Foto hierboven: fietspad (voie verte) in de buurt van Elzange, Frankrijk.
Om zes uur maakt de wekker me wakker, dat overkomt me zelden. Ik zet ‘m uit, denk ‘ik zie het wel’ en slaap weer verder. Dat overkomt me nooit. Om tien over half zeven word ik weer wakker, uit mezelf. Ik staar naar het tentplafond. Wat ga ik doen?
Hier en nu
Een gedachte tekent zich helder af: ‘wat ik niet ga doen is haasten’. Niet op de klok kijken of me druk maken over hoe laat het is als ik straks wegga. Ik ga de dag beginnen met aandacht voor het hier en nu, met zorgen voor m’n spullen en voor mezelf. Daar ga ik de tijd voor nemen.
Die houding bevrijdt me van alles wat ik van mezelf moet. Dit is goed. Ik sorteer in alle rust m’n spullen, pak m’n tassen logisch in, maak wat dingen schoon en laad alles op. Ik voel dat ik goed geslapen heb, bijna acht en een half uur. De grote pan pasta van gisteravond heeft gewerkt, m’n benen voelen goed als ik naar het sanitairgebouw loop. Ik was alles wat een wasbeurt nodig heeft, knijp het goed uit en doe het onder de elastieken op de achterdrager. Zeg Joke gedag, bedank haar nog eens voor de goede zorgen en fiets naar de Aral. Basecamp.
Kleine wereld
Ik haal koffie en een voorraad broodjes, kaas, een Schnecke, een appelflap. Mensen kennen elkaar hier. Een oudere vrouw en man komen elkaar tegen, ze maakt een buiginkje en vraagt in het plat Letzeburgs hoe het met hem gaat. “Ook alles goed met de vrouw?” Alles is goed. “Dan laat maar gaan”, ze stoot hem even aan en lacht. Buiten onder de overkapping sta ik m’n koffie te drinken en gelukkig te zijn. Ik heb het weer op een rijtje, de spirit is terug. Als baby’s ziek zijn moeten ze slapen, baby’s slapen zichzelf beter. Zo is het ook met deze Rome-fietser. De slaap en de rust van vanmorgen hebben gewerkt, ik had het even nodig. De spullen die ik bij me heb geven me de vrijheid en de autonomie die ik tijdens het fietsen zoek, ze zijn m’n thuis waar ik goed voor zorg. De orde in m’n kleine wereld van het onderweg zijn is belangrijk voor me, daarmee kan ik de grote wereld aan. Modder en regen deren me niet, zolang ik daarna m’n ketting weer schoon kan maken en kan smeren. Vocht maakt niet uit zolang m’n kleren weer kunnen drogen. Wat stroom nodig heeft moet op tijd opgeladen zijn, ik wil niet met een lege camera staan. Het lijstje is niet lang, maar te lang voor de korte avond van gisteren. Als ik moe ben heb ik moeite om dat los te laten. En ik had me gisteren heel erg verheugd op het moment van geborgenheid in het restaurant.
Bob – die de route in omgekeerde richting fietst – appt, een foto met “Goedemorgen (opklaringen in Rouffach)”. Wat later volgt een foto met dikke wolken, in de Elzas is het net zo grijs als hier. Ben benieuwd waar we elkaar gaan tegenkomen.
Ik zet m’n gps aan en laad de track van dag 4. Ik ben zo slim geweest om ‘m vannacht met m’n powerbank op te laden, m’n Forumslader heb ik in de regen van gisteren niet gebruikt, op weg naar Berlijn ontdekte ik dat er dan toch water in de USB-aansluiting komt. Om vijf voor half negen rijd ik weg – voor mijn doen historisch laat. Ik ben het kwijt, de zware gedachten van gisteravond. Ik ga weer fietsen.
Aandacht
Het spettert wat, de lucht is lichtgrijs maar de wolken zijn dun, af en toe schijnt de zon er bijna doorheen. Ik ben al lang blij dat het niet echt regent, Luxemburg ken ik niet anders dan druilerig en grijs. Het geluksgevoel van de eerste kilometers, aan het begin van een nieuwe dag, is sterker dan die grijsheid. Ik ben weer onderweg, niets mooiers dan dat. Vandaag ga ik net als anders proberen om zo ver mogelijk te komen. Ik ga m’n etappe-plan tot Rome niet laten varen, ik ga het gewoon proberen. Met een andere houding, zonder haast en met meer aandacht. Daar ben ik vanmorgen mee begonnen. Waar ik vandaag uitkom ontdek ik vanzelf.
Na een paar kilometer steek ik bij Roth an der Our de rivier en de grens over – er staat zelfs een slagboom – en ben in Duitsland. Weg en route volgen de Our, die bij Wallendorf overgaat in de Sûre, via de oostelijke oever. Wat een mooi stuk. Golvend land met mais, gras en bomen. Er zit veel rust in dit landschap, ik ben vrijwel alleen op het nieuwe asfalt, er komt maar een enkele auto voorbij. De regen blijft lichtjes vallen, de regenjas blijft in de tas, daar sluit ik me teveel mee af. Het land is groen en toch open, vaak zie ik de weg al in de verte langs de bosrand lopen. Veel verschil met de herfst is er niet. De lucht is net zo grijs en nat, het licht net zo gedimd, de wegen net zo stil. Alleen de bladeren zijn niet oranje, maar groen in alle tinten.
Klein Luxemburgs-Zwitserland
Bij Dillingen ga ik via een kasseienbrug – waarover ik liever loop dan dender – over de Sûre terug naar Luxemburg. Niet ver daarna sla ik rechtsaf en begin bij Grundhof aan de klim het rivierdal uit, over de hoogte van Zuidoost-Luxemburg heen en aan de andere kant weer naar beneden, naar de Moezel. Het is wonderlijk anders dan ik me herinner. In die herinnering was het een lange en stevige klim door een zijdal, nu ik hier weer fiets blijkt de werkelijkheid veel milder. De eerste kilometers gaan langzaam omhoog, zo’n veertig hoogtemeters tot Mëllerdall (Müllerthal), een groep huizen aan een T-splitsing waar ik even stop en dan linksaf sla. Daar begint het mooiste en bekendste stuk van de weg van Grundhof naar Junglinster.
Deze streek, de Region Müllerthal, heeft de bijnaam Klein Luxemburgs-Zwitserland. De onvaste Nederlandstalige Wiki-pagina heeft het over ‘het Mullerthal’, maar Müllerthal is de naam van het dorp, niet van het dal. Mullerthal is bovendien de Franse naam. De Schwarze Ernz, een beek die verderop in het Grünewald ontspringt en uitmondt in de Sûre, heeft hier in de loop van honderdduizenden jaren de bodem uitgesleten tot een dal en een gebied met rotsformaties die vanaf de weg maar voor een klein deel zichtbaar zijn. De bekendste plek van deze toeristische regio, waar de Mullerthal Trail doorheen loopt, is de Schiessentümpel, de (jazeker) hoogste waterval van Luxemburg waarover een net zo bekende stenen brug met houten leuning is gebouwd. Ik zet m’n fiets op de standaard en maak een foto. Zwitserland is nog ver weg, de superlatieven zijn hier de weg kwijt. Het water valt klaterend een paar meter naar beneden, wandelaars met rugzakken komen voorbij, de aarde draait rustig z’n rondje. De pracht van deze plek is het kleine ervan, alsof ik in een sprookje stap.
Vaste waarden
Het gaat hier wel echt omhoog, maar niet lang. Na de Schiessentümpel vlakt de stijging af tot iets meer dan vals plat en gaat de weg gently omhoog naar een punt een paar honderd meter vóór Blumenthal – vanaf Müllerthal zo’n 6,5 kilometer verder en 100 hoogtemeters hoger. De rotsen en de dichte bossen maken het een prachtig stuk, al voelen de passerende vrachtwagens erg dichtbij op de smalle weg. In Blumenthal begint het weer te regenen en werk ik in een bushokje een deel van m’n voedselvoorraad weg. Het wereld-weer heeft zo z’n vaste waarden. In de Sahara brandt de zon een gat in je hoofd, in Luxemburg regent het. Als je dat weet schrik je er niet meer van. Ik doe toch maar m’n regenjas aan, zet m’n capuchon op, doe foto- en videocamera onder de fietstasklep en peddel door naar Junglinster, blik op de weg.
Na Blumenthal daal ik eerst spatbord-spetterend af en klim daarna omhoog naar de afslag van een kleine weg naar Junglinster. Daar zeg ik m’n laatste duidelijke herinneringen aan de route gedag. Dirk en ik sloegen hier in 2015 af en namen het fietspad naar Luxemburg-stad, Benjaminse en ik gaan hier rechtdoor. Als ik me tussen hier en Morhange nog iets herinner, is het van veel langer geleden. Veel zal het gelukkig niet zijn. Ik heb uitgekeken naar dit moment waarop ik de herinneringen van me afschud en het nieuwe begint.
Toeter
De regenkraan gaat eerst vol open en daarna weer dicht, het land golft mild met bomenhagen, weilanden en kleine dorpen. In Roodt-Sur-Syre eet ik wat bij een tunneltje onder het spoor, in de kalmte van de buitenrand van het kleine dorp. Die rust gaat in duizend stukjes als in het dorp een gigantische toeter afgaat en blijft afgaan. M’n trommelvliezen duiken in elkaar, de ruiten van de huizen klapperen er bijna van. Het is de eerste maandag van de maand, maar ook elf minuten over twaalf. Iemand heeft niet op zitten letten, of er is echt iets aan de hand. Maar de straten houden het uitgestorvene van het gemiddelde Luxemburgse dorp, in het volgende dorp herhaalt de geluidsstorm zich. Toch een test.
‘Als het mooi weer was geweest had je dit landschap waarschijnlijk lieflijk gevonden’ denk ik vanonder m’n capuchon, kijkend naar de cirkeltjes die de opnieuw vallende regendruppels op het asfalt maken. Nu mag dit stuk zo snel mogelijk voorbij zijn. Ik moet hier doorheen, door het slechte weer en door dit stuk Luxemburg. ‘Over een week, in Zwitserland of Italië, zul je met heimwee terugdenken aan deze dagen waarop het twintig graden is’ zeg ik tegen mezelf, ‘dan fiets je in 35 graden’. Afkoelen doet de regen me gelukkig niet, het voordeel van de zomer.
Na nog wat geklim en gegolf zet de route de afdaling in naar het Moezeldal. Dat is waar ik wil zijn, aan de rivier en verderop aan de Franse grens, ik kan niet wachten. Ook in de zon zou de liefde voor dit land niet vanzelf gaan. Verklaren kan ik het niet, maar met de Luxemburgers krijg ik geen verbinding. Fransen begrijp ik, met Fransen praat ik, net als met Belgen en Duitsers. Ik kan me niet herinneren ooit – kassa-conversatie daargelaten – één gesprek met een Luxemburger te hebben gevoerd. Dat overkomt me in geen enkel land. “Wéi geet et dir, hutt dir haut mat Ärem Vëlo gefuer?” Ik ga het niet eens proberen.
Gedoe
Als ik op m’n horloge kijk, zie ik heel andere dingen dan de bedoeling is. Op m’n Apple watch is een andere wijzerplaat verschenen, de ingestelde blijkt weggegooid. En er staan allerlei apps open. Het aanraakscherm heeft de licht vochtige binnenkant van m’n jas opgevat als een vinger. Ook op m’n telefoon, in een jaszak, is van alles gebeurd. Waar het mis gaat is dat het scherm van telefoon of horloge bij een beweging wordt geactiveerd, de jas doet de rest. Dat kan ik uitzetten, maar dat is niet eerder nodig geweest. Ik verschuif wat virtuele schuifjes en stel alles weer in zoals ik het graag heb. Gedoe. Iets geleerd. Verder.
Limonade
Bij Ehnen is het zover, na een afdaling door het dorp en het oversteken van een weg sta ik aan de Moezel, die hier kalm voorbij stroomt. De rivier heeft me nooit aangetrokken, zoals ik wakker kan liggen van het idee langs de Yukon te fietsen. M’n ouders dronken vroeger moezelwijn, die – toen ikzelf de wijngerechtigde leeftijd bereikte – me voorkwam als grotemensenlimonade. Geen gedenkwaardige wijn waarbij je de nieuwste film van Wes Anderson of de ondraaglijke lichtheid van het fietsersbestaan bespreekt, meer de condens-op-het-glas ontspanning als je voor je glamping-doekwerk mijmert over last minutes naar Mallorca en de betrouwbaarheid van Buienradar. ‘Moezel’ klinkt net zo braaf als een Beierse burger. Op YouTube-video’s heeft de Moselradweg zoveel avontuur als een bingo-avond in Huize Avondrood, de glooiende druivenakkers zijn in orde maar ze houden maar niet op. Zo, het is eruit, het wachten is nu op een schavot-en-rotte-tomatensessie op het dorpsplein – met doorkijk naar de brandstapel. De realiteit is dat ik geen meter van die Radweg heb gefietst en voorbijga aan waarom zoveel fietsers dat met zoveel plezier doen. Ik vond Duitsland ‘mwa’, tot m’n tocht naar Berlijn. Nu denk ik er vaak aan, nu wil ik ernaar terug. The right thing to do voor mij is die Radweg een keer helemaal fietsen, en elkaar daarna nog ‘ns spreken. Waarschijnlijk ben ik dan op m’n plaats gezet.
Waarschuwing
Het bereiken van de rivier is een mijlpaal, Frankrijk is niet ver meer. Het is hier anders dan ik verwachtte. In m’n verre, vage herinnering was dit vlak open land, in werkelijkheid fiets ik door een groen en ondiep dal met veel bomen. Minder kaal dan verwacht en veel leuker. De regen is gestopt, de route gaat eerst anderhalve kilometer naar links, neemt daar de brug naar de andere oever en loopt daarna terug langs de rivier.
Eerst heb ik hier nog iets te regelen, want aan de overkant fiets ik straks door een stuk Frankrijk waar Benjaminse en mede-fietsers voor waarschuwen. Dit deel van Noord-Frankrijk is leeggelopen. Eind vorige eeuw werd veel zware industrie in de regio gesloten en gingen inwoners ergens anders werken en wonen. Toeristen gaan liever naar het warmere zuiden, jonge mensen verlaten hun dorp voor de stad. Het gebeurt in heel Noord-Frankrijk, zoals ik merkte op m’n laatste fietsdag naar Parijs. Voor de fietser is er genoeg te zien, maar door de leegloop heeft de logistiek aandacht nodig. Ik fiets straks door een stuk van zo’n honderd kilometer zonder bakkers, buurtsupers of officiële slaapplekken. Veel last hoef ik daar niet van te hebben, op tochten als deze heb ik aan één bakker in de ochtend genoeg voor de rest van de dag, voor de avonden zonder winkel of Aral heb ik vijf instantmaaltijden bij me. Punt is alleen dat ik door m’n etappe-indeling aan het begin van dat stuk overnacht. In die buurt schijnt nog een winkel te zijn, maar ik gok er niet op. Ik verwacht geen ochtendbakker en slapen in het bos. Deze Rome-fietser is een man met een plan.
Succesformule
Deel 1 van dat plan is dat ik hier ergens m’n voedselvoorraad aanvul voor de Grote Oversteek van het noordelijke Frankenland. M’n zoektocht heeft precies vijf minuten geduurd als ik vóór de Moezelbrug een Texaco tegenkom die veel meer dan alleen brandstof verkoopt. Het Aral-verhaal. Tot m’n grote verbazing staat de winkel niet alleen vol met drank en sigaretten (de lage accijnzen in Luxemburg zijn een economische succesformule), maar ook met koffie. Dan herinner ik me een gesprek tijdens m’n Berlijn-tocht waar ik ontdekte dat koffie in Duitsland (dat hier aan de overkant ligt) heel duur is. Maar die zit al in poedervorm in de fietstas, dus ik koop een zak vol broodjes, chocola en m’n eigen succesformule, een grote glazen pot Barilla pastasaus. Laat Noord-Frankrijk maar komen.
Aan de andere kant van de brug volg ik in Duitsland de rivier stroomopwaarts. Na de regen en de golvende weg in Luxemburg is het vlakke en vrijwel lege fietspad (slecht weer is hier een zegen) een aangename afwisseling. Door, over en langs de ene camping na de andere, waar voortenten dichtgeritst zijn en oma in de regenjas toch even de hond uitlaat. Rechts naast me stroomt de Moezel traag door het brede dal, links volgt het pad een spoorlijn die niet in gebruik lijkt.
Groen
Ik ben werkelijk alleen en schuil bij de volgende bui onder het afdak van een fietsers-rustplaats. Op m’n kaart-app zie ik dat ik veel langer langs de Moezel fiets dan ik had ingeschat, zo’n 20 kilometer tot de Duits-Franse grens ter hoogte van Schengen. Ganzen kijken me aan vanaf een omgevallen boom in de rivier, het beton van het fietspad begint op te drogen, de lucht wordt lichter. Om me heen kruipt het groen naar het fietspad toe, dat een smalle laan wordt waar zonnestralen schuchter door de bomen vallen. De Moselradweg scoort punten. In de verte wordt een brug zichtbaar, bij de oprit ervan ga ik links, even later rechts en dan met een krinkel nog ‘ns naar rechts, terug langs de rivier. Bij een splitsing staat Cedez le passage (verleen voorrang). Ik ben ongemerkt Frankrijk in gefietst, de brug was die bij Schengen.
Cliché
Met familie in de Drôme waar we regelmatig naartoe gaan is Frankrijk vertrouwd. Ik red me met de taal, de beleefdheden, de gebruiken. In Luxemburg voelde ik me een vreemde, hier voel ik me thuis. Ik fiets door Apach en langs het overwoekerde beton van een spoorlijn. De namen van de dorpen zijn Duits en Frans, net als deze streek (Lorraine) dat is. Dit was Frans, daarna Duits en sinds 1920 weer Frans. In Sierck-les-Bains ontvlucht ik een stortregenbui onder het afdak van een winkel, naast een stel mannen met halve liters bier. We groeten met gemompel en een knikje. Even later kom ik ze weer tegen in een smal tunneltje onder het spoor. Hun honden blaffen en worden teruggeroepen, de mannen verontschuldigen zich. “Merci” zeg ik in het voorbijgaan, me realiserend dat ik in hen vooral de alcoholisten zag, niet de mensen daaronder. Er komt nog een stel mannen met halve liters naar het tunneltje gelopen, het cliché van het kansarme Noord-Frankrijk bevestigend.
Warm
Het wordt warmer en zelfs warm, de wolken breken in stukken, met blauwe vlekken waar de zon doorheen komt. ‘M’n handdoek gaat nu eindelijk drogen’ denk ik, waarna er om me te plagen nog een voorraad spetters uit de halfblauwe lucht valt. Het zijn de laatste van vandaag. Het plezier in het fietsen heeft door alle regen niet de kleinste deuk opgelopen, al voel ik voor het eerst dat m’n benen moe aan het worden zijn. Via een brug steek ik de Moezel over maar blijf in Frankrijk, op de Chemin de la Moselle vers Thionville. Na ruim acht kilometer gaat de route terug naar de rechteroever. In de verte zie ik de witte pluimen uit de koeltorens van de kerncentrale bij Cattenom. Ze doen me denken aan de centrale bij Cruas, op m’n vaste rondje Montélimar langs de Rhône. Na negentien kilometer vanaf Schengen komt het fietspad uit op een doorgaande weg die naar het zuiden afbuigt. Hier verlaat ik de Moezel.
Boven verwachting
De eerste kilometers gaan over de D2, een drukke doorgaande weg. Bij Elzange verlaat ik de D2 en het verkeer en gaat de route over een voie verte (vergelijkbaar met een RAVeL in Wallonië) richting het zuiden. Het is mooi boven elke verwachting. Ik volg het brede en licht golvende dal van de Canner stroomopwaarts, de rivier die in de Moezel uitmondt op de plek waar ik naar het zuiden afboog en het Moezeldal verliet. Elzange, Inglange, Buding (waar Elsbeth en ik destijds op een gesloten camping municipal mochten staan), Kédange – plaatsnamen die eerder Luxemburgs dan Frans klinken. De wolken komen uit een schilderij, als ze opzij gaan voel ik de warmte van de Franse juli-zon. Weggaan doen ze niet, maar het blijft droog. Brede uitzichten, af en toe een dorp met een kerk en een monument. Geweldig fietsen, ik heb de weg bijna voor me alleen.
Bij Aboncourt ga ik rechts richting Bettelainville, verlaat ik het Cannerdal en ga (dus) een flink stuk omhoog, over de grotere D55. De avond valt, iedereen zit thuis te eten, op de weg heerst totale rust. Ik sta stil voor een laatste slok water en een blik op m’n horloge. Het gaat me lukken vandaag, het is nog drie kilometer tot waar ik vannacht wil slapen. Een groep beige koeien roffelt het weiland door naar waar ik sta. Om de verwachtingen wat te temperen spreek ik ze toe, met beperkt effect.
Verdwenen
In Bettelainville kom ik een echte broodautomaat tegen, de bakker is ook hier kennelijk verdwenen. In m’n tas zit genoeg brood, ik fiets verder, het laatste stukje van vandaag. Op een kleine twee kilometer voor Vigy stop ik en kijk naar links. Het is precies zoals ik bij m’n verkenning thuis op Google Street View heb gezien. Een bosweg die het kleine Forêt communale (gemeentebos) de Vigy inloopt. Een open plek met een gebouwtje aan de rechterkant, waarlangs de weg verder het bos in verdwijnt. Het is half acht, ik ben er, na 120 kilometer. Hier ga ik slapen.
Wild
Eén van de dingen die ik op deze tocht beslist wil doen is een paar keer wild kamperen. Op m’n fietsreizen kampeerde ik overal, daarna ben ik dat vreemd genoeg verleerd. Als ik niet vastzit aan campings of hotels geeft me dat veel meer vrijheid bij de indeling van m’n dagetappes, ik kan slapen waar ik ’s avonds uitkom. Ik heb de route verdeeld in tracks van zo’n 120 kilometer, zodat m’n gps zich niet verslikt en ik een idee heb van m’n voortgang. Die tracks weerspiegelen m’n ambities, meer niet, ik leg niets vast. Die vrijheid heb ik gemist en maakt het avontuur groter.
Wild kamperen is in veel Europese landen verboden, maar het toch doen is lang niet altijd een probleem. Het gaat op gevoel waar dat handig is en waar juist niet, dat gevoel moet ik mezelf weer aanleren. Dit begin is daarom spannend. Een gemeentebos (dus geen privéterrein) dat niet aan het dorp grenst en dat honden-uitlaters waarschijnlijk te ver weg vinden lijkt perfect. ’s Avonds komt hier waarschijnlijk niemand. In een eerder leven ben ik getraind om ongezien te blijven, die skills spreek ik nu aan. Ik wacht totdat er van beide kanten geen auto’s te zien zijn, steek de weg over en ga het bos in. L’aventure commence.
Verkenning
Ik zet m’n fiets uit het zicht en ga lopen. Elk plan begint met een verkenning. Het gebouwtje zit goed op slot, onder het afdak staat het vol. Een tentplek zoeken dus. De bosweg maakt verderop een bocht en krijgt een zijtak die doodloopt in de struiken. Een buizerd vliegt verschrikt op, niet gewend aan menselijk bezoek. Ik ben hier niet alleen. Met wat rondlopen check ik of er niet teveel hobbels zijn en duw wat begroeiing weg. Ja, het kan hier.
Ik kook m’n pasta bij een soort steiger. Die had ik liever middenin het bos gehad, maar vooruit. Dat een automobilist me hier ziet zitten (als die tenminste op het goede moment opzij kijkt) is OK, ‘een avondwandelaar zeker, die even pauze houdt zeker’. Als er ook een fiets met bagage staat gaat die ehm… wandelaar hier duidelijk overnachten. Dat is het enige waar ik beducht op ben. Van de dieren in dit deel van Frankrijk heb ik niets te vrezen, al slaap ik liever diep als zwijnen langs m’n tent komen wroeten. Waar ik geen zin in heb is een plichtsgetrouwe boswachter die me uit bed komt halen of iemand die nog wat kampeerspullen mist. In m’n eentje ben ik ’s nachts weerloos.
Maar al die dingen gebeuren alleen in m’n hoofd. Ze verdwijnen langzaam maar zeker als ik na het vorstelijke maal m’n tent opzet, m’n plek maak en terugkom voor de koffie. Hier zit ik dan, zomaar in een bos in Frankrijk. Het enige dat hier gebeurt is een Rome-fietser die het ongelooflijk naar z’n zin heeft, mevrouw buizerd in het voorbijgaan een goede nacht wenst en na het tandenpoetsen voldaan z’n tent in kruipt. Life can be fabulous.
29 november 2021 om 23:05
Dag Piet, ik lees vol overgave je reisverslag van de Rome reis. Ook je intro’s tot de reizen, en je gevoel dat je soms omschrijft komt me zeer bekend voor. Het gevoel van op iets te zitten broeden, het niet direct kunnen uitwerken door familiale, zakelijke omstandigheden. Die onderhuidse onrust van weg te willen zijn. Maar toch ook steeds met je gezin willen rekening houden. Ik ga volgende zomer met mijn dochter van 9 naar Parijs fietsen met een Pino Haze tandem. Mijn vrouw heeft als verpleegster minder vakantie dan ik en heeft ook beslist om mee te fietsen. Dus dat wordt als iets om naar uit te kijken. Maar mijn groter doel is een dubbele camino te fietsen. Naar Rome en van daaruit naar Santiago de Compostella. Er de nodige tijd voor uit te trekken. Ook ik heb het geluk een vrouw te hebben die me zegt… DOEN. Maar daarom is het zo leuk om te lezen dat er nog mensen zijn met die onderhuidse struggle. Ik hou er ook van om thuis op de dorpel te vertrekken. Ik voltooide dit jaar de Groene weg naar de Middellandse Zee. Stuk met de trein tot in Nancy.(vorig stuk had ik 2 jaar geleden al gedaan) Was zeer leuk. Zo Piet, ik kijk al uit naar dag 5. Je bent een schrijverstalent. Groetjes, Zjappe
2 december 2021 om 00:18
Bedankt voor je reactie Marc, hartverwarmend. Fietsers herkennen elkaar zonder dat ze elkaar kennen, ik zag je fietsfoto’s op Instagram. Als je de grote wereld ooit vanaf de fiets hebt gezien wil je ernaar terug, en wil je anderen vertellen hoe mooi het buiten is. Wat een geweldig plan om met z’n drieën naar Parijs te fietsen! En die dubbele camino, een doel om wakker van te liggen. Heel veel fietsplezier en mooie tochten toegewenst, misschien een keer tot onderweg (en dag 5 is bijna klaar :-)). Groet, Piet.
2 december 2021 om 21:26
Hi Piet, Onwijs blij dat ik je reisverslag gevonden heb. Heel inspirerend, informatief en heel mooi beschreven verhalen die ik in een ruk achter elkaar heb gelezen. Ik fiets zelf al een paar jaar wat losse dagtochten en het plan was afgelopen voorjaar naar Rome te fietsen maar helaas was dat toen net iets te vroeg gezien de Covid situatie. Nu is aankomende mei volledig geblokt in mijn agenda, het moet gaan gebeuren! Droom er al jaren van en heb er ontzettend veel zin in. Nu nog even aan het dubben of ik voor Benjaminse of Reitsma route ga kiezen. Ach gewoon trappen en dan zie ik wel 🙂 Nogmaals dank en ik kijk uit naar de rest van het verhaal.
5 december 2021 om 00:09
Ha, leuk om te horen. Ik ben jaloers op je, ik denk echt dat mei veel leuker fietsen is dan juli. Groot gelijk. Op de pas zal de muts op moeten, maar in Italië is er volgens mij geen betere tijd. Houd (denk ik) wel rekening met regen in de Alpen en in Noord-Italië, maar Toscana in mei… Alvast heel veel plezier en ik zal de vaart erin houden bij de rest van het verhaal :-).