijt heb ik nog iets van de bakker. Mooi. Fietsen. Het is half vijf, m’n dip is over en komt niet meer terug. De zon begint te zakken, alles om me heen is nieuw voor me.
Geweldig
Na Geldrop duik ik het bos in, dat ik tot het einde van de track van vandaag niet meer verlaat. Ik ga de Groote Heide op, een natuurgebied dat in grote snippers tot over de grens met België loopt. In de verte hoor ik autoverkeer, ik steek de A67 over. Via smalle asfalt-fietspaden fiets ik over de hei en door het bos, langs open stukken en tussen de bomen, ik vind het geweldig. Het pad deel ik met een enkele fietser en een paard-en-wagen met een groep vrouwen die zich koesteren in de avondzon. Ik steek de A2 over, zie de snelweg waar ik vaker reed op weg naar het zuiden of het noorden, naar een vakantie of ervan terug.
Slim
Op de heide van het Leenderbos schuift op m’n gps een finish-vlaggetje in beeld. Met een melodietje ben ik na 148,5 kilometer aan het einde van de track van vandaag. Een kilometer terug kwam ik een hut tegen, zo’n halfopen overkapping met een bank erin en een grasje ernaast. Perfecte slaapplek, maar ik heb me voorgenomen door te rijden tot het bijna donker is en zoveel mogelijk kilometers te maken. Als ik de uitdaging serieus wil nemen om de hele route in zo min mogelijk dagen te fietsen, is dat wat ik nu moet doen. Morgen kom ik de Ardennen tegen, het is maar de vraag of het me daar lukt om er 150 te fietsen. Zeer de vraag. Daarom is het slim om vandaag zover mogelijk te komen, dat geeft de speling die ik nodig zal hebben. Ik start de track van morgen en fiets verder.
Ik passeer de grens met België. De zon is nog net niet onder, het wordt frisser, ik fiets nog in een T-shirt. Naast de weg opnieuw een hut, maar te dicht aan de weg, met troep eromheen en een modderpad ernaartoe. ‘Nee’ zegt het instinct. Een kilometer of wat verder zie ik rechts een opening in de bosrand. Een soort parkeerplaats, maar met een paal ervoor die ‘m afsluit van de weg, auto’s kunnen hier niet komen. Aan de rand ervan, zo’n 50 meter van de weg, staat tussen de bomen een bank met een stuk gras, daarachter gaat het bos verder. Op de teller staat 155,4 kilometer, het is half acht, ik heb m’n plek gevonden.
Terwijl het water in m’n nieuwe ketel heet wordt luister ik naar de geluiden van de avond. Ver weg, aan de overkant van de weg, is een boer nog aan het werk op het land. De einder kleurt van de ondergaande zon, heel soms passeert er een auto, het licht van de koplampen blijft ver van waar ik zit. Achter me staat m’n nieuwe tent met daarin m’n nieuwe slaapzak, klaar voor hun eerste nacht. Dadelijk noedels eten, dadelijk Elsbeth bellen. Ik ben heel tevreden over vandaag, waarin ik half Nederland heb doorkruist en België bereikt heb. De kilometers gingen me gemakkelijk af, terwijl ik er zelden zoveel doe op een dag. Ik zet de brander uit en geniet van het moment. In het stille donker, aan het einde van een goed begin.
27 oktober 2023 om 20:21
Mooi verslag Piet!
Heel herkenbaar dat op de fiets andere gedachten komen opborrelen dan thuis.
Veelal uit het verleden. Of iets van tevredenheid.
Is het de inspanning in combinatie met rust en gewenste eenzaamheid? Ik ben er nog niet achter.
Anyway, flinke afstand, fijne route, het klinkt goed zover.
Ben benieuwd naar het vervolg.
Hartelijke groet, Peter
1 november 2023 om 09:25
Dag Piet, nog gefeliciteerd met je 60 verjaardag. Wat een mooi verslag. De diepgang in het denken, herinneringen van vroeger, de herinterpretatie. Het ouder worden, een completer mens. Ik bewonder jou schrijfstijl, de minutieuze voorbereiding. Heerlijk om de lezen. Bedankt. Frans
1 november 2023 om 12:15
Beste Frans, ik voel me vereerd, werkelijk. Dankjewel – en het verhaal van dag 2 is in de maak. Groeten, Piet.