Foto hierboven: tussen Schirmeck en Rothau, in het dal van de Bruche.
Om zes uur doe ik m’n ogen open. Buiten is het zo stil als een kleine Franse camping kan zijn. Geen tikken op het tentdoek, geen regen, het ochtendlicht stelt de nieuwe dag aan me voor. Ik loop over het gras naar het sanitairgebouw, de eerste rits gaat open, onze Duitse fietsburen staan op. Ik heb heel goed geslapen. De nacht heeft de dag gereset, als de zon klimt zal ze de witte lucht blauw laten kleuren, de regen is ver weg en lijkt er nooit te zijn geweest.
Niet storen
Ik kijk op m’n telefoon. Elsbeth heeft me vier keer gebeld, maar het ‘niet storen’ op m’n telefoon heeft te goed gewerkt. Ik bel haar, met de schrik om het hart. Een rookmelder piepte, ze kreeg ‘m niet uitgezet. Ik help haar, opgelucht. Ze heeft het al gevonden en opgelost, het bleken lege back-up batterijen te zijn, die piep zet je niet uit. Toen ze naar school in Zeist wilde fietsen bleek het stuur los te zitten. Bij uitzondering neemt ze dadelijk de auto. Een slechte start vanmorgen. We ontdekken dat er dingen in huis zijn die, omdat ik ze altijd doe, voor Elsbeth onbekend terrein zijn. Zoals rookmelders en fietssturen. Als ik thuis was geweest had ik haar kunnen helpen, nu moet ze het (letterlijk) zelf uitzoeken. Voordeel is dat ook zij nu weet hoe de rookmelders werken. Maar een beetje schuldig voel ik me wel, zij die ’s ochtends vroeg van alles moet regelen terwijl ik hier tralala door Frankrijk ga fietsen. We kunnen beiden weer verder, ik geef haar een telefoonzoen en zet het ‘niet storen’ voor ’s nachts uit. Ze moet me altijd kunnen bellen als er wat is.
In alle rust pak ik in, op de tafels rollen ook Engelbert en Bob hun matten op, Engelbert doet z’n brander aan en maakt ontbijt. Ik verontschuldig me voor m’n geblaat gisteravond. “Joh, dat is helemaal niet nodig!” is het antwoord. Ik vind het wel nodig, “het was teveel van het goede”.
Meedoen
Een enkele keer lever ik nog strijd met de oude Piet. Die gelijk moest hebben omdat hij iemand wilde zijn in een wereld waarvan hij dacht dat die hem niet mee liet doen. Met steun van anderen heb ik begrepen hoe dat komt en kan ik het steeds beter loslaten. Ik ben die wereld binnengekropen, nog niet altijd zeker, maar ik doe mee. Vriendschap en aandacht maken indruk, ik koester ze als kado’s op een doordeweekse dag, kado’s die ik niet vanzelfsprekend vind. Wanneer m’n houding niet in orde is ben ik bang dat ik stukmaak wat ik heb gekregen. Dan buig ik het hoofd en zeg ik sorry, mezelf resettend zoals de nacht met de dag heeft gedaan.
Ik zeg Engelbert gedag, wens hem alle goeds toe en geef voor het eerst in ruim een jaar iemand een hand. Een echte hand. Om zeven uur fietsen Bob en ik weg, first stop een bakker in Gondrexange die Bob weet te zitten. Het weer wordt stralender, de lucht blauwer. Een enkele witte veeg is alles wat over is van het wolkendek van gisteren.
Verbonden
Bij l’Ami du pain heeft de jonge, aardige bakker niet alleen brood, maar ook koffie, een terras en een koelkast met yoghurtjes. Ik koop een zak vol escargots en andere broodjes, haal twee bekertjes yoghurt uit de koelkast, bestel koffie en installeer me op het terras. Alles is goed, niets is beter. Met Bob heb ik het nog even over gisteravond, hij wuift het weg. Vriendschap. We zijn heel verschillende fietsers, we zouden geen goeie tochtgenoten zijn, Bob fietst veel sneller dan ik. Iedereen op de wereld fietst sneller dan ik.
Toch voel ik me verbonden. Niet alleen door de Rome-tocht die we in tegengestelde richtingen fietsen, maar ook door de verhalen die we elkaar thuis bij koffie in de stad vertellen. Dan herkenen we plaatsen waar we beiden geweest zijn, dan ontdek ik dat hem precies dezelfde dingen zijn opgevallen, tot in details die een wonderlijke herkenning opleveren. Dat heb ik met weinig mensen. We zijn fietsers die wat we zien willen begrijpen en die kunnen vertellen wat we hebben gezien. Ik bedank ‘m voor het voorwerk van gisteren, de camping, het restaurant. Hij heeft het echt leuk gevonden. Net als ik. Ik ben even thuis geweest en kan gerust zijn, ik heb niets stukgemaakt. Ik lach in mezelf, hoofdschuddend en tegelijk begrijpend, om die constatering. Het is acht uur. Na een vuisthand en een warm afscheid fietsen we elk onze kant op. Bob gaat richting Mittersheim en Vigy, ik ga op weg naar de Donon.
Schema
Het eerste stukje gaat langs het Canal de la Marne au Rhin, in Héming kom ik langs het restaurant van gisteravond. Aan weerszijden van de zebrapaden in het centrum staat een kind te wachten tot het kan oversteken. Zo lijkt het, het zijn foto’s die op borden zijn uitgesneden. Effectief, ze staan er waarschijnlijk niet zonder reden. Fietsend over de D41 zie ik aan de horizon, nu een stuk dichterbij dan gisteren, de Vogezen liggen. Het gaat eindelijk gebeuren.
In Lorquin begint de track van vandaag, hier had ik gisteren aan willen komen. Om het schema van Rome-in-18-dagen te blijven volgen heb ik gisteren negen kilometer te weinig gefietst. Op een totaal van inmiddels 623 kilometer is dat te overzien, die negen fiets ik er wel een keer bij.
Hier moet ik kiezen welke weg ik naar de Col du Donon neem. De ene weg (via Abreschviller) is kleiner, rustiger en komt iets hoger, de andere weg (via Turquestein-Blancrupt) is groter en drukker. De beschrijving die Benjaminse geeft van de rustiger weg laat me niet twijfelen: dat wordt ‘m, ik ga via Abreschviller.
De Saren
Het begin is goed, heel goed. De route volgt een fietspad, de Voie verte Sarrebourg-Abreschviller die over de bedding van een voormalige spoorlijn loopt. Vlak, easy en autovrij. Een rustig begin. Ik passeer een woonhuis dat ooit een stationsgebouw was en ben zó in Abreschviller, fietsend langs de vervallen gebouwen van een smidse en de Sarre Rouge (Rode Saar). Wat ik dan niet weet is dat de weg die ik ga nemen de Sarre Rouge stroomopwaarts zal volgen, helemaal tot aan de bron, vlakbij het hoogste punt van vandaag en van de route naar Basel. Wat ik me ook niet realiseer is dat deze rivier bij Lorquin samenkomt met haar zusterrivier, de Sarre Blanche, en van daaruit samen verder gaat als Saar (de Nederlandstalige pagina is slordig en onvolledig) waarnaar Saarbrücken en de Duitse deelstaat Saarland zijn vernoemd.
Les Vosges
Naast het fietspad verschijnt een smal en overwoekerd spoor dat (lees ik later) deels als toeristenspoorlijn wordt gebruikt. In Abreschviller begint het er anders uit te zien, voor het eerst voel ik les Vosges. Zweden in Frankrijk. Overal bomen, de huizen staan verder uit elkaar, een paardrij-hal is van hout gemaakt. Aan een winkelgevel hangt een reclamebord voor Husqvarna (motorkettingzagen en andere bosbouw-uitrusting). Bomen, hellingen, schone boslucht. Dit is geweldig.
Het bos gaat de bermen naderen. De hemel is kobaltblauw, de zon is sterk maar de lucht mild, afgekoeld door het slechte weer van de afgelopen dagen. Langs de weg staat een bord met Col du Donon – ouvert, vlakbij een overgang van het smalspoor waar ik eerder langs fietste. Ik zit hier op 320 meter (dan hoef ik er nog maar 400), de klim lijkt hier te beginnen, de weg gaat voorzichtig stijgen. Hier en daar is nog een opener stuk, daarna wordt de begroeiing dichter. Om me heen niets dan bomen, rechts naast me het ruisen van de Sarre Rouge. Het berggevoel. “Ik ga deze klim opeten als een stuk taart” zeg ik tegen m’n filmende videocamera. Ik ben een heel gelukkige fietser.
De D44 blijft vriendelijk. Druk wordt het geen moment, er zijn motoren, maar niet al te veel. In de schaduw tussen de bomen is het aangenaam koel, de lucht ruikt naar bosgrond en sparrenhars. Langs de weg nog steeds de beek-rivier, boven de kruinen verschijnen wolken in de grotendeels blauwe lucht.
(Dit is zo’n mooi stuk, daarom nog maar een foto)
Hoger dan gedacht
De hoogte loopt op en passeert de 727 meter. Vreemd, zo hoog zou de Donon moeten zijn. De weg gaat duidelijk nog niet uitvlakken en stijgt geleidelijk verder. Ik vind het prima, de klim is zo gentle dat ik nog wel een stukje wil. Zo’n twee kilometer verder ben ik boven. Dit moet de Col du Donon zijn, volgens m’n gps op 816 meter. Hoe kom ik dan aan 727 meter? Ik herinner me ook van fietsverhalen het getal van ruim 800 meter, maar de routegids zegt iets anders. Heel vreemd dat er twee hoogtes circuleren.
Hoe dan ook, dit is het hoogste punt en zal de col dus zijn – al zie ik nergens het zwarte col-bordje van de foto die Bob me gisteren appte. Op die foto staat ook dit punt niet, op de grens tussen de departementen Moselle en Bas-Rhin (Nederrijn). Nog vreemder. Rechts van me zie ik een muurtje om een kleine begraafplaats, op een bord staat dat ik nu de Alsace binnenfiets. Maar geen zwart bordje.
Moeilijk vond ik ‘m niet, de eerste col op deze tocht. De klim en de weg zijn heel beschaafd, het zou me niet verbazen als het nergens boven de zes procent uit komt. Het is vooral een hele leuke klim. De goeie benen helpen, maar ook de weg, de schaduw en het bos. Wolken verzamelen zich, de zon verdwijnt erachter, ook onder de bomen vandaan is het niet warm. Ik doe m’n Windstopper-jas aan en ga beginnen aan de afdaling. Suizen. Yes!
De Rome-route en het raadsel van de Donon
Als avontuur je vriend is en inspanning niet je vijand kies je vast de route-variant via de Col du Donon, de eerste col op de route. Bij een col wil ik de hoogte weten, zodat ik weet wanneer ik boven ben. Dat is waar het Donon-spek gaat stinken. Fietsend van noord naar zuid is de Col du Donon niet het hoogste punt en gaat hij zonder bord of teken voorbij. Maar die hoogte onderweg dan? Dat is ‘m niet. Dat en andere schokkende feiten heb ik voor je uitgezocht.
De eigenlijke col
Volgens topografische kaarten is de Col du Donon het punt waar de D993 op de D392 aansluit. In een oksel van de splitsing staat hotel-restaurant Velleda, rood en groot, dat naar verluid taart serveert. De col is 727 meter (volgens de IGN-kaart 728 meter) hoog en vernoemd naar de Donon, een bergtop van 1009 meter (volg het pad naar de top), anderhalve kilometer ten noordoosten van de col. In de buurt ligt een begraafplaats uit beide oorlogen en een monument voor ontsnapte Franse krijgsgevangenen voor wie de route terug naar la patrie via de Donon liep.
De col-bordjes
Het idee achter de plaatsing van de col-bordjes is ongetwijfeld geniaal, maar voor mij in nevelen gehuld. Op de D392 staat aan beide kanten van de col het zwarte bordje ‘Col du Donon’: komend vanuit het westen op 500 meter vóór de col, komend vanuit het zuiden op 200 meter ervoor. Je verlaat de col richting het zuiden, het bordje dat je daar passeert staat aan de andere kant van de weg en zie je alleen als je op het juiste moment achterom kijkt. Dat bordje ga je missen. Komend vanaf het noorden over de D993 (de route) is er geen bordje. Voeg daarbij dat je het hoogste punt al lang gepasseerd bent en je rijdt de Col du Donon van noord naar zuid misschien ongemerkt voorbij – zoals ik.
De logica is er wel, want rijdend over de D392 is de Col du Donon een echte col (pas, hoogste punt op een weg). Kom je echter vanaf de D993 (als Romefietser) dan is de Col gewoon een wegaansluiting in de afdaling. Gaap, en dóór.
De eigenlijke hoogte
Benjaminse noemt twee routes naar de Donon: over de D993 via Turquestein-Blancrupt en over de D44 (die na de departementsgrens de D145 wordt) via Abreschviller. Die laatste is rustiger en – afgaande op online Rome-fietsverhalen – de keuze van de meeste Dononfietsers, waaronder ik. De hoogte die je op de variant via de D44/D145 overgaat ligt precies vier routekilometers vóór de Col du Donon, op de grens tussen de departementen Moselle en Bas-Rhin en op de drempel van de Alsace (Elzas). Duidelijk herkenbaar aan het bord en aan een kleine begraafplaats rechts naast de weg. M’n hoogtemeter gaf daar 816 meter aan, de IGN-kaart zegt 814 meter – 87 meter hoger dan de Col du Donon. Als fietser zou ik dat willen weten, zodat als m’n gps 727 meter aangeeft, ik weet dat ik nog even moet. Dit hoogste punt op de weg heeft geen naam, er is geen col-bordje. Iets verder naar het zuiden kom je vreemd genoeg (het is geen hoogste punt) de Col de la Côte de l’Engin tegen, op 789 meter.
Col de la Confusion
Dus? Vergeet de Col du Donon – tenzij je in acute taartnood zit. Voor een fietser die wil weten wanneer hij of zij boven is, is de naamloze pas relevanter. Noem ‘m de Col de la Confusion, maak daar je heldenfoto en geniet daarna van de afdaling.
Terug in het dal
Het suizen lukt. De wind raast langs m’n oren en over m’n helm, links en rechts uitzichten en groene bulten. De wolken halen de zon weg, de temperatuur is heerlijk. Op een kruispunt met boswegen zie ik een bordje met de naam van een col (de Col de la Côte de l’Engin), maar nergens iets dat ik van foto’s herken.
Nog meer suizen. Naast een T-splitsing staat een groot rood gebouw, ik ga links en blijf dalen. Tussen de bomen verschijnen huizen en velden, ik kom door Wackenbach en rijdt Schirmeck binnen. Ik check m’n gps, hoogte 320 meter, 43 kilometer gefietst sinds Lorquin. Terug in het dal, terug in de zon. Nu op zoek naar een boulangerie of zoiets. Voedsel.
Gunstig gezind
De kosmos is me gunstig gezind, in het centrum zie ik een bord richting de Intermarché. Ik zet er m’n fiets neer zonder me druk te maken over fietstassen en gemakkelijk te stelen tenten en slaapzakken en ga naar binnen. Dit is thuis. In Loriol – vlakbij waar onze familie woont – weet ik blind waar alles ligt, hier moet ik even zoeken. Na zeven dagen leven op tankstations en bakkers voel ik me een kind in een chocoladefabriek. Ik sluit niet uit dat er klanten zijn die het nog dagen hebben over die gehelmde kortebroeker met z’n aapjes-tas die neuriënd door de gangpaden liep.
Kaas, broodjes, chocola, pastasaus en een knijpfles mayonnaise de Dijon van Amora. Die gaat overal bij en over, hij is er weer, ik heb ‘m gemist. Nu komt alles goed. Het lichtgewichtgenootschap zou me ter plekke excommuniceren, maar als ik eenmaal onderweg ben heb ik van grammenjagen geen last. Leve de vrijheid. Lunch! Zittend op een stenen rand zie ik de mensen in en uit de supermarkt lopen, met rammelende karretjes, ondertussen aan hun mondmaskers friemelend. Ik had geen hekel aan het stille stuk van gisteren, maar een beetje leven is wel leuk.
Ultravaag
‘En nu naar de tweede col’ denk ik, stop de rest van de boodschappen in de etenszak en ga weer de weg op. De route gaat naar het zuiden, door het dal van de Bruche. Niet over de hoofdweg langs de rivier, maar op een afstand daarvan, door de buitenwijken van Schirmeck. Bij Rothau steek ik de Bruche en het spoor over en bzzzzt m’n gps. Track kwijt. Ik kijk en zie inderdaad geen paars lijntje meer, ik ben verkeerd gereden. Een stukje terug komt het lijntje weer in beeld, het gaat rechtsaf. Ik kijk en zie een ultravaag braakliggend terrein met zooi waar een zandpad overheen loopt, nauwelijks te herkennen. Huh? Ik volg het pad en verderop verandert dat zowaar weer in iets officieels van asfalt. Het vage stuk is een fietspad in aanleg, zonder de track – met alleen een kaart of de routegids – had ik nooit kunnen bedenken dat dit de route is en dat het zandpad doorloopt tot voorbij het bouwterrein. Op momenten als deze scheelt een gps gezoek en onduidelijkheid, honderd punten voor de waarschuwing van m’n Garmin en de tracks die ik thuis heb gemaakt.
Zelf nooit gevonden
De route stijgt naar de doorgaande weg, steekt die over en gaat daarna steil omhoog over een fietspad met haarspeld. Ik heb m’n knieën lief, dus ga ik eraf en duw m’n fiets het eerste stukje. Het fietspad blijft door het bos lopen, langs de helling van het Bruchedal. Ik weet niet wat dit ooit geweest is – het voelt als een voormalige spoorlijn – maar mooi is het wel. Af en toe gaat het even hard naar beneden, dan weer net zo hard omhoog, daarna komt er wat rust in. Nu en dan zijn de zon en de blauwe lucht terug, de hoge witte en grijze wolken zien er niet uit als regenwolken. Rechts beneden me stroomt de Bruche met wit water, verderop in het dal loopt de doorgaande weg. Ik blijf schakelen, maar dit is echt een leuk stuk, een pad uit de categorie ‘zelf nooit gevonden en bedacht’. De Bruche gaat langs het fietspad lopen, ze stroomt naar me toe, ik ben in het dal omhoog aan het klimmen.
Feest
“Wat een feest is dit. Kan eigenlijk niet missen als je in de bergen bent. Het is wat harder werken maar man, wat is dit leuk” zeg ik tegen m’n videocamera als ik Fouday nader. De natuur, het fietspad dat ik bijna voor me alleen heb, de kleine dorpen, de groene bergen om me heen. Ik zit hier alweer op 400 meter, de tweede col van vandaag is nog geen 150 meter hoger, dat gaat geen lange klim worden.
Vakantie
De route blijft de Bruche stroomopwaarts volgen, gaat een kleine hoogte over en slaat bij Saint-Blaise-la-Roche schuin linksaf, het dal van de Climontaine in. De weg, klein en niet al te druk, blijft geleidelijk stijgen. De zon heeft kracht, maar het wordt niet warm, het beboste berglandschap blijft prachtig. Het vakantiegevoel is zo groot dat ik in Ranrupt stop bij een streek-prullariawinkel met overdekt terras. En naar buiten kom met een Magnum.
In de zomer ergens een ijsje eten vind ik zelden een feest, daarvoor overheerst het mensengefriemel me te veel. Hier is niemand, hier zijn de Vogezen en de pas die nog maar dertig hoogtemeters verder is. Hier is een dag waarop ik het ontzettend naar m’n zin heb.
Laatste stuk
De Col de Steige (534 meter volgens het col-bordje), net na een rotonde, gaat bijna ongemerkt voorbij. Ik wist niet wat ik kon verwachten en hield rekening met een venijn in de staart, maar dit is een gemakkelijke klim. De laatste col van vandaag. Via een aantal grote slingers daal ik af naar Steige en maak ik me op voor het laatste stukje door de Vogezen, de afdaling naar het Rijndal.
De heuvels beginnen zich terug te trekken, ze worden langer en lager. Naast de weg open stukken met golvende velden, de dorpen gaan er Duitser uitzien. Een groepje wielrenners in dezelfde outfit komt me voorbij, we groeten elkaar. De weg daalt, de Rome-fietser zoeft en laat de Vogezen beetje bij beetje achter zich. De weg wordt een fietspad tegen de dalwand aan, slingerend door het bos, licht op en neer met af en toe een kleine stevige klim. In de koelte van de bomen slinger ik verborgen door het groen naar het Rijndal toe. Bij het verlaten van het bos verandert het landschap op slag. Vóór me opent zich een breed dal tot aan de horizon. Ik sla rechtsaf, richting het zuiden. Door het dal van de Rijn, die me naar Basel zal brengen.
Complot
Dit is de perfecte staart van een klimdag: een vlak rivierdal volgen tot ik, als ik ver genoeg gekomen ben, ergens op een camping ga staan. Toch vertrouw ik het niet. Als ik aan een rustig stuk toe ben reken ik me snel rijk, weet ik. Een weg laat zich niet betrouwbaar voorspellen door wat het landschap in grote lijnen doet, zoals het volgen van een rivier. Met Elsbeth fietste ik de Franse en daarna de Ligurische Alpen over, naar de kust bij Savona en Genova. Na alle berggeweld keek ik uit naar een vlak stuk dat strak de Ligurische kust volgde richting La Spezia. Maar de kustweg golfde, omhoog over bulten tot 265 meter heen, terug naar zeeniveau en weer omhoog naar de volgende bult. Aan het begin van een zonnige dag zou ik het zó weggefietst hebben, nu – in de regen en met lege benen – vervloekte ik elke hoogtemeter, de weg en de kaart die me in complot hadden verraden. De verwachting van kilometerslang vlak rijden door het Rijndal wantrouw ik daarom.
Geen trucs
De verrassingen blijven weg. Pas d’histoires, geen trucs van een weg met groot wasbord of een steile klim die ik op de kaart gemist heb. Ik krijg m’n vakantiegevoel-finale, met een heel rustig en mooi fietspad (de Véloroute du vignoble d’Alsace) langs druivenstruiken en door wijngaarden waaraan geen einde komt. Een enkele beschaafde golf in het landschap, dat is alles. Daartussen opgeruimde en aangeveegde Duits-Franse dorpen – met namen eindigend op heim – met vakwerkhuizen. Over de weg lopen opvallend veel overdwarse richels waar het asfalt voor de zoveelste keer gerepareerd is nadat het open moest voor alweer een leiding of kabel. Ik stel me zo’n burgemeester voor die een stel werkmannen op bezoek krijgt. “Monsieur le maire, c’est la route…” En de burgemeester, kijkend naar het busje van de kabelaar die op de stoep staat, zich vastklampend aan z’n bureau “Non, s’il te plaît, ce n’est pas vrai, ce n’est pas vrai…”
Door de smalle straten lopen wat toeristen, ze zijn er weer, een camping vinden in dit vakantiegebied is vast niet moeilijk. Dit deel van Frankrijk, de Elzas, heeft een lange geschiedenis waarin het dan weer bij Duitsland, dan weer bij Frankrijk hoorde. De huizen en plaatsnamen zijn Duits of verfranst Duits, maar vrijwel iedereen spreekt nu Frans en voelt zich Frans, al is dat gevoel nog maar een paar generaties oud.
Nog even door
Rechts van me loopt de rand van het hoge deel van de Vogezen omhoog, boven me de grotendeels blauwe lucht, links van me – onzichtbaar ver weg – de Rijn die ik stroomopwaarts volg. Het is warm hier, ik heb de zonnebrand nodig. Ik kom een Duitse fietser tegen, we fietsen een tijd met elkaar op. Hij woont in Darmstadt, is in Frankfurt begonnen met fietsen en rijdt de Sint Jacobsroute, via Vézelay naar Santiago de Compostella. Daarna fietst hij door naar Portugal, waar hij z’n fiets laat opsturen en zelf met de trein naar huis gaat. M’n vader had een sterke verbondenheid met Vézelay en kwam er als pelgrim op de fiets langs. M’n lieve vader. Ik draag zijn Taizé-kruisje om m’n nek, het maken van een pelgrims-fietstocht is een thema in m’n leven. Dat moet er een keer van komen. Vézelay, Lourdes, misschien ook Santiago de Compostella.
Hij zwenkt af richting een camping, ik besluit verder te fietsen. Het is zes uur, ik voel me goed en kan nog wel even door, de tien kilometer fietsen om vandaag aan de 120 te komen. Volgens de OsmAnd-kaart op m’n telefoon is er in Turckheim, ten westen van Colmar, een camping. Die is volgens de website ook nog open, niet vanzelfsprekend in dit vreemde seizoen waarin veel mensen in eigen land zijn gebleven. Een enkele wijnboer op een wijngaard-smalle tractor komt me voorbij. Een stel mannen, ik vermoed Portugezen, knippen de bladeren weg die voor de druiventrossen hangen en zo de zon tegenhouden. Even een stuk langs een doorgaande weg, dan weer terug de druiven in. De avond begint, het schiet lekker op, dit is een aangenaam stuk.
Heel goed
Langs de weg in Turckheim loopt een ooievaar zoekend door de berm, zonder me een ooievaarsblik waardig te keuren.
De receptie van camping Le Médiéval is nog open, het is tien over zeven. Een echte municipal met een aardige mevrouw, zo te zien goede voorzieningen én een koelkast met koud bier en cola. Een plattegrond en pen komen tevoorschijn, met het vertrouwde “vous êtes ici” en de net zo vertrouwde pennencirkels om de plaats van de receptie en de toegewezen tentplek. Het aardige welkom en de eerste indruk, ik weet meteen dat het goed is. Het valt van me af, ik ben er, dit had niet beter gekund na de lange dag van vandaag.
Fijne plek
Met m’n fiets aan de hand loop ik de camping op naar het kleinetentenveld. Verbaasd passeer ik een ooievaarsnest op een paal. In een grote boom zit er nog een, net als op een mast langs het sportveld. Het geklepper van de grote wit-zwarte vogels klinkt om me heen. Een Nederlandse vrouw die me ziet kijken vertelt dat niet ver van de camping een opvangplaats voor ooievaars is. De ooievaars blijven hier het hele jaar, ze gaan niet weg om in Afrika te overwinteren.
Op het veldje is een groep Franse fietsers zich aan het installeren. Ik heb meteen aanspraak, ga op een steen zitten en bel Elsbeth. Terwijl ik haar vertel hoe m’n dag was paradeert een ooievaar met lange stappen tussen de tenten door, als op een avondronde.
Ik zet m’n tent op en kook een pan vol pasta. Een Duitse vrouw met een busje-met-aanbouwtent komt even praten, de zomeravondlucht laat m’n tent drogen terwijl ik er naar sta te kijken. Ik hang en leg alles uit wat nog vochtig is. Neem de tijd voor douchen en scheren. De perfecte camping op het perfecte moment, wat een fijne plek.
Avontuur
De schemer komt, het is tien uur. Ik zoek m’n steen weer op, drink een blikje bier en kijk naar de camping waarover de rust neerdaalt. M’n gedachten gaan over vandaag. Een mega-etappe van 119 kilometer, met twee cols en 1134 hoogtemeters. Een prachtige dag, een dag met avontuur zonder dat ik op m’n tenen heb hoeven lopen. De cols waren beschaafd, het vele groen en het berggevoel eenvoudigweg geweldig, met het Rijndal als relaxed toetje. Om kwart voor elf doe ik de laatste rits dicht, tevreden en gelukkig. Morgen Zwitserland, morgen nog meer avontuur.
3 januari 2022 om 00:01
Weer een mooi verslag. De tracks, heb je die van de website v Benjaminse gehaald? Heb je die zelf op voorhand gecontroleerd? Blijkbaar komen die gpx niet van Paul B zelf. Zijn deze te vertrouwen?
Mvg
Marc
3 januari 2022 om 00:02
Btw de beste wensen 😄
3 januari 2022 om 10:15
Dankjewel, jij ook een gelukkig en gezond 2022 met veel fietsplezier en fietsavontuur.
3 januari 2022 om 10:14
Bedankt Marc. Ik heb de tracks zelf gemaakt (eerst als route uitgezet, daarna omgezet in tracks), zie ook mijn uitleg hierover op de overzichtspagina. De gps-tracks op de website van Benjaminse komen inderdaad niet van hemzelf, er staat een disclaimer bij dat hij niet verantwoordelijk is voor de inhoud. Ik heb ze in eerste instantie gedownload en vergeleken met de route zoals die in de gidsen staat beschreven en op kaartjes staat ingetekend. Daar zaten grote verschillen tussen, ik heb Paul twee A4-tjes met opmerkingen gemaild. Daarom heb ik besloten de tracks zelf te maken. Een andere reden is dat de route nogal wat alternatieven heeft, zowel wat betreft keuze van de weg (verhard of onverhard) als de route zelf, bijvoorbeeld of je via de Vennbahn of via de Hoge Venen fietst. De tracks van Benjaminse volgen niet altijd de route-alternatieven waar ik voor kies, reden twee om ze zelf te maken.
10 januari 2022 om 11:49
Een mooi verslag Piet. Fijn om zo een zeer bijzondere kant van je mee te maken.
Door je pakkende schrijfstijl en de mooie foto’s geniet ik mee van plekken waar ik waarschijnlijk niet meer kom.
Ontroerend wat je schrijft over je vader en je transformatie van de oude Piet naar de nieuwe Piet, al blijft dat natuurlijk een “education permanente” , zoals voor eenieder van ons. ❤️😊
Heel veel fietsgenot voor het nieuwe frisse jaar, Piet.
10 januari 2022 om 12:30
Dankjewel Coby! Hopelijk tot snel weer, dikke zoen.
27 april 2024 om 17:26
Dag Piet,
Wat een fijne beschrijvingen geef je. Ik heb idd ook de route van Benjaminse gedownload en zie dat die niet altijd overeenkomt met de route in de boekjes beschreven. Deze heb ik aangekocht. Ik zou toch graag voor een groot stuk de route van Paul Benjaminse willen volgen en dan zeker het stuk door de vogezen. Zou jij je GPX tracks willen delen? Indien niet, zeer begrijpelijk :).
Bedankt alvast!
28 april 2024 om 08:48
Beste Hilde,
Geen probleem, ik stuur je een mail met de tracks. Veel plezier met de voorbereiding!
Groeten, Piet.