Foto hierboven: fietspad langs de Alzette, tussen Luxembourg en Hesperange.
Om half vier word ik wakker van geritsel. Ik denk geknor te horen, niet ver van m’n tent loopt iets. Met m’n ogen dicht oriënteer ik me. Daar is de tentopening en het fietspad, daar is de achterkant van de tent die tegen een laag hek aan staat. Het geluid komt vrijwel zeker van achter dat hek. Als het zwijnen zijn, en daar lijkt het sterk op, kunnen ze in elk geval niet onder mijn luifel komen, daar staan m’n tassen en ruikt het naar eten. Hoewel ik niet weet of zwijnen van camembert houden.
Trucjes
Door alle gedenk ben ik veel te wakker. Ik sliep om kwart over negen maar het is te vroeg, ik moet echt nog even slapen. Daar zijn trucjes voor. Bij mij springen schapen niet over hekken, ook niet als ik het heel hard probeer. In plaats daarvan stel ik me voor hoe ik verder fiets, naar een onbekend land. Hoe bergen oprijzen en helderblauw water ruist, hoe bossen me in zich opnemen, ik de grond ruik, de zon blikkert in de rimpeltjes van een meer. Dan vergeet ik dat ik wakker lig en is de slaap er zo.
Fun
Het lukt ook nu, als ik weer aan de oppervlakte kom gaat vlak daarna de wekker. Kwart over vijf. Buiten komt een fietser langs, een lichtvlek beweegt over het tentdoek. En nog een. Vroege dienst of wielrenners die er voor gaan. Ik heb heel goed geslapen, zin in een nieuwe dag. Bij het licht van de maan ontbijt ik, om kwart voor zeven zit ik na vier meter fietsen weer op de route. Dit waren een avond en een nacht uit het boekje, het boek De fun van het fietskamperen.
Druk
Het ritme is er meteen. M’n benen hebben al het een en ander gedaan, maar voelen sterk, net als m’n hoofd. Fietsend naar Ettelbruck gaat de Sûre ongemerkt over in de Alzette en kom ik een afsluiting tegen, een hek over de volle breedte van het fietspad en de bermen. Mannen en machines zijn er aan het werk bij het licht van grote lampen. Ik hoef geen omweg te verzinnen, lopend langs de oever kan ik er net langs. Waar Ettelbruck begint is het fietspad opnieuw afgesloten, dit keer helemaal, ik kan de route over het fietspad langs de rivier niet meer volgen. Er is geen omleiding, of de fietser het graag zelf… Dat doet deze fietser, ik kies een weg in dezelfde richting als het paarse lijntje op m’n gps. Over de weg en naast de auto’s rijd ik door de kleine stad.
Ik weet niet wat ik meemaak, de drukte is er een van een flinke Nederlandse stad op zaterdagmorgen, als iedereen de auto neemt naar sportclub of supermarkt. En dat om vijf voor zeven, in een stad met nog geen achtduizend inwoners. In het donker laveer ik tussen de auto’s, over stoepen en zebrapaden, steeds met een halve blik op het verlichte scherm van m’n gps. Zo ga ik alsnog in een behoorlijk vloeiende beweging door Ettelbruck heen. Dit zou ik niet willen doen met een papieren routegids, bij het licht van een hoofdlamp, speurend op iedere kruising.
Ontwaken
Stad wordt bedrijventerrein. Overal branden lichten. Mensen lopen naar hun werk, sigaret in de hand of koptelefoon op. Buiten bij de deur van een bedrijf staat iemand te roken, ik zie alleen het gloeiende puntje van een sigaret. Een trein rijdt voorbij, de stad ontwaakt.
Aan de horizon wordt het licht, ik laat Ettelbruck achter me, over een toeristisch fietspad, ik passeer een binnenbanden-automaat en fietspomp. Helaas geen kraan. De laatste gebouwen verdwijnen in de schemer, alleen de spoorlijn en de rivier blijven.
Autovrij
Het fietspad is een beton- en asfaltpad door het dal van de Alzette, tot Essingen alleen voor fietsers. Naast het pad staan banken, hier en daar zorgen halve hekken ervoor dat het pad autovrij blijft.
M’n benen gaan rond in een golvend land langs rivier en spoor, met mooie ochtendluchten waar de zon – nog onder de horizon – niet in voorkomt. De vochtige morgenlucht is koel, de stilte sereen. Een enkele wandelaar die haar hond uitlaat begroet me met “morjen”. Die groet hoorde ik ook ’s middags en ’s avonds. Ik groet terug, met een lach op m’n gezicht en feest in m’n hoofd.
Houding
Een blik op horloge en gps, het is kwart voor acht, ik heb het uur volgemaakt en er dertien gedaan. Victorie, ik zit op schema, dat is me gisteren in geen enkel uur gelukt – misschien alleen het laatste. Ik heb zoveel lol in het fietsen dat ik niet wil weten van die 150 kilometer vandaag. Ik ga me concentreren op het hier en nu, op het plezier dat ik heb, en ontdekken hoever ik vandaag kom. Aan het einde van de dag kan ik iets zeggen over of ik het experiment om het in tien dagen te halen doorzet, of dat ik het loslaat. Ik vind het nog steeds gaaf, het idee om het in tien dagen te doen – dat wel.
Bijstellen
In Essingen gaat het fietspad over in een kleine weg waarop een tractor me voorbij komt. Naast me duikt een kasteelruïne op, Waasserbuerg Pëtten in Pettingen. Een kilometer verder verschijnen de eerste huizen van Mersch.
Bij een onderdoorgang van het spoor komt me een groep scholieren tegemoet die net uit een bus of trein gestapt zijn, voorbij de onderdoorgang is een groot bus- en treinstation. Ik heb altijd gedacht dat Luxemburg puur een autoland was, dat beeld moet ik bijstellen. Vandaag en gisteren reden er overal bussen. De nieuwe rood-witte treinen die me vanmorgen voorbijkwamen hebben om de zoveel deuren een deel waarin de fiets meekan, herkenbaar aan de groene kleur met een witte fiets (foto hierboven). Alle openbaar vervoer in Luxemburg, behalve eersteklasplaatsen in de trein, is gratis. De fietspaden en -voorzieningen die ik tot nu toe tegenkwam, de vroege fietsers vanmorgen: Luxemburg is duidelijk bezig met ander vervoer dan de auto. Ik begin het land met andere ogen te zien. In het centrum van Mersch sla ik linksaf een fietspad op en steek autovrij de Alzette over.
De route blijft in Mersch-centrum over de weg gaan, maar dat is niet nodig en minder fijn. Bij mijn aanpassing sla je, net vóórdat de hoofdweg linksaf gaat naar een rode spoor- en rivierbrug, linksaf een vrijliggend fietspad op, herkenbaar aan de rode hekken om auto’s tegen te houden. Het fietspad, dat parallel aan het spoor gaat lopen, blijf je volgen richting Lintgen.
De zon komt boven de horizon en zet het uitgevlakte dal in laag ochtendlicht. Het fietspad volgt het spoor, op een afstandje van de Alzette, met weilanden links en rechts. Het helgroene gras lijkt licht te geven.
De route verlaat ter hoogte van Lintgen het fietspad en gaat een kilometer of wat over de weg lopen. Ook hier is dat niet nodig, het fietst fijner om tot Lorentzweiler het autovrije fietspad te blijven volgen.
Lint
Na een kilometer parallel aan de A7 begin ik bij Lorentzweiler aan een routedeel waarin de bebouwing aan elkaar groeit tot een verticaal lint van dorpen dat me naar Luxembourg voert.
Bij een speeltuin eet ik wat, terwijl ondertussen de track van dag 4 laadt. Ik heb er ruim 27 kilometer opzitten, dat is wat ik gisteren te weinig heb gefietst.
Nog belangrijker
Het stuk door de dorpen verrast me. Ik fiets veel vaker dan verwacht over een autovrij fietspad, met nieuwe fietsbruggen en duidelijke aanduidingen van waar het pad loopt. Voorbij Walferdange kom ik een fruit- en groentenkraam tegen. Ik heb me voorgenomen om, net als op de tocht naar Stavanger, te letten op wat ik eet. Niet alleen koolhydraten, maar ook fruit, groenten en yoghurt. Tijdens het fietsen is dat nog belangrijker dan thuis, ik vraag hier veel meer van m’n lijf. Ik koop een paar pruimen, een paprika en twee kiwi’s. Ik verlaat de route en blijf fietsroute PC (piste cyclable) nr. 1 volgen, de piste cyclable du Centre, een klein stuk door een woonwijk en aan het eind daarvan parallel aan het spoor naar Dommeldange.
Ter hoogte van Beggen steekt de route het spoor over en loopt ten oosten daarvan over de weg naar het zuiden, richting Dommeldange. Het is leuker fietsen om in plaats daarvan eerder linksaf te slaan, de Rue Cyprien Merjai in, daarna de eerste weg rechts te nemen (bordjes fietsroute volgen) en na een stukje door een woonwijk rechtdoor te blijven fietsen over het autovrije fietspad aan de westkant van het spoor, tot aan het station van Dommeldange.
Bijzonder
Ik fiets onder een hoge rode brug door, de beroemde Pont Grande-Duchesse Charlotte (hier meer), de Pont Rouge, die het dal van de Alzette overspant en het hoger gelegen historische centrum van de stad, de Ville Haute, verbindt met de wijk Kirchberg.
Afgaande op de kaart was ik bang dat de route door het centrum zou gaan, met tijdrovende verkeerslichten, winkelstraten en voetgangersgebieden. Dat sla ik liever over, ik hoef niets met de stad. De route doet iets heel anders. Ik fiets over kasseien onder een poort door, denderend langs geel-beige huizen. Rechts van me worden de huizen een stenen wand, de weg maakt een bocht, vóór me ligt ineens het hoge oude centrum. Ik stop voor een foto en fiets langs de vestingmuren die boven me uit torenen. Op mijn oortjes de muziek van seizoen 2 van His dark materials, muziek die net zo episch is als het verhaal en die past bij dit tafereel. Wat is dit leuk. De vestingmuren en dit centrum is wat Luxembourg bijzonder maakt, duim omhoog voor de routemaker.
Bakker
Op een klein kruispunt aan de rand van de stad sta ik stil en kijk om me heen. Ik weet niet wat ik tot de grens nog tegenkom, in Noord-Frankrijk zijn winkels dun gezaaid, het is slim om hier een bakker te zoeken. Die zijn niet in de buurt zegt Google Maps. Ik kijk nog eens, op de hoek zie ik een uithangbord. Ik zet een stap opzij zodat ik het bord beter zie. ‘Patisserie’ staat op de bovenkant, ‘boulangerie’ op de onderkant.
Een paar minuten later zit ik buiten aan een tafeltje, koffie en een zak bakkersdingen voor me. Dit is niet verenigbaar met het strakke tijdschema dat ik mezelf heb opgelegd, maar ik kies voor het moment. Ik heb zin om de stad te proeven en er, hoe kort ook, te zijn in plaats van er alleen doorheen te rijden. Om de gevolgen maak ik me niet druk. Op een zuil hangt een filmposter van Vicky Krieps, ik ben echt in Luxemburg.
Pijlers
Ik reken af – fijn dat ik hier gewoon Frans kan praten, Luxembourg is voornamelijk Franstalig, net als Brussel – en stap weer op. De kasseienweg verandert in een fietspad de stad uit, met links van me een wand van verweerde kalkrotsen met openingen en stukken stadsmuur. Ik fiets onder een oude stenen poort door, langs de pijlers van een hoog spoorviaduct. De pijlers gaan over in een talud, een toestel komt over, de luchthaven is vlakbij.
Vredig
Het fietspad gaat het groen in en wordt een kleine, grotendeels autovrije asfaltweg. De route en ik volgen het dal van de Alzette, in grote lussen richting het zuiden. Links van me begroeide rotsen, rechts van me een rij bomen en de rivier. De wolken halen de warmte uit de lucht, het is zo vredig en stil dat ik de vogels kan horen fluiten. Fietsen in zijn allerbeste vorm.
Bloemen
Aan de noordkant van Hesperange steekt de route de drukke N3 over. Dat is de oude situatie, niet doen, niet nodig. In plaats daarvan blijf je het fietspad langs de Alzette volgen, dat onder de N3 door gaat en dan verder door het park loopt.
Bij Hesperange is het dal breed en open. Het fietspad gaat door het Hesper Park, met een vijver, weides en een monument voor een omgekomen tankbemanning. De brug over de Alzette waar ze op 26 december 1944 overheen reden begaf het, de tank stortte in de rivier. De wolken wijken, de zon schijnt eronderdoor, het licht valt op de wapperende vlaggen en de lila bloemen in de berm.
Ik ga linksaf, verlaat de rivier en sla in het dorp rechtsaf de doorgaande N3 op. Buiten Hesperange verlaat ik de N3 weer, met een weg die gaat golven. Populieren ritselen en ruisen in de bermen, het waait keihard. Boven me hebben donkergrijze wolken zich weer gesloten, wolken met de aankondiging van regen. De idylle is voorbij.
Aangenaam
Bij Bettembourg fiets ik een stuk langs de A3 naar het zuiden. Rechts van me passeer ik de fietsbrug waarmee de route de snelweg oversteekt en Bettembourg in gaat. Ik blijf rechtdoor fietsen, over een smalle asfaltweg die behoorlijk versleten is, maar die ik voor mezelf heb. Links van me ligt Parc Merveilleux, een kleine en beroemde dierentuin met pretpark in bosgebied Mosselter. Na de oversteek van de N13, met de ingang naar het park, loopt de weg langs een bosrand en door akkers en wordt uiteindelijk onverhard. Dit aangename stuk van fietsroute PC 28 lijkt een vergeten hoekje in het landschap, ik kom niemand tegen.
De route gaat 600 meter nadat je de A3 begint te volgen rechtsaf via een fietsbrug Bettembourg in. Na wat rechtsen en linksen door een buitenwijk gaat de route vervolgens richting het zuiden. Als je niets met Bettembourg hoeft kun je bij de fietsbrug ook rechtdoor blijven fietsen, na 200 meter rechtsaf, met de bocht mee naar links tot aan de N13. Daar ga je links, steekt de weg over en vervolgt dan langs een bosrand en over akkers tot aan een brug over de A3, waarna je op de rotonde linksaf slaat en weer op de route zit. Deze aanpassing is nu en dan hobbelig, gaat helemaal door het groen en is vrijwel autovrij. Ik vond ‘m leuk.
Overgang
Aan de zuidkant van Bettembourg staat een groot logistiek centrum, het Parc logistique Eurohub Sud. Hier begint ook de overgang van Luxemburg naar Frankrijk. Links van me de A3, met borden die een knooppunt van snelwegen aankondigen. Daar hebben we vaak gereden, naar het zuiden, richting Thionville-Metz en dan verder naar Nancy, Dijon en Lyon. Na drie kilometer gaat de snelweg over een hoogte heen en wordt de Luxemburgse A3 de Franse A31.
Ik vind het mooi om hier te staan, dit keer met m’n fiets, op dit vreemde stukje Luxemburg. De tocht gaat echt leven, ik begin ergens te komen. In de Ardennen van België en Luxemburg fiets ik wel vaker, daar te zijn heeft nog niets met de Middellandse Zee te maken. Hier maak ik de overgang, Frankrijk binnenfietsen zit vast aan een grotere tocht. Naar Rome, naar Parijs of naar het begin van de Maasroute.
Grens
Overal zijn auto’s, bruggen, (spoor)wegen en bedrijfsgebouwen. Het waait en de donkergrijze wolken zijn gebleven, maar ze drijven over en houden hun regen in. Ik ga onder een snelweg door, volg het spoor, steek dat twee keer over, fiets door een bos en passeer om kwart over twaalf de grens.
Opties
Het eerste stuk in Frankrijk is wonderlijk. Voorbij Zoufftgen (hoe spreek je dat uit zonder het vermoeden van zwaar drankgebruik?) is de weg leeg. Zo leeg dat ik midden op de weg fiets. Er is niemand en het is doodstil, het ritselen van boomblaadjes in de berm is het enige dat ik hoor.
In Roussy-le-Village begint het ineens te regenen. Een stuk terug was dat volkomen logisch, maar hier zijn geen donkere wolken, dus waar komt dat water vandaan? Het zal een kleine bui zijn. Ik schuil in een bushokje en overdenk m’n opties. De bui afwachten is wat ik het liefst doe: jas, broek en overschoenen aandoen is gedoe. Maar als ik doorfiets moet dat wel, ik heb vanavond geen dak boven m’n hoofd, als ik mezelf nat laat regenen word ik niet meer droog. Van wachten word ik onrustig, ik sta tijd te verliezen zonder dat ik weet hoe lang dit duurt. Ik besluit het nog vijf minuten te geven, als het dan nog steeds regent trek ik alles aan en fiets door.
Dat wordt het scenario. De regen blijft, hoewel de hoeveelheid water wel meevalt. Met alles aan voel ik me onkwetsbaar, ik word niet nat, maar ook niet vrolijk.
Alles
Fietsen in de regen is niet m’n hobby, ik heb er wel alles voor bij me. Gore-Tex jas en broek, waterdichte overschoenen en een dunne Windstopper badmuts voor onder m’n helm. Die houdt alle water tegen, maar sluit niet af (laat van binnen naar buiten vocht door), waardoor m’n hoofd droog blijft. Zo maak ik kilometer na kilometer door het natte Noord-Franse land, blik op de weg, alle ritsen dicht.
Kraan
Bij Basse Parthe passeer ik een begraafplaats. Ik stop, stap af en loop naar de poort. Net als bij veel begraafplaatsen is ook hier een kraan om gieters en bloemenvazen te vullen. Of om een paar sokken en een fietsonderbroek uit te wassen. Ik kom onderweg maar weinig kranen tegen en grijp m’n kans. Al wordt de was voorlopig alleen maar natter, hij is in elk geval weer schoon. Ik vul m’n 1,5-literfles, doe de was onder de Voile straps en fiets verder.
Prima
Bij een sluis steek ik de Moezel over en fiets een stuk langs de rivier. Veel meer gebeurt er niet, veel meer is er niet te zien. Als het dan toch moet regenen, dan maar hier, waar doorfietsen de beste modus is. Het landschap is zoals ik het ken, al valt me de armoedigheid nu niet op. Ik vind het prima, gaan.
Handig
Het houdt zowaar op met regenen. Niet lang daarna herken ik bij Bettelainville de weg naar Vigy, waar ik op dag 4 van m’n tocht naar Rome fietste. Twee kilometer verderop sla ik linksaf, het Forêt communale de Vigy in voor een stop. Hier sliep ik die nacht, voor het eerst sinds lange tijd kampeerde ik weer wild en herontdekte ik hoe leuk en handig (niet afhankelijk zijn van campings of hotels) dat is. Deze keer slaap ik er niet – het is pas half vijf, met 105 kilometer op de teller – maar verricht een paar noodzakelijke handelingen. In dit bos geldt vanaf nu een graafwaarschuwing.
Boven me verschijnt blauwe lucht met witte wolken, de regen lijkt definitief voorbij. Je weet het nooit, maar ik neem het risico en pel alle regenbestendigs weer af. Heel fijn, het was de afgelopen bijna vier uur een treurige fietsbedoening. Ik ben wel flink opgeschoten zonder in de verleiding te komen te pauzeren, dat kwam eigenlijk best goed uit.
Toujours
In Vigy kom ik langs de Proxi, waarvan ik op m’n Rome-tocht dacht dat die al jaren dicht was. Nu in elk geval niet, ook de buitenkant lijkt een stuk frisser. Ik doe wat inkopen en fiets nog even langs de bakker in de Rue Pasteur, schuin tegenover de Proxi, om te checken wat de status daarvan is. Gesloten, hoewel de openingstijden iets anders zeggen. Een vrouw loopt langs, ik vraag haar of de bakker alleen nu of helemaal dicht is. “Toujours” is het antwoord. Rome-fietsers: doe er je voordeel mee.
Reflectie
Bij Vry beginnen de wolken weer te groeien, maar ze kondigen geen regen aan. De middag loopt ten einde, tijd voor reflectie. ‘Wat gaat Piet doen’ zeg ik tegen mezelf, ‘gaat-ie z’n tiendagenplan doorzetten?’
‘Luister’ ga ik verder, ‘met een start om zeven uur en een aankomst tussen zeven en half acht red ik 150 kilometer op een dag niet. Al doe ik zoveel mogelijk fietsend en houd ik korte pauzes, dan nog lukt het me niet. Ik moest m’n regenkleding aan- en uitdoen, de was doen, bidons vullen, eten inslaan, sanitair gat graven en motivatie-cola halen. Allemaal dingen die horen bij een tocht als deze, allemaal dingen die ik niet niet had kunnen doen (als de lezer me nog begrijpt). De enige uitspatting die ik mezelf heb toegestaan is het koffiekwartier aan de rand van Luxembourg. Dat kwartier vond ik te leuk en had het verschil niet gemaakt. Ik moet van mezelf accepteren dat dit is hoe ik fiets, dat ik stop voor foto’s, voor mooie plekken en voor de andere dingen die ik net noemde. Ik heb moeite gedaan om de vaart erin te houden en dat heeft effect, ik maak meer kilometers dan op andere tochten, maar het is niet genoeg.’
Strijd
Het is een innerlijke strijd die ik vaak voer. Ik wil graag die fietser zijn die iets laat zien en die ergens komt, lange afstanden fietst en hoge passen over gaat. Dat kan ik, maar op een tocht komt die fietser steevast de ontdekker en de verhalenverteller tegen. Die vragen meer tijd dan de fietser in zijn plan bedacht heeft. Het is niet erg dat die strijd er is, maar om ‘m niet steeds opnieuw te voeren kan ik er beter een modus voor vinden. Die fietser moet accepteren dat hij ook die ontdekker en verhalenverteller is, en zijn ambities bijstellen. Bij een gewone tocht is dat wat ik tegen mezelf zeg, maar de fietser blijkt vaak een slechte luisteraar. Daarom heb ik ‘m op deze tocht alle ruimte gegeven, al is het maar voor één keer. Dit keer moeten de ontdekker en verhalenverteller inschikken. Ze blijken alleen net zo eigenwijs te zijn.
Uitkomst
Dus? Ik kijk nog ‘ns naar mijn voorbeeld voor deze tocht, naar Jana op haar Three Peaks race. Zij stopte niet om half acht, maar reed door in het donker, tot laat, voordat ze ergens een slaapplek zocht. Daar sliep ze hooguit een paar uur en ging dan weer door. Dat is, in afgezwakte vorm, wat ik moet doen als ik m’n plan door wil zetten en tegelijkertijd m’n verhaal wil kunnen vertellen. M’n dagritme loslaten. Langer doorfietsen, fietsen in het donker en nog beter improviseren bij het vinden van een slaapplek. Anders moet ik m’n plan laten varen. Dat laatste is, weet ik meteen, ondenkbaar. Ik ga me voorbereiden op een avondrit, ik ga ervoor.
De zon komt onder de wolken door en zet de weilanden in helder licht. Ik ben blij met m’n analyse en het plan dat daaruit is voortgekomen, het geeft rust en duidelijkheid, in zekere zin maakt het me vrij. Ik hoef alleen maar te fietsen.
De lucht blijft grotendeels blauw, het zonlicht valt laag door de bomen langs de weg. Bij Landonvillers fiets ik een voie verte op, de Voie verte du Pays de Pange, een fietspad over een voormalig spoortracé. Het wordt zowaar een gravelpad (routemakers wat doet u nu!), met bijbehorende rust en natuur. Een aangenaam en helaas maar kort stukje, maar het was er.
Bij een stop eet ik de baguette van de bakker in Luxembourg, bij wijze van avondeten, energie genoeg. Die avond is begonnen, het verkeer houdt op. Ik fiets over verlaten wegen door akkerland dat licht golft. Dat ik hoogtemeters maak registreer ik nauwelijks meer, ik ben eraan gewend en de hellingen zijn mild. De zon heeft vrij spel, het gele licht maakt lange schaduwen. Zo zou ik heel lang kunnen fietsen.
Alleen
Na Hémilly rent een kudde koeien met me mee. Het is onbeleefd om door te fietsen, ik stop, zij stoppen, een gesprek ontstaat. “Sjeez’ Claire, wat een leuke oorbellen!” zegt een bijna zwarte koe tegen haar buurvrouw. “Ja, leuk hè? Van de Be cow and beautiful, volgende weiland, daar haal ik tegenwoordig alles. Gaatjes krijg je erbij. Gaten.” De aandacht verplaatst zich naar mij. De zwarte koe kijkt me onderzoekend aan, kijkt naar de lege weg naast me, dan weer naar mij. “Deze tochten fiets ik inderdaad alleen” zeg ik. Ze trekt een wenkbrauw op, maar daar kan ook een vlieg hebben gezeten. “Het maakt het intenser. Ik wil niet alleen maar fietsen, ik wil ook dat er iets met me gebeurt.” “Dat kan alleen alleen?” zegt de koe, even twijfelend of dat een goede zin was. “Ja” zeg ik. “Anders, als ik heel moe ben, vangt de ander dat op. Die zegt dat als we straks voor onze tent zitten het leed geleden is. Nu moet ik dat zelf doen, dat maakt me sterker.” “Moet dat dan” vraagt ze, “sterk zijn?” “Als ik sterk ben kan ik de wereld beter aan. Het maakt me vrij, ik ben minder afhankelijk van die wereld” antwoord ik. “En, ben je sterk?” vraagt ze. “Emotioneel gezien ben ik een watje” antwoord ik, “maar mentaal kan ik veel. Ik ben een overlever”. Ze laat een stilte vallen en kijkt me daarna weer aan. “Je zegt het als een statement” zegt ze, “ben je boos?” Die zag ik niet aankomen. Niet van een koe, van niemand eigenlijk.
Ik ga in het gras zitten. “Nee” zeg ik, “ik ben niet boos, niet meer. Ik heet trouwens Piet. En ik houd van fietsen en van dieren”. “Lillie” antwoordt ze, “ik houd van klaver en van nadenken als ik klaver eet”. Er valt een stilte, maar geen ongemakkelijke. “Soms weet ik het ook niet” zeg ik, “waarom ik dingen doe”. “Maar ik ben er wel achter dat ik het niet doe om mezelf beter te voelen dan anderen. Wel anders. Ik houd er van om diep en ver te gaan. Omdat ik dan leef, echt leef. Niets mooiers dan dat. Niet doen zoals iedereen is de ultieme vrijheid, het m’n eigen weg gaan”. “Je bent echt alleen” zegt Lillie. “Ja” zeg ik, “op tochten wel. Dat blijft zo”. Ze geeft me een lange laatste blik. “Ik geloof je” zegt ze. “Ik denk dat je echt bent. Daar houd ik van”. “Dankjewel” zeg ik, “ik ook. En jij stelt goede vragen”. We doen een high-five, al weet ik niet of een omstander dat erin herkent. Ik sta op, zwaai nog eens en fiets verder. Alleen.
Proef
Ik zit weer op een stuk Rome-route, die zo goed als leeg blijft. Het licht lekt weg, de schemer bedaart het landschap, m’n teller gaat de 135 voorbij. Ik kom ergens, dat motiveert. Ik fiets door een bos en door Arriance, dat ik me herinner van twee jaar geleden. Bij wijze van proef kijk ik waar ik hier zou kunnen staan. Ik ben er ondertussen achter dat het een dorp moet worden, de rest van het land is straks inktzwart, in de dorpen is licht en ben ik een beetje onder de mensen. In het midden van Arriance is het te licht, mijn aanwezigheid zou te duidelijk zijn. Het is bovendien nog te vroeg, ik fiets de schemer weer in.
Onverwacht
Om acht uur is het helemaal donker en voelt het veel en veel later. Dat is wat licht met je beleving doet, in de zomer is de avond om acht uur nog maar net begonnen. De kilometers vliegen voorbij, er is niemand op de weg. Het wordt frisser, met twee laagjes merinowol en een dunne Windstopper heb ik het warm genoeg. Ik doe oortjes in en zet His dark materials op, de muziek van seizoen 1. Eerst voelt het spooky, in het stikkedonker fietsen met oortjes in. Alsof iets uit het donker achter me aan zou kunnen komen zonder dat ik dat hoor. Maar om me heen gebeurt bijna niets. In een donker bos hoor ik wel eens wat ritselen in de berm, of het kraken van een tak tussen de bomen. In de weilanden is er soms gesnuif of het ‘kloenk’ van een hek, onzichtbare koeien achter prikkeldraad die zich afvragen wat daar voorbij komt.
Ik wen eraan. Dit, doorfietsen in het donker, bevalt me onverwacht goed. Vrijheid, fietsen tot ik het genoeg vind en slapen waar het uitkomt, dat was de opzet van deze tocht. Dat is wat ik nu doe. De rust is weldadig, ik zie de velden en de dorpen in de verte niet, ik zie andere dingen. Zoals lichtjes die in het zwart hangen of een oranje bal die aan de horizon verschijnt. Eerst denk ik dat er iets groots in brand staat, dan dringt het tot me door: het is de maan die opkomt.
Geborgen
Het is zoetjesaan mooi geweest, na een blik op de kaart zet ik m’n zinnen op Château-Bréhain. Daar kom ik om half tien en na 158 kilometer aan, een heel tevreden Groenewegfietser gaat zitten op een bank in een bushokje midden in het dorp. Vóór me staat de kerk, daarnaast een grasveld met een grote boom die op een treurwilg lijkt. Daar ga ik staan. Morgen kan ik op deze bank koffie maken en ontbijten.
Het is stil buiten, een boerendorp waar morgen om vier uur de wekker gaat. Ik voel me hier geborgen en veilig, in het hele dorp zie ik maar twee kleine ramen waarachter licht brandt, de meeste van de 72 inwoners liggen waarschijnlijk al te slapen. Hier gaat niemand vragen stellen over een ieniemienie-tentje en een fiets. Wat een mooi slot van vandaag.
Ik zet m’n tent op en bewater de planten naast de muur van de kerk. Kijk om me heen in de oranje stilte van de avond. De inhaalslag in de donkere uren heeft gewerkt, ik ben opgeschoten en heb het naar m’n zin gehad. Niet gekookt, dat komt morgen wel weer. Een dag vol landschappen, indrukken, regen en zon. Met een start en einde in het donker. Met het avontuur waar ik voor kom en met, alles opgeteld, veel plezier. De straatverlichting floept uit. Bedtijd.
Dag 5 | Château-Bréhain – Pont-lès-Bonfays
18 januari 2024 om 22:38
Meesterlijke dialoog met de koedames. Echt van genoten. En van de rest ook!
19 januari 2024 om 19:27
Ha ha, dankjewel, ik geef het door aan Lillie! 🙂