Foto hierboven: Soriano nel Cimino, met op de heuveltop het Castello Orsini.
Even vóór half zes word ik wakker, tik op ‘sla wekker over’ en loop een rondje over het veld. De wekker hoeft niet echt vroeg te staan. Ik ben hier snel weg, m’n tassen zitten nog op de fiets. Vandaag finaledag. Ik heb berekend dat ik nog zo’n 110 kilometer te gaan heb, dat is goed te doen. Ik heb zin in een vroege start, het is heerlijk fietsen en het geeft me tijd. Tijd die ik aan het eind van de dag nodig zal hebben voor het laatste stuk door de grote stad. Ik wil die aankomst beleven zonder haast.
Om tien over zes zit ik op de weg. ‘Netjes’ zeg ik tegen mezelf, een goed begin Erik Odekerke. De weg verliet ik gisteravond in een afdaling, die afdaling maak ik nu af. Nog een kleine kilometer suizen tot aan de torrente Vezza op 160 meter, daarna omhoog naar Vitorchiano op 285 meter, waar ik aan de Piazzale Umberto I datgene vind waarmee ik ook de laatste fietsdag wil beginnen. Een bar. Om half zeven is er al redelijk wat leven op het kleine plein dat grenst aan het middeleeuwse deel van het dorp.
Centodieci chilometri
Gekletter van kopjes, een barman in overhemd, deuren die openstaan naar het terras. Het begin van de dag. Ik bestel een cappuccino en voer het kleine gesprek waarvan ik ben gaan houden. Waar het naartoe gaat. “Oggi a Roma” zeg ik, ervoor wakend om de paar woorden die ik ken niet meteen allemaal op te gebruiken. Vandaag naar Rome. “Calda!” (warm) zegt de man, want dat is wat Rome in de zomer vooral is. “Centodieci chilometri” voeg ik toe. “Ottanta” corrigeert hij, geen 110 maar 80 kilometer. Ik doe een ‘wat een opluchting!’ toneelstukje en vermoed dat hij met zijn auto niet de Benjaminse-route neemt. Er mag een caffè americano achteraan om het moment nog even te laten duren. Niet omdat ik terugdeins voor de warmte buiten de luifel, maar om me nog even die reiziger te voelen die het Italië van de Italianen meemaakt. Het land dat hij liefheeft.
Vulkanen, meren en toppen
Het rijtje meren en groene toppen langs de route ten noorden van Rome heeft alles te maken met wat zich daar honderdduizenden jaren geleden afspeelde. Ze vormden ooit één groot vulkanisch systeem, waarbij de meren ontstaan zijn op de plekken waar toen de toppen van vulkanen uit de aarde oprezen. Dat zie je pas als je een kaart met hoogte-schaduwen bekijkt, zoals de Openfietsmap van Italië links. Van boven naar beneden: (1) Lago di Bolsena, (2) Lago di Vico en (3) Lago di Bracciano. De Nederlandstalige wiki-pagina’s zijn slordig en summier, vandaar. Goed te zien is dat het Lago di Vico in een caldera ligt, een krater die gevormd werd toen de top van de Vicovulkaan instortte, zo’n 138.000 jaar geleden. Geologisch gezien is dat gisteren. De monti Venere (top nr. 3 op het kaartje) en Fogliano (top nr. 4) zijn in die tijd ontstaan.
Bij uitbarstingen kwamen overal in het omringende landschap grote hoeveelheden vulkanische as neer. De as en wat de vulkanen nog meer uitstootten vormden het tufsteen waarop onder andere Orvieto en Vitorchiano gebouwd zijn. Bij Orvieto kwam die as van de Vulsinio-vulkaan (top nr. 1) aan de noordrand van het Lago di Bolsena, bij Vitorchiano van de vulkaan die nu nog als de met beukenbossen overdekte Monte Cimino (top nr. 2) te zien is. De Rome-route loopt over de flanken ervan.
Uitgestrooid
Op m’n telefoon kijk ik naar de track op de kaart en lees de beschrijving in de routegids. De route van vandaag gaat kronkelen, stijgen en dalen. De hoogteverschillen zijn nergens groot, maar de klimmen lijken geen patroon te volgen en zijn lukraak uitgestrooid over de route. Vandaag fiets ik langs flanken en uitlopers van groene bergen ten oosten van de serie meren aan de noordkant van Rome (zie de kadertekst over dat routedeel). Wat heel aangenaam is, is dat het laatste stuk tot aan de ringweg vlak is, met de echte finale over een nog vlakker fietspad tot in het hart van de stad.
Vanaf het plein gaat de klim verder. Het asfalt is gebarsten, roze oleanders staan in bloei. Op het terras heb ik opnieuw berekend hoe ver het vanaf daar nog is, ik kom aan 115 kilometer. “Maar eigenlijk interesseert het me niet meer” zeg ik tegen m’n filmende videocamera, “ik ga het vandaag doen!”. M’n stem breekt, het doet me meer dan ik dacht om de stad straks te bereiken en dit avontuur af te sluiten.
Opluchting
De weg gaat langs een bos, kronkelt, stijgt. Aan de rand van Soriano nel Cimino zit ik op 425 meter en passeer een bord dat dit een gedenucleariseerde gemeente is. Een hele opluchting. Een vierkante burcht steekt boven de kleine stad uit, het Castello Orsini uit de dertiende eeuw. Een indrukwekkend gezicht. Ik zoek en vind een geschikte bar voor de tweede ochtendkoffie (eigenlijk de derde, bedankt voor jullie scherpte). Die vind ik. Met een rustig terras, schaduw, broodjes en Estathé. Alle ingrediënten voor het volmaakte second breakfast.
Prachtig
Ik daal af naar 280 meter en ga weer omhoog, via Vignanello. Net als Soriano een prachtig dorp, met aan het begin ervan een uitzicht op Monte Cimino. De bossen zijn groen, net als de planten en bomen langs de weg. Door de warmte doet dat vreemd aan, alsof het hier eigenlijk dor en geel had moeten zijn. Bij een buurtsuper koop ik yoghurt en wat perziken en abrikozen. De bakkers en bars onderweg zijn geweldig, maar zo krijg ik alleen energie binnen, niet al het andere dat m’n lijf nodig heeft. Een man komt op me af, vraagt waar ik vandaan kom en begint na mijn antwoord een verhaal te vertellen. Ik herken genoeg woorden om te weten dat hij het over de overstromingen heeft in Duitsland, België en Nederland. Ook Noord-Italië heeft er vaak last van, rond Turijn spoelen regelmatig hele straten weg. Hij wenst iedereen alle kracht en goeds toe bij het herstel.
Ik sla linksaf richting Roma (en kies een alternatieve route door het dorp), groet een wielrenner die een knikje maakt, “Ciao”, en doe dat zeker niet bij een keurige mevrouw die me heel streng aankijkt. Italiaanse semi-adel is niet te doen.
Afdaling
Na Vallerano klimt de weg door naar 400 meter, daalt weer af naar 330 meter in Carbognano en stijgt weer naar 425 meter in Caprarola. De ochtend vordert, de temperatuur gaat omhoog, het licht wordt fel. Boven me verandert er niets, de lucht blijft blauw met witte wolken. Na Caprarola verlaat de route de berghellingen aan de oostkant van het Lago di Vico en daal ik een paar kilometer af, aangenaam suizend langs boomgaarden en akkers.
Scherp
Links en rechts naast de weg verschijnen tufstenen wanden die de weg begeleiden naar een plein waar de bogen van een aquaduct in beeld schuiven. De aanblik is zo mooi dat ik even niet op de weg let en door een gat dender. “Sodeju” zeg ik tegen m’n videocamera en daarna tegen mezelf “blijf scherp, blijf scherp”, op deze wegen kan ik m’n aandacht niet laten verslappen.
Dit is Nepi. Het hoge bouwwerk doet me denken aan de Pont du Gard, Romeins en intact, maar deze bogen blijken veel jonger, het aquaduct werd in 1727 voltooid. De weg gaat verder langs pijnbomen en de dikke hoge muren die ooit de stad beschermden. De lucht is blauwig van het licht, het is bloedheet, een korte pauze kan geen kwaad. Ik kan de verleiding weerstaan om te blijven zitten, dit is een moment om door te pakken. Rome komt dichterbij, maar ik ben er nog niet. Nog een paar klimmen, nog even zweten en dan komt er rust in de route.
Maria
Een kilometer buiten Nepi passeer ik een rotswand met een paar kleine kapellen. Ik stap af en ga kijken. Bij een zwarte Maria met kindje Jezus staan bloemen en votiefkaarsen. Een klein heiligdom waarvan ik de naam en betekenis niet kan achterhalen. Ook thuis, bij het schrijven van dit verhaal is me dat niet gelukt.
Ik blijf heel even staan en richt me tot de Moeder aller moeders, tot dat wat ik niet weet en alleen voel.
Sukkelgang
De hoogte blijft rond de 200 meter schommelen, met wat dipjes die voor korte klimmen en afdalingen zorgen. Het wegdek is zo slecht dat ik op afdalingen in een sukkelgang moet rijden om m’n velgen heel te houden. ‘Fietsen in Italië is ontzettend leuk’, denk ik bij mezelf, ‘maar het wegdek van kleine asfaltwegen is hier werkelijk een ramp’. Als ik niet voortdurend oplet stuiter ik in een gat waar m’n fiets en ik niet ongeschonden doorheen komen. Op een van die klimmen ga ik er even af, het wordt me te gortig.
Het is een vreemd stukje, met een eikenbos, weides met geel gras en een onverhard stuk waarop ik wat keien ontwijk. Ik stop bij een paard dat duidelijk aanspraak zoekt – maar waarschijnlijk geen Nederlands verstaat. Een jonge vrouw komt aangelopen. “What a beautiful horse!” zeg ik. “Venticinque anni” zegt ze met trots. ‘Volgens mij is ze jonger’ denk ik bij mezelf.
Na Mazzano Romano duikt de weg naar beneden, naar een brug over de Treja op 110 meter. En gaat – zoals altijd bij ingesneden rivierdalen – daarna meteen fors omhoog. Bij Calcata zie ik Calcata Vecchia (Oud-Calcata) op een tufstenen bult liggen, los van de nieuwe stad.
Vastberaden
Voorbij Calcata golft de weg iets en gaat na een dip bij een drooggevallen stroom weer omhoog. Het glooiende landschap heeft geelgroene weides met bomen en struikenhagen, hier en daar een olijvenboomgaard. De thermometer zegt 39 graden, de warmte is ongenadig. Maar mijn lijf en ik zijn vastberaden, het schiet op, nog 45 kilometer. Dit is de laatste klim die m’n Garmin-gps weergeeft, m’n voortgang en het hellingspercentage zijn in een grafiekje op het scherm te zien. Daarvoor moet een klim wel iets voorstellen, in de praktijk klopt dat aardig met m’n beleving. Deze is niet heel hoog en niet heel steil, het zwarte pijltje kruipt traag tegen de hellende lijn op.
Voltooid
De laatste erkende klimmeters. Naast de weg een bord met een omgekeerde driehoek, ik nader de kruising met de SP14A. Daar maak ik een links-rechtsje en klim verder. Zet nog even kracht, laveer nog even tussen de gaten in het asfalt en dan valt de weerstand weg en loopt de hoogtemeter niet verder op. M’n Garmin piept, ‘klim voltooid’. Dit is ‘m, op 350 meter. Onbetekenend in een andere context, voor deze Romefietser nu een mijlpaal.
De gids is summier over het stuk tussen hier en de Sint-Pieter, de beschrijving van de laatste 41 kilometer is een kwart pagina. De tekst maakt het lastig te herleiden wat de weg nog gaat doen en waar. Als fietser wil ik dat graag weten aan het eind van een inspannende dag als deze. Maar deze fietser heeft de afgelopen weken geleerd niet alles te willen weten en de route te nemen zoals hij zich aandient.
Ik daal af naar 230 meter, op drie kilometer voorbij het kruispunt, en stijg daarna in 2,5 kilometer weer naar 285 meter. Garmin vind het geen echte klim, met 2-3 procent begrijp ik dat, het voelt meer als vals plat – ik vind het allemaal prima. De weg daalt naar Formello, waar ik zowaar een ijsje eet. De ontspanning zet in.
Leuk stuk
Na Formello verlies ik weer hoogtemeters, over een smalle weg met bomen en veel schaduw. Cicaden maken herrie in de bomen, nog wat laatste gravel (het ‘gemene diepe zijdalletje’ is er niet), een leuk stuk. Een kilometer verder kom ik op de Via di Santa Cornelia, met op de eerste kilometers prachtige parasoldennen langs de weg. Schaduw, overal lange bruine naalden, grote gaten en scheuren in het asfalt. Op een bord staat Strada deformata, ik had het niet beter kunnen omschrijven. In de verte steken flats boven het groen uit. Rome.
Op een kleine kilometer voorbij de aansluiting met de SR2-Bis maakt de weg nog een kleine stuiptrekking, met een korte klim van 25 hoogtemeters, en daalt dan braaf af tot Prima Porta. De rust stopt. Huizen, straten, auto’s, meer huizen. Ik fiets langs de rand van Labaro, links van me de Via Flaminia, die verderop de A90 kruist, de autostrada tangenziale, de ringweg rond Rome. Die ga ik oversteken.
Scherp
Maar eerst moet er eten in. Dat heb ik ook gedaan bij m’n tochten naar Parijs en Berlijn. Voordat ik de drukte (vooral het verkeer) van een grote stad in ga wil ik scherp zijn. Zitten, een pauze, eten, drinken en me een beeld vormen van wat me te wachten staat. In Labaro vind ik La Stazione, een bar met een terras, koude ijsthee en iets te eten. Ik neem een half uur rust, kijk in de gids en op de kaart en bereid me voor op de finale.
Overal
Weer bij- en opgeladen begin ik aan het avontuur van de onderdoorgang van de Tangenziale. Hoe ik in de kluwen van op- en afritten en temidden van alle auto’s veilig aan de andere kant kom is me eerst een raadsel. Ik snap niets van wat het paarse lijntje op m’n gps allemaal doet, maar door het te volgen ontdek ik tot m’n verbazing smalle stukjes fietspad die de op- en neergangen volgen zonder het autoverkeer te kruisen. Soms achter een railing, soms na een kort stukje langs de snelweg. Hulpdiensten met gillende sirenes razen voorbij, overal zijn auto’s en overal ligt glas. Om het te ontwijken heb ik de neiging om niet helemaal rechts te houden, een auto tuutert, toch moet dat, allicht. En dan, ineens, is het voorbij en fiets ik op het kalme rode fietspad langs de Tevere (Tiber), dat me naar het centrum zal brengen. Het is zeven uur, de zon zakt, een oase van rust. Hier fietsen is wonderlijk. Geen enkele auto, af en toe een fietser die me tegemoet komt of me inhaalt.
Finale
Dit is het dan, de finale van bijna drie weken onderweg. Wat ik nu aan het doen ben heeft niets meer te maken met ’t Zwaluwnest in Borkel, met de Hoge Venen, met Joke op de camping in Vianden en met de Moezel na de regenbui. Het is een universum verwijderd van het natte en lege stuk Noord-Frankrijk, de Col du Donon die geen col bleek, de vakwerkdorpen in de Elzas en de buitenwijken van Basel. Het lijkt los te staan van de tentplek aan het graanveld in Zwitserland, van de Bodensee en van Chur. Van de Splügenpas en de afdaling, de voetbalfinale op de camping in Chiavenna. Daarna kwamen de meren, de stedenreeks en de Apennijnen. Siena, de graanwoestijn van de Crete, het steeds golvende land van Umbria en Lazio. En nu fiets ik hier, langs de Tiber. Vreemd, heel vreemd.
Zwaar en leuk
In een weide grazen schapen, naast het pad staat de overgroeide ruïne van een fabriek. De sfeer is prachtig, haast sereen. De rust van het fietspad geeft me de kans om terug te blikken. Het avontuur dat ik zocht heb ik gekregen, dubbel en dwars, in alle landen. Ik heb veel aardige mensen ontmoet, het verkeer was – op een enkele uitzondering na – overal goed te doen, meer dan eens galant. Vond ik het zwaar? “Ja, als ik eerlijk ben vond ik het zwaar” zeg ik tegen m’n videocamera. Vond ik het leuk? “Ja”, ik moet lachen omdat het antwoord uit m’n tenen komt, “nou en of!” Bij mij gaat dat samen. Ik koos ervoor om lange etappes te fietsen en weinig rustdagen te nemen. Dat deed een stevig beroep op m’n improvisatievermogen bij het vinden van een slaapplek, op m’n mentale kracht om soms ’s avonds door te gaan en die klim nog te doen, op m’n lijf en op mij. Dat is uiteindelijk wat in me zit en wat ik opzoek: mezelf aan het werk zetten.
Twee helden
“Als je het hebt over verbazing”, zeg ik tegen m’n camera, “buiten alle mooie dingen die ik heb gezien en de vele aardige mensen die ik heb ontmoet, dan gaat die verbazing vooral over de twee jongens die hier nu aan weerszijden van het frame aan het werk zijn. Dat zijn m’n benen, het is echt ongelooflijk wat die allemaal hebben gedaan. Eerst tien dagen achter elkaar fietsen, met op de tiende dag een Alpenpas, dan een dagje rust en daarna weer negen dagen fietsen. Daar zitten dagen bij waarop ik zonder dat ik een pas over moest 15-1600 hoogtemeters heb gemaakt. Als deze tocht helden heeft, dan zijn het die twee.”
Naast het pad verschijnen gebouwen, sportvelden en mensen. De zon zakt verder, ik kom langs bruggen en beelden, langs wegen met auto’s. Ik rijd Rome in. Het rode fietspad gaat over in een grijs pad naast de weg. Op dit tijdstip is er niet veel verkeer meer, maar genoeg om goed op te letten en alle rode verkeerslichten te respecteren. Het groene uitzicht van even geleden is veranderd in een hoge stenen wereld waar ik doorheen navigeer. Mannen in pak op stepjes, studenten die een kruising dwars oversteken, een vrouw met een boodschappentas. Herrie, beweging, honderden beelden en geluiden. Alles wat bij een grote stad hoort.
Met een voortdurende blik op m’n gps vind ik gemakkelijk m’n weg en hoef ik nergens tussen de auto’s te fietsen. Het grijze fietspad wordt weer rood. De drukte en hectiek vallen me mee, het kost me weinig moeite. Dat doet de avond, dat doet de rust- en eetpauze die ik eerder nam.
Blikveld
Palmbomen, een monumentaal gebouw, een brede weg met kasseien. Ik nader het hart van de stad. Het zonlicht kleurt oranje, de zon gaat bijna onder. Rechts van me verschijnt het Castel Sant’Angelo, de Engelenburcht. Dat doet me wat, hier fietste ik met Elsbeth tijdens een lang en ver avontuur. Een eenzame gitariste zingt Eye in the sky. Meer kasseien, engelen op sokkels, grote muren met kantelen.
Dan, in een passepartout van parasoldennen en witte gebouwen, verschijnt de grote koepel van de Sint-Pieter. Ik moet even stoppen bij een drukke weg en rijd er dan recht op af. Het laatste rode licht negeer ik, ik laat niets dit onderbreken. Hekken, alleen fietsers mogen er voorbij, pilaren met lampen bovenop, de enorme kerk die m’n blikveld beheerst. Ik laat m’n camera lopen. En val stil, onder de indruk, met emotie die zich een weg zoekt. “Wat moet ik zeggen”, zeg ik “het overdondert me. Na twintig dagen en 2180 kilometer. Wat dacht je dan.” Meeuwen krijsen, ik slalom tussen wat plantenbakken door en fiets het Sint-Pietersplein op.
“Hij is prachtig” zeg ik tegen de camera die nog steeds loopt. Uit m’n Garmin komt een melodietje, ik heb het eindpunt van vandaag bereikt. “Wat een tocht en wat een avontuur”, ga ik verder. “Ik ben stiekem ook een beetje blij dat het volbracht is.” Ik moet lachen, “dat vind ik van mezelf niet gek na zoveel fietsdagen en inspanning. Maar het was het waard.” Ik zet m’n videocamera uit, maak wat foto’s en sta nog even te kijken naar het schouwspel van het laatste daglicht op de machtige kerk. De kerk waarin m’n naamgenoot begraven ligt. In het oude hart van Rome.
Met dank aan alle lezers voor het geduld dat ze hebben gehad bij het verschijnen van dit verhaal. Met dank aan de lieve mensen onderweg, aan Joke, de bakker in Zwitserland, de hotelmevrouwen en barmannen in Italië. Met dank, niet te vergeten, aan Paul Benjaminse, de routemaker (sorry als ik soms wat kritisch was). Dank, tot slot, aan Elsbeth en m’n beide mannen, die mij dit mogelijk maakten – een daad van liefde.
23 augustus 2022 om 11:55
Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden, jij hebt die van Benjaminse gereden. Met heel veel plezier heb ik van je avontuur gelezen. Heb je nog meer doelen om zo werkelijkheid laten worden? Dublin, Madrid? Je kunt nog zoveel kanten op, geniet van het fietsen en veilige km gewenst!
23 augustus 2022 om 16:38
Ha, bedankt! Genoeg ‘onrust in de kop’ voor tochten in de toekomst. Weet niet of dat routes naar een grote stad gaan worden. Naar Rome is een klassieker die ik al heel lang wilde doen, net als naar Parijs en Berlijn. Nu ik de bagagefiets-routine hervonden heb ga ik m’n eigen avonturen maken. Zelf routes uitzetten wordt (weer) m’n toekomst. Een rondje naar het oosten via Krakau zit in m’n hoofd, van Basel naar huis via Vogezen en Eifel, en een plan dat ik nog even onder de pet houd. Volgend jaar april in elk geval naar Stavanger, ik ben al bezig met de tracks (en met dromen). Jij ook veel mooie tochten toegewenst (ik heb je website gezien, mooi) en wie weet tot ziens!
23 maart 2024 om 11:28
Heb enorm genoten van jouw warme en inspirerende verslag!
Als in een film mee gegaan op jouw weg naar Rome, in september/oktober 2024 zelf mijn 2 helden aan het werk zetten en naar Rome fietsen vanuit Antwerpen.
Hartelijk dank!
23 maart 2024 om 12:19
Ha ha, leuk, dankjewel! Volgens mij een heel goed seizoen om die tocht te maken, ik wens je alvast een goede reis en in de aanloop veel voorpret. Groeten, Piet.
23 september 2024 om 20:10
Ik ben net een week thuis van fietsen naar Rome via de Benjamins route samen met mijn man. Met nostalgische gedachten aan de weg, vind ik jou verhalen en er is zoveel, echt zoveel herkenning!!!, een feest om jou verhalen van de route te lezen. Ook de aankomst in Rome omschrijft precies dat, wat ik voelde toen we in uiteindelijk in Rome waren. Ik zal het verhaal nog wel een paar keer lezen om eigen herinneringen te laten herleven, bedankt voor het mooie verslag.
23 september 2024 om 21:24
Heel aardig van je, Carola. En geen dank, voor mij was het schrijven ook een herleven, ik was er weer. Mooi is ook dat verhalen je als fietsers verbinden. Groet!