Foto hierboven: Lago di Como, 13 juli 2021. Aan de noordkant van het grote meer schijnt de zon nog, in het zuiden wachten onweerswolken. Dat onweer overvalt me halverwege.
Van 2 tot en met 21 juli 2021 fietste ik naar Rome, via de route van Paul Benjaminse. De dagen van de tocht staan hieronder, met de links naar het verhaal. Daaronder staat een link naar een informatiepagina waarop ik m’n ervaringen tijdens het fietsen van de tocht heb verzameld.
Onder het lijstje met links lees je hoe m’n Rome-plan zich ontwikkelde en hoe ik de tocht heb voorbereid.
Dag 6 | Gondrexange – Turckheim
Dag 7 | Turckheim – Eiken (CH)
Dag 14 | Brescia – Bagnolo San Vito
Dag 15 | Bagnolo San Vito – Vignola
Dag 17 | Pistoia – San Gimignano
Dag 18 | San Gimignano – Bettolle
Dag 19 | Bettolle – Vitorchiano
Dag 20 | Vitorchiano – Vaticaanstad
Het eerste plan
Het is juni 2020. Alea iacta est. Het gaat gebeuren, in het voorjaar van 2021 [later bijgesteld naar: juli 2021] fiets ik naar Rome. Eigenlijk niet heel bijzonder, vele anderen deden dat al, waaronder ikzelf in een eerder leven. Maar voor mij is het iets groots. Vanaf het moment dat ik een aantal jaren geleden weer met bagagefietsen begon zit Rome in m’n hoofd.
Een klein deel van de route – in een vroege versie – ken ik. Toen Elsbeth en ik op 30 maart 1999 uit Amsterdam vertrokken en alles achterlieten op weg naar Kathmandu was Rome ons eerste doel. Voorbij Maastricht pikten we een route op van ene Paul Benjaminse (ons toen onbekend), een route naar Rome. Fietsvrienden gaven ons bij vertrek een kaartkopie met een ingetekende lijn tot aan Basel. Ze vertelden dat deze lijn een beroemde en geroemde was, langs rustige paden en wegen. Volgens hen een aanrader. Het was m’n eerste kennismaking met door anderen uitgezette routes, al gebruikten we geen routegids. Tot onze verrassing vermeed de route de doorgaande wegen en reden we door de Hoge Venen over paden waar auto’s niet eens mochten komen. Dat was nieuw voor me. Op een eerdere reis door Azië en Europa, zo’n drie jaar daarvóór, had ik alleen maar op doorgaande wegen gefietst. Op de kaarten van Nelle’s Verlag (schaal 1:1.500.000) was een dagafstand maar een paar centimeter lang. Binnendoorweggetjes stonden niet op de kaart (of stopten bij een dorp), op Sumatra en in Rajasthan waren we blij met elke weg die in werkelijkheid dezelfde kant opging als op de kaart.
De naam Benjaminse ging in m’n hoofd zitten, intrigerend, wachtend op een toekomstige kans. Want op onze reis verlieten we zijn route bij Morhange, waar we naar het zuidwesten afbogen omdat we via onze vrienden in de Drôme (bij Valence, Frankrijk) naar Rome gingen fietsen, en op een andere plaats de Alpen over zouden steken.
Verrast
De route kwam weer bovendrijven aan het begin van m’n tweede bagagefietsleven. In oktober 2015 fietsten oudste zoon Dirk en ik van Maastricht naar Luxemburg-stad. Inderdaad, via de route van Benjaminse. Dit keer kocht ik de gids, deel 1 van Maastricht tot Basel, en gebruikte die voor de voorbereiding en voor het overzicht onderweg (de hoogteprofielen waren fijn om Dirk te kunnen coachen, “nog 50 meter omhoog en dan geen klimmen meer vandaag!”).
Zoals hier beschreven was ik in de wolken met de routekeuze en de gids. Mijn aanvankelijke reserve over routes en routegidsen verdween, ik nam me voor om de route ooit helemaal te gaan volgen. Er zou een moment gaan komen waarbij ik niet in Luxembourg zou stoppen of bij Morhange af zou buigen, maar verder zou fietsen naar de stad aan de Tiber, waarheen alle wegen immers leiden.
Maar dat laatste vond ik niet aan de orde met jonge kinderen. Al geven Elsbeth en ik elkaar alle ruimte om te doen waar we gelukkig van worden, een paar weken weggaan met twee kinderen op de basisschool en een vrouw die zelf in het onderwijs zit (en ’s morgens niet wat later in de klas kan verschijnen, na de ochtendrituelen voor de mannen thuis) wilde ik niet. Dirk en Sietse werden ouder, mijn tochten steeds langer. Afgelopen oktober naar Berlijn, twaalf dagen van huis, de opmaat naar langer weg. Afgelopen voorjaar nieuwe plannen gemaakt. Met Elsbeth gepraat, agenda geopend. Het kan en het past. Beslissing genomen. Volgend jaar april [inmiddels: juli]. Ik kan nauwelijks meer slapen. Het gaat eindelijk gebeuren.
Reitsma of Benjaminse?
Er leiden vele routes naar Rome, waarvan in het Nederlandse taalgebied die van Reitsma en Benjaminse de bekendste zijn. Beide bejubeld, beide het resultaat van noest zoeken, proeffietsen, schrijven, kaarttekenen en updaten. Beide beschreven in routegidsen met routebeschrijvingen en kaartjes. Dus welke wordt het? Ik heb geen tabel voor je met de plussen en minnen van beide routes. De verschillen tussen de routes heb ik wel gezocht in blogs en fietsverhalen, maar de keuze staat al eenentwintig jaar vast. Ik kies de route van Benjaminse, omdat die een deel van m’n fietshistorie is geworden. Ik heb nog even gespeeld met het idee om de ene route heen, en de andere route terug te fietsen, maar dan ben ik langer weg dan ik gezien werk en thuis inpasbaar vind.
De duur
Net als naar Parijs en Berlijn begin ik bij de voordeur. De beschreven hoofdroute vanaf Maastricht is volgens de website van Benjaminse 1920 kilometer [bij een eigen berekening aan de hand van de tracks van de hoofdroute kom ik aan 1948 kilometer], tot Maastricht komen daar ruim 200 kilometers bij. Met wat extra kilometers van en naar campings en bakkers worden dat snel 2200 kilometer van voordeur tot Sint-Pieter. Het terrein is een mix: vlak, golvend, lage cols en een enkele Alpencol. De ervaring leert dat, met de lichtomstandigheden vanaf half april, in gemengd terrein 110 kilometer gemiddeld per dag een prima afstand is. Dus heb ik 20 dagen nodig. Met twee rustdagen erbij worden dat een dikke drie weken. Deal.
De tijd
“The world is changed. I feel it in the water. I feel it in the earth. I smell it in the air.” Galadriel, met de stem van Cate Blanchett, begint zo het verhaal van The Fellowship of the Ring, in het mooiste intro van een speelfilm ooit. Elk jaar verandert de wereld begin april en begin november. In november slaan de milde oktoberdagen om in de donkere, kille en kouder wordende aanloop naar de grijze winter van december en begin januari. In een week tijd wordt het 10 graden kouder. Begin april is het gedaan met de winterverlengende koude en natte dagen van maart en wordt het in een week tijd 10 graden warmer. Maart gaat door voor de maand waarin de lente begint, maar de omslag komt pas in april, even plotseling als welkom. Waren er al eerder krokussen (februari) en bloeiende magnolia’s (maart), pas in april komt de lichtgroene waas over de kale winterbomen en wordt de zon opnieuw geboren. Sinds jaar en dag vind ik april de mooiste maand om buiten te zijn. ’s Morgens en ’s avonds aangenaam fris, ’s middags precies de goede temperatuur, ’s nachts komt het niet onder nul (en wat dan nog). Dat alles in een herboren, groene en bloeiende wereld.
De zomer
Waarom niet in de zomer? Omdat ik fietsen dan minder leuk vind. Dat besef is de laatste jaren gegroeid. In juni vorig jaar fietste ik de Vlaamse parallel, vier dagen van Vlissingen tot Maastricht. Een groot deel van die tocht in temperaturen boven de dertig graden. Het gaat er niet om of (ik) dat kan, het gaat erom of dat het fietsen leuker maakt. Niet voor mij. De warmte eet een groot deel van mijn energie en aandacht op, als ik stop en de rijwind wegvalt slaat de warmte me in m’n gezicht, stilstaan is niet leuk meer. En dan hebben we het over Vlaanderen in juni, en niet over Italië in juli of augustus. In de warmte hebben mensen minder geduld, is het verkeer sneller geïrriteerd, is het licht te hard om foto’s te maken en is je lijf naast het fietsen veel energie kwijt met het koel blijven. Campings en fietspaden zijn vol en druk, het asfalt reflecteert de hitte, je blíjft bidons vullen. Ik heb ruim voldoende ervaring met het fietsen in die temperaturen, door grote stukken van Azië. Toen kon het niet anders, nu wel. Ik verkies de kalme wereld en de milde zon van april any time boven de drukke hete zomermaanden. Ik ben blij dat ik de vrijheid heb om die keuze te maken.
Geen april
Inmiddels (het is begin april 2021 als ik dit schrijf) is het al een tijdje duidelijk dat de Europese grenzen eind april nog gesloten zullen zijn voor alle niet-essentiële reizen. En dan heb ik het nog niet over quarantaine-verplichtingen en het kunnen laten zien van een negatieve covid-19 test bij grensovergangen. Ik hoop nu op een tocht die begin juli start, maar houd ook rekening met een tocht in oktober. Ik heb – net als iedereen – op dit moment geen enkele zekerheid dat ik in juli wel zonder gedoe de grenzen over kan. Ik zal het hoofd moeten buigen en moeten afwachten hoe dingen zich ontwikkelen.
Toch laat ik deze alinea’s staan. Mijn voorkeur voor een vertrek eind april-begin mei blijft bestaan, al zal dat in 2021 niet gebeuren. Een tocht in juli blijft tweede keus, maar er zijn ook lichtpunten: in mei regent het vaak en veel in de Alpen en in Noord-Italië, in juli is er aanmerkelijk minder neerslag. In het midden van de zomer is alles waar een tent mag staan open. Ook het geopend zijn van de Splügenpas is (landslides en ander natuurgeweld daargelaten) geen issue. Als ook de zomer van 2021 geen optie blijkt wordt Rome de herfsttocht van dit jaar. Samen met het voorjaar het beste seizoen om te fietsen. Maar in alle eerlijkheid: dát ik op een gegeven moment kan gaan is voor mij het allerbelangrijkste. Al is dat in december, al moet ik met vijf lagen wol de Alpen over, als ik maar kan fietsen. Dat is wat deze vreemde tijd ook doet: ik realiseer me dat wat ik had niet vanzelfsprekend is, en ik zal de dingen die weer terugkomen extra gaan waarderen. Kieskeurig kunnen zijn is een voorrecht, geen recht. Daar kan ik heel goed mee leven.
Het plan en de planning
In 2021 hebben mijn beide mannen, inmiddels op dezelfde middelbare school, de laatste week van april en de eerste week van mei vakantie. Elsbeth – leerkracht op een andere school – heeft ook twee weken, maar begint een week later. Drie weken fietsen is in die periode dus heel goed in te passen. Ook opdrachtgevers bewegen mee met de schoolvakanties, waardoor ik effectief maar een week uit de running ben. In de loop van april komt de natuur uit de knop en hoeft de dikke trui niet meer aan. Alles komt samen.
Al met al is het plan om in de laatste week van april te vertrekken. Als de wielen blijven draaien en de benen blijven trappen kom ik begin mei de Splügenpas tegen, op zo’n 2100 meter. Bij de planning is dat de enige onzekere, maar wel zeer bepalende, factor. Als die pas dicht is rijd ik om, ik bereid een plan B voor. Daarin is geen plaats voor trein of bus. Als ik naar Rome fiets, fiets ik alles naar Rome – tenzij alle passen vol metershoge sneeuw liggen, met Moeder Natuur valt niet te onderhandelen. Wat speurwerk op het internet leert dat de Splügenpas meestal begin mei wordt opengeschoven. Die timing zou perfect zijn. Ik ben het liefst de eerste fietser die achter de sneeuwschuiver aan de pas over gaat. Misschien een stukje lopen, met m’n muts op en handschoenen aan, zolang ik er maar over kom.
Halverwege mei sta ik met een beetje geluk in Vaticaanstad. Na een picknick bij het Forum Romanum en het inleveren van m’n fiets bij het oppikpunt van Camino Fietstransport neem ik de trein terug naar Amersfoort. Vliegen binnen Europa vind ik niet meer anno nu, een internationale trein is veel meer avontuur.
Dat is het plan.
De voorbereiding: de grote lijnen
De droom en de realiteit
Het eerste plan voor een tocht bestaat uit flarden realiteit, aangevuld met fantasie. Beelden van eerdere tochten, foto’s en video’s van anderen op dezelfde tocht, herinneringen aan plekken die er misschien hetzelfde uitzien als wat ik ga doen. Elke tocht begint met een droom.
Dromen kloppen zelden. Toen ik al fietsend naar het noorden alle kaarten aan elkaar legde en mijn vinger voor het eerst de geplande weg liet volgen, bleek de route naar de Noordkaap honderden kilometers langer te zijn dan ik in Nederland had bedacht. Omdat ik op een bepaalde datum in Noord-Finland had afgesproken, om daar vrijwilligerswerk in de natuur te gaan doen, legden die honderden extra kilometers een grote druk op m’n toch al ambitieuze schema. Het was de Kaap of het mislukken van m’n eerste fietstocht. Het werd de Kaap. Ik heb mezelf helemaal tot aan de grond gefietst, aan het einde van alles, verloren en stuk. Ik ben al fietsend weer opgestaan, sterker en steviger in het zadel dan ooit. Ik was onoverwinnelijk toen ik de avond voorafgaande aan de startdatum bij het stuwmeer in Lokka aankwam, m’n tent opzette en in m’n nakie bij de sauna een halve liter Lapin Kulta dronk met de jonge (en al even naakte – dat je geen vreemde dingen gaat denken) Finse vrouwen die het internationale kamp zouden leiden. Als ik m’n droom niet had gehad, had ik daar nooit gezeten.
Les geleerd
Zo’n stukgaan-en-weer-heel-worden geschiedenis wordt naderhand een mooi verhaal, maar op het moment zelf wilde ik dat ik bij vertrek een realistischer beeld had gehad van de route en de lengte ervan. Wat me deels vrijpleit is dat dat toen veel lastiger was dan nu. In 1992 was er geen internet, geen Openfietsmap of gps-navigatie. Los daarvan had ik mezelf weinig tijd gegeven om me voor te bereiden, tentamens en een verloren liefde eisten al mijn aandacht op. M’n maatfiets was pas een paar weken voor vertrek klaar. Ik had niets anders dan een stapel papieren kaarten in een achtertas.
Ik heb m’n les geleerd. Als m’n tocht een einddatum heeft ga ik op weg met een goed beeld van wat ik ga doen.
Overzicht
Eerst wil ik overzicht. Hoe lang is de route en hoe is het terrein? Wat kom ik tegen? Dat is nodig voor het maken van een realistische planning, en het is voorpret. Ik wil niet alleen het paarse lijntje op m’n gps volgen, ik wil de landschappen begrijpen waar het doorheen gaat, de hoofdstukken onderscheiden waarin de route is ingedeeld. In gedachten fiets ik al door die landschappen, in gedachten ben ik al veel eerder naar Rome aan het fietsen dan volgend jaar.
Optelsom
Hoe lang de route van Amersfoort naar het Sint-Pietersplein is weet ik met de lengte van de gps-tracks. De track-lengtes vormen echter niet het hele antwoord. Benjaminse geeft op meerdere plaatsen route-alternatieven, die keuzes moet ik maken. Het stuk van Amersfoort naar Maastricht heb ik nog niet uitgezet. Maar de grootste onbekende factor is de oversteek van de Alpen.
Plan B
Hoe verder ik het internet doorzoek en lees over Alpenpassen in de winter, hoe duidelijker het me wordt dat de kans op een gesloten Splügenpas in de eerste week van mei reëel is. Het scheelt misschien maar een paar dagen, maar die dagen heb ik niet. Voor de Alpenoversteek moet er echt een plan B komen. Dat plan B wordt onderweg waarschijnlijk plan A.
Wat zegt de routegids? Ik lees gids 2, over het deel van Basel naar Firenze, van voor tot achter en ontdek dat het voorgestelde alternatief voor de pas de treinreis is van Thusis naar Samedan of – verderop in het Engadin, het dal waar de Inn doorheen stroomt – Sankt Moritz. Daarna kun je verder fietsen naar Chiavenna (de Splügenpas ligt tussen Thusis en Chiavenna). Het alternatief is vooral bedoeld voor fietsers die de pas te inspannend of te koud vinden en de Alpenoversteek liever met de trein doen.
Begrijpelijk
Maar we gingen toch fietsen naar Rome? Vanuit het perspectief van de routemaker begrijp ik de keuze. Verreweg de meeste Romefietsers fietsen in de zomermaanden. Een alternatief voor de pas is voor hen alleen nodig bij geen zin in klimmen of kou, niet bij een gesloten pas. Dan voegt een andere, in dat deel van de Alpen waarschijnlijk even hoge, pas niets toe.
Maar jammer is het wel voor wie vroeg in het jaar naar Rome wil en ‘fietsen naar Rome = fietsen naar Rome’ niet als een vergezochte redenering beschouwt, maar als een real world equivalent van de tautologie. Dus moet ik op zoek naar een Alpenpas die het hele jaar wordt opengehouden en die liefst niet te ver omrijden is.
Gedoe en Google
Dat is minder eenvoudig dan ik dacht. Het ideaalbeeld is dat een hobbyist of autoclub een kaartje heeft gemaakt met daarop alle Alpenpassen en wanneer ze open zijn. Dat kaartje vind ik niet. Er zijn wel kaartjes, maar incompleet. Er zijn wel complete paslijsten van ANWB-achtige instituten, maar daar staat – logisch misschien – alleen op of ze NU open zijn. In juli, tijdens m’n speurtocht, zijn ze dat allemaal. Duh. Blijft over: elke pas tussen Zwitserland en Italië op de kaart opzoeken (hoe ver is dat om?) en daarna op Wikipedia checken of de pas het hele jaar open is. Gedoe.
Ik besluit een short cut te proberen. Google laten zoeken. Ik ben vast niet de eerste fietser die in april de Alpen over wil. Na een hoop vruchteloze combinaties van zoektermen vind ik een verhaal van twee fietsers (op die pagina naar beneden scrollen) die op weg naar Rome in april de Alpen zijn overgestoken. Twee ligfietsers, op een trike en op een tweewieler. De tweewieler is een Nazca, alsof het de bedoeling is. De pas heet de Julierpas.
Toegangswegen en bubbelwijn
Ik zoek en vind de pas op de kaart en op Wikipedia. 2284 Meter hoog, dus maar 169 meter hoger dan de Splügen. Hij ligt niet ver uit de route, op de weg van Thusis naar Silvaplana (5 km zuidwestelijk van St. Moritz). Wiki zegt dat hij het hele jaar door open is. Yes! Maar ik wacht nog even met de champagne, want op 11 km van Silvaplana, op de weg naar Chiavenna, ligt de Malojapas van 1815 meter hoog. Ook die is volgens Wikipedia het hele jaar open. Eigenlijk is dat logisch. Opgeteld zorgen een open Julier- en Malojapas voor een noord-zuidverbinding tussen Zwitserland en Italië die het hele jaar gebruikt kan worden. St. Moritz zou ’s winters anders te weinig toegangswegen hebben. Plan B komt in zicht.
De champagne blijft dicht – en bij de slijter. Een ijzersterk marketingsucces, maar een drinkbare variant kost meerdere tientjes. De rest is een veel te dure vergissing. Vreemd genoeg zorgt de prijs voor het succes. Je geliefde of oudejaarsparty-gasten weten dat je zo’n fles niet voor zeven euro bij de Gall hebt gehaald, maar voor veel meer. Jij hebt the real thing voor hen gekocht, ze zijn die investering waard. Champagne koop je niet voor de smaak, maar voor het moment. Ondertussen lachen de Champagnehuizen zich een krul in de l… wijnstok.
Wil je een witte bubbel die al vanaf zo’n 5 euro (Frankrijk) of 7,50 euro (Nederland) te hachelen is (ik durf ‘lekker!’ aan), drink dan Clairette de Die. Wijntechnisch gezien ook champagne (gemaakt volgens hetzelfde, van de Romeinen geërfde, procédé), maar uit de Diois in plaats van uit het met alle macht als merknaam verdedigde Noord-Franse land. Die, het centrum van de Diois, is 45 minuten rijden vanaf waar ik dit zit te tikken. Maar een goede Clairette koop ik net zo gemakkelijk bij de Intermarché in Loriol, een kwartiertje fietsen. Of thuis bij de HEMA.
Maar hoeveel kilometers voegt mijn plan B toe aan de route van Benjaminse?
De tracks
Ik gebruik BaseCamp (Garmin, gratis) voor het uitzetten van routes, het maken en aanpassen van tracks en het overzetten van tracks van desktop of laptop naar gps. Het doet alles wat ik met routes en tracks wil.
Ik laad de gedownloade gps-track tussen Chur en Chiavenna (met het routedeel over de Splügenpas) in BaseCamp. De track bevat geen hoogtedata en heeft dus ook geen hoogteprofiel. Het is waarschijnlijk een opgenomen track, te zien aan het zwabberen van de lijn op plekken waar de gps-ontvangst minder goed was (zoals in stukken bos) en in tunnels, waar de track de weg letterlijk kwijt is. In Thusis volgt de track de route niet, in Campodolcino gaat de gedownloade track een stuk tegen eenrichtingsverkeer in. Eigenlijk word ik er helemaal niet blij van.
Nieuwe route, nieuwe track
Tracks die onduidelijk zijn of afwijken van de route zijn niet nuttig. Een track moet kloppen. Gps-navigatie kies je voor de flow, om niet steeds stil te hoeven staan voor het raadplegen van kaart of routegids. Op die schilderachtige vijfsprong op de oktober-stille Veluwezoom kan dat geen kwaad, maar stilstaan in het fiets-spitsverkeer middenin Münster of Parijs zorgt niet voor grote verkeersblijheid.
Wat ik zie bij de track Chur-Chiavenna staat niet op zichzelf. Tracks lijken vaker het kersje te zijn, zelden een deel van de taart. Naar zowel Parijs als Berlijn heb ik beschikbaar gestelde tracks gedownload die fietspaden bij ingewikkelde kruisingen negeerden of dwars door fabriekshallen gingen. Ook in de tracks naar Rome zitten fouten. Niet onoverkomelijk (gewoon zelf corrigeren), maar je kunt er niet blind op varen. Benjaminse maakt dit voorbehoud: ‘De uitgeverij stelt gps-tracks van derden beschikbaar aan andere fietsers. De uitgeverij is inhoudelijk niet verantwoordelijk voor deze gps-tracks.’ Op een grote kaart geeft een haperende track geen onduidelijkheid maar op een gps-scherm sta je alsnog stil, in verwarring of je het fietspad via de onderdoorgang moet nemen of het fietspad haaks links. Neem je de verkeerde, dan kom je daar pas een halve kilometer later achter. Aan de verkeerde kant van de doorgaande weg. Tracks kun je niet half doen.
Ik kan de track corrigeren, zoals ik dat ook met de tracks naar Parijs en Berlijn heb gedaan. Maar met een route van bijna 2200 kilometer is dat enorm tijdrovend, een track is een kralensnoer van losse punten. Ik probeer iets anders. Aan de hand van de kaartjes in de routegids zet ik, nog steeds in BaseCamp, de route tussen Thusis en Chiavenna opnieuw uit. In eerste instantie als route, niet als track (zie voor het verschil de pagina over routes, routegidsen en fietsnavigatie). Daarvoor hoef ik alleen maar op een aantal strategische punten op de kaart (zoals bij afslagen) te klikken, waarna het programma de route daartussen zelf op de juiste manier invult, daarbij de wegen en fietspaden volgend. Daarna zet ik de route om in een track. In een paar minuten heb ik een track Thusis-Splügenpas-Chiavenna die exact de route volgt, niet zwabbert en mét hoogteprofiel. Grote blij.
De truc herhaal ik voor plan B, Thusis-Chiavenna via de Julier- en Malojapassen. Die route blijkt maar 30 kilometer langer te zijn, het hoogteprofiel laat geen gekke dingen zien (geen tussenpasjes waarbij je gemaakte hoogtemeters weer verliest) en de Julierpas heeft een behoorlijk geleidelijk verloop – alleen het eerste stuk is 10 procent, de finale is 9,5 procent. M’n plan B is nu definitief gemaakt.
De voorbereiding: tocht en tracks
Met de komst van de herfst ga ik verder met de voorbereiding. Rome gaat weer leven. Terwijl de dagen korter worden en de natuur verkleurt sla ik de drie routegidsen van Paul Benjaminse open. Nu ik een beeld heb van de grote lijnen van de route is het tijd geworden om virtueel op de fiets te stappen en de rode kaartlijnen van Benjaminse te vertalen naar echte wegen, landschappen en routekeuzes. Ik ga de tracks maken. Dat doe ik op dezelfde manier als bij de Alpenoversteek: terwijl ik de kaartjes en beschrijvingen in de gidsen volg zet ik in BaseCamp de route uit op Openfietsmap-kaarten (OFM-kaarten) en zet die routes daarna om in tracks. In de tracks verwerk ik meteen mijn keuzes bij route-alternatieven.
Een geweldige escape
Voordat je denkt ‘dat soort perfectionisme is toch te behandelen? Iemand bellen, met iemand praten of zo?’ kan ik je zorg temperen want er is nog een reden waarom ik dit doe. Behalve tracks die kloppen levert het volgen van de route ook een voorpret op alsof ik al op die fiets zit. In deze blijf-in-Nederland tijden is dat een geweldige escape. Behalve de stukjes door Duitsland (daar mag Google pas sinds kort weer fotograferend rondrijden) kun je bijna de hele route via Google Street View volgen. Dat doen zou beslist meer reden geven om hulp in te schakelen, maar op dat punt kan ik je geruststellen: zover ga ik niet. Ik doe dat als de track en de OFM-kaart ruzie hebben of als de routebeschrijving iets anders zegt dan de track doet. Als de kaart bijvoorbeeld aangeeft dat de track tegen de rijrichting in gaat (niet handig, maar dat gebeurt soms) ga ik via Street View naar dat punt om te zien hoeveel kwaad dat kan. In een doodstil dorp geen, in een stad leg ik de track om. Ik zit ineens op de route, alleen de rijwind, de geuren en de schaduw van m’n fiets en mij ontbreken. De grijze lockdown-wolk vervliegt in de Italiaanse zon, m’n hart wordt licht, ik ben er, ik ben er even.
Zo volg ik de route tot aan de Sint-Pieter, aan de hand van de gidsen, OFM-kaarten, wikipedia (voor de achtergrondverhalen) en Google Street View, en zet deze in BaseCamp opnieuw uit.
De informatie die hier eerder stond over de downloadbare tracks en over de routegidsen heb ik overgeheveld naar de informatiepagina.
Deel 1: Maastricht – Basel
Bij de voordeur stap ik op m’n fiets. Plannen zijn al een jaar niets meer waard, maar ik zou willen dat het dan vrijdag 2 juli is, niet later dan zes uur in de ochtend, met jonge gele zonnestralen die m’n fiets als schaduw op de muur tekenen. Op vrijdag is Elsbeth vrij, maar ze zal naar beneden gekomen zijn omdat ze is wie ze is, de vrouw die maakte dat het leven mij toelachte toen ik haar ontmoette. De jongens zullen nog slapen, over het fietspad langs het spoor rijdt een fietser, vroeg op weg naar z’n werk. De stille wijk zal naar zomer ruiken, in de tuinen zijn de blaadjes volgroen, uitgelopen struiken hebben de kale wintergaten gesloten. Bij het wakker worden heb ik de vogels gehoord, de mooiste muziek om de dag mee te beginnen. Ik zal me bevoorrecht voelen, zoals altijd als ik ga fietsen.
De aanloop
Op de eerste dag wil ik zover mogelijk komen en kan ik kilometers maken, net als naar Parijs. In Nederland halen heuvels de snelheid er nog niet uit, zal ik de meeste historische gebouwen voorbijrijden omdat ik ze ken en zal de route ook zonder gps als vanzelf onder m’n banden wegrollen. Maar het belangrijkste is mijn honger naar wat er gaat komen. Na mezelf meer dan driekwart jaar te hebben overtuigd dat er niets mis is met aardappels met sperziebonen, dat je kunt variëren door de aardappels te bakken of de bonen te laten zwemmen in Thaise curry, na steeds de voorraadkast te hebben gecheckt om daar alleen aardappels en bonen te vinden, staat de tafel nu vol met al het andere eten dat zo lang buiten bereik was. Ik wil aan die tafel gaan zitten en me verliezen in smaken en geuren, me willoos laten verleiden, me overgeven aan m’n zintuigen en de maaltijd vieren.
Ik begin thuis – niet in Maastricht. De rit naar het restaurant met de tafel hoort erbij, om tijdens de aanloop te kunnen fantaseren over wat er op die tafel staat en hoe het zal zijn om opnieuw de gerechten te proeven waarnaar ik zo heb verlangd. Als ik vroeger op reis ging wilde ik alleen zijn als ik de trein naar Schiphol nam. Uitzwaaien hoeft niet voor mij, afscheid nemen heeft niets vrolijks terwijl ik bij m’n vertrek de gelukkigste mens van de wereld ben. Die aanloop wilde ik beleven en de tijd geven, zonder de afleiding van een afscheid. Het laatste stuk van de treinreis was een vast ritueel. De voorlaatste stop bij (destijds) station Amsterdam Zuid WTC. Even daarna het Nissan-gebouw met z’n rare uitstulping bovenin, dan ben ik er bijna. Wachten tot het moment waarop de trein de helling afgaat, naar het donker van de Schipholtunnel. Uitstappen terwijl m’n lijft tintelt door het vooruitzicht. Reizen, weg, liefst voor eeuwig, dieper kunnen ademhalen, intenser kunnen leven.
Ik stap op, weer alleen in die trein, op weg naar het begin van de reis.
De start
In Mestreech, de stad waar m’n ouders elkaar voor het eerst zagen, de stad die zowel Limburgs, Duits als Belgisch is, zal ik bij het station naar het trapje aan het eind van perron 1 gaan. Daar liggen herinneringen die ik beleef als ik er ben, daar start de route.
Op weg naar de oostrand van de stad fiets ik over het tunneldak van de KWA-tunnel. Die ken ik door m’n betrokkenheid bij het project van voor tot achter, maar op het dak ervan, met de Groene Loper, ben ik al een paar jaar niet meer geweest. De stad uit, schuin rechtsaf de woonwijk van Bemelen in. De boom met de maretak, linksaf naar de eerste klim van de route, langs de mergelgroeve omhoog naar het plateau van Margraten. Ik zal om me heen kijken en met alles voelen dat het begonnen is. Ik ben aan het doen waar ik lang naar uitgekeken heb, dit keer fiets ik de hele route tot de grote stad in Midden-Italië.
Dat is wat ik nu denk. Als ik daar eenmaal sta bestaat de aanloop ernaartoe niet meer, de overdenkingen thuis en het verlangen van jaren. Dan is er alleen het hier en nu, m’n fiets en het land om me heen. Dan ben ik zielsgelukkig.
Via het smalle fietspad door de velden ga ik op weg naar de grens met België, waar ik in het gewest Wallonië ben dat hier een zonderlinge talenmix heeft. Bij Sippenaeken nog een flinter Limburgs, dan even Franstalig, maar al gauw zal ik de Duitstalige Oostkantons binnenfietsen. Na Plombières lijkt me het onverharde pad langs de Gueule leuker dan het verharde alternatief, na het oversteken van het spoor zuid van Hergenrath volg ik de hoofdroute, bovenlangs via Eynatten naar Raeren.
De downloadbare tracks geven hier meerdere alternatieven. Ga je straks via de Vennbahn, dan kiest de track na Hergenrath een route bovenlangs via Hauset. Kies je voor de Hoge Venen, dan gaat de track onderlangs via Walhorn. Het een zit aan het ander vast. Soms maken de tracks dus keuzes voor je – hier en ook op andere momenten. Dat is niet te voorkomen, maar check die keuzes voordat je op de fiets stapt. Zo heel vaak fiets je waarschijnlijk niet naar Rome, dus sta zelf aan het roer.
In Raeren sta ik voor de eerste echte routekeuze: ga ik via de Hoge Venen naar Sourbrodt of neem ik de Vennbahn. Ik ken beide stukken goed (onder andere deze korte tocht geeft je een indruk), beide kanten op, en twijfel niet.
Vennbahn of toch niet: de eerste keuze
De Vennbahn is een van de vele Belgische buiten gebruik gestelde spoortracés waarvan een fietspad gemaakt is. Als je een langeafstandsroute fietst in België kom je er gegarandeerd een tegen. De Vennbahn-radweg is bijzonder door z’n lengte (125 km), doordat hij het Duitse Aachen (maar een kleine twee uur fietsen vanaf station Maastricht) verbindt met Troisvierges in Noord-Luxemburg en omdat hij verzorgd en laagdrempelig is. Duidelijke website, biljart-asfalt, nergens auto’s en hier en daar een wagon-met-terras langs het pad. En niet meer dan een paar procentjes naar boven of naar beneden. Een droomfietspad waar veel fietsers voor kiezen. Het heeft echter een belangrijk nadeel: er gebeurt helemaal niets.
De Vennbahn is alles, maar geen avontuur. Kies ‘m als je dagdromend en onbezorgd kilometers lang over perfect asfalt en in grote lussen door het land wilt fietsen. Bos, bomenhagen en doorkijkjes over de glooiende velden. Hier en daar een wagon of seinpaal als groen uitgeslagen museumstuk langs het pad. Een enkele hoempapa-band die in een feesttent leven in de brouwerij brengt. In de zomer ritsen fietsers. Terrassen waar je, een plekje zoekend, een tijd op je cola moet wachten. Als dat is waar je voor komt: doen. Maar voor mooie natuur en meer avontuur kun je beter via de Hoge Venen gaan, onvergelijkbaar veel beter.
Symbool
Daarvoor moet je wel aan het werk, na Raeren gaat de rustige weg meteen omhoog. Een paar kilometer verderop zal ik het dichte bos in fietsen totdat ik op 360 meter hoogte het stuwmeer van de Wesertalsperre tegenkom. Ter hoogte van de dam zou ik de route even kunnen verlaten en de afdaling kunnen maken naar Eupen, naar de Konditoreien in het centrum die bijna elke omweg waard zijn. Bijna, want de klim terug omhoog is bruut, de omweg zo’n 10 kilometer. Slappe hap Peeters, maar toch denk ik dat ik Eupen dit keer oversla. Voorbij de dam kom ik de slagboom tegen die een symbool werd. Daar voorbij begint een nieuw hoofdstuk.
Het pad klimt verder langs de Getzbach en maakt na verloop van tijd een scherpe knik naar rechts. Vanaf hier raadt Benjaminse (in een update) een alternatieve route aan omdat het pad slechter is geworden. Is genoteerd, maar ik blijft het pad volgen, verder omhoog en via het korte rechts-linksje dat een doorgaande asfaltweg schampt bij Haus Ternell, waar je goed kunt eten (en Duits kunt praten). Daarna zal ik verder gaan door de grote bossen, over zandwegen en gravelpaden, met een kleine houten brug over de Miesbach en dan over een stukje puinweg de echte venen in. De klimspieren mogen definitief uit het vet. Ik ben dan waarschijnlijk al een hele tijd alleen, wielrenners zijn lang daarvoor afgehaakt en ook e-bikers wagen zich hier niet. Maar ik zal me laven aan de stilte, aan de uitzichten over een van de laatste stukken hoogveen en aan de bomen die geuren in de zomerwarmte. Als ik tenminste ondertussen niet zeiknat aan het regenen ben. Hier tik ik het hoogste punt van de venen aan, op zo’n 640 meter en niet ver van het Signal de Botrange, het hoogste punt van België. M’n fiets zit misschien onder de modder, de boswegen hebben me laten denderen (misschien wel laten vloeken), m’n benen hebben beslist geen strandvakantie gehad, maar dit stuk natuur is het steeds waard geweest. Ik zal suizend afdalen naar Sourbrodt, waar ik de Vennbahn weer tegenkom.
Korter of mooier
Vanaf Weywertz kun je over stukken Vennbahn recht naar het zuiden, via Sankt Vith. Ik kies echter voor de mooiere, wat langere variant via Büllingen en Schönberg, waaraan ik goede herinneringen heb. Ze zullen terugkomen in het verhaal van de tocht, ik ben benieuwd wat ik ervan ga herkennen.
Weet wat je doet door via St. Vith te gaan: op de camping daar hebben ze muziek in het sanitairgebouw. Zelf weten.
Na Burg Reuland ga ik richting Dasburg, waar ik fietsend door het dal van de Our – daar de grens tussen Duitsland en Luxemburg – meerdere keren van land zal wisselen. Ook dit herinner ik me als een mooi en afwisselend stuk. In de verte doemt, op een heuveltop boven het landschap uit, het kasteel van Vianden op.
Geen zorgen
Misschien dat je, hier aanbeland, denkt ‘wacht even, gaat hij echt de hele route…?’ No worries there. In 2015 ben ik met Dirk tot Junglinster gefietst, 35 routekilometers voorbij Vianden, aan het eind van het prachtige klimstuk door het dal van de Schwarze Ernz, en ben daar afgeslagen naar Luxemburg-stad. In 1999 fietsten Elsbeth en ik verder over de route tot aan Morhange in Noord-Frankrijk, om daar af te zwenken richting Dijon en Lyon. M’n kennis van de route begint dus na Junglinster te vervagen en houdt een ruime dagetappe daarna helemaal op. Gelukkig maar. Een route dubbelen heeft twee gezichten, maar is uiteindelijk geen goed plan. Ik weet nu al dat het herkennen van punten langs de route me blij zal maken, omdat de herinnering me terug zal voeren naar de tocht met Dirk en naar de reis die ik met Elsbeth maakte. Dat zijn zoete herinneringen. Maar, ik heb het al eerder geschreven, de tochten van destijds waren zo mooi omdat ik aan het ontdekken was. Plaatsen waar ik nog niet eerder geweest was, onbekende landschappen en onverwacht mooie klimmen en dalen. Het gevoel een ontdekkingsreiziger te zijn, autonoom en op eigen kracht, is voor mij de kern van het fietsen. Die kern gaat verloren als ik een route voor de tweede keer fiets. Dat kan nog steeds een mooie ervaring zijn, maar er ontbreekt iets. Ik ben op zoek naar herkenningspunten en niet aan het ontdekken. Voor de ervaring van het op reis zijn moet ik nieuwe dingen doen, niet bezig zijn met de oude.
In alle eeuwigheid Amen. Einde filosofische omzwerving.
Ik ga verder met m’n virtuele verkenning. Zonder herinneringen, maar met een enkele fantasie over hoe het straks zal zijn om de tocht te fietsen. Fantasie houdt de hoop en het vooruitzicht in leven.
De aanloop
3 Juni
Het is donderdag 3 juni 2021 en het lijkt ergens op.
Mijn virtuele verkenning van de route, hierboven, stopte ik in februari. Er volgden weken waarin m’n vertrouwen in een tocht zoals ik die graag fiets, een tocht als naar Berlijn, uitdoofde. Naar Rome fietsen werd een abstract plan dat ver van de werkelijkheid stond. Eind april vertrekken was eigenlijk geen moment realistisch geweest, maar een vertrek in juli werd net zo onzeker. Oktober was misschien mogelijk. Ondertussen werden de berichten over de pandemie, voor zover ik ze tot me toeliet, slechter. Genadeloos, week na week. Grafieken piekten, deskundigen schudden het hoofd en het vaccineren leek op lopen door drijfzand, geplaagd door geruzie over leveringen en een media-storm rond bijwerkingen. Het schoot niet op, aan alle kanten niet. Al kon ik m’n teleurstelling goed relativeren tegenover de werkelijke ellende in landen als India en Brazilië, toch deed het iets met me. Numb is het Engelse woord voor hoe ik me ging voelen. M’n hoofd dat ik, net als iedereen, had moeten buigen bleef gebogen. M’n blik was niet langer recht vooruit, naar de plannen aan de horizon. Dat was niet hoe ik mezelf kende, ik raakte de reiziger in me kwijt. Zelfs de natuur kende geen versoepelingen, in een van de koudste lentes van de afgelopen jaren. De wind, de wolken, weken van 10-12 graden, het ging maar door. Genadeloos.
Keerpunt
‘Klaar!’ is wat ik eind april dacht. Ik moest fietsen en mezelf hervinden. Niet zeuren over dat dat binnen de Nederlandse grenzen moest blijven, niet miepen over dat ik daar het avontuur niet zou vinden. ‘Maak een route met alle routemaker-skills die je in je hebt’ hield ik mezelf voor, ‘zoek de bagage bij elkaar zoals je die ook naar Rome meeneemt en stap op die fiets. Fietsen met dat lijf, want er is geen andere manier, al geloof je nergens meer in.’ Het werkte, ik kwam terug met weer iets van die fietsreiziger in me. Naar de Zuidpunt was, voorzichtig maar duidelijk merkbaar, een keerpunt.
Nu, weer een paar weken verder, verandert de situatie bijna met de dag. Dit keer de goede kant op. Het woord ‘versoepeling’ wordt zonder vrees en voorbehoud in de mond genomen, er zijn weer terrassen met blije mensen, de lijnen in de grafieken dalen. Zelfs de natuur werkt mee, ik inhaleer de vroege zomer alsof ik maanden opgesloten ben geweest in een muf en zuurstofarm hok.
Gaatje
Er gaan meer dingen goed. Twee weken geleden krijg ik een brief dat ik een afspraak kan maken voor m’n eerste vaccinatie. Ingelogd, maar de eerste mogelijkheid is pas in de tweede week van juni. Dan komt de tweede vaccinatie te laat als ik toch begin juli wil vertrekken. Dus bellen. Het is kwart over acht ’s morgens. Ik leg de situatie uit. Dat mijn wens ongetwijfeld prioriteit nr. 8000 heeft, maar dat ik het toch probeer. De aardige vrouw van de GGD speurt bijna hoorbaar door de telefoon de agenda af. “Hoe ver woont u van het Piet Mondriaanplein af?” “Ehm, tien minuten fietsen?” antwoord ik. “Dan mag u NU op de fiets stappen, want ik heb om half negen een gaatje”. Ik bedank haar, gris ID, brief en de snel ingevulde vragenlijst bij elkaar en fiets als een dwaas naar de test- en vaccinatiestraat in de Wagenwerkplaats in Amersfoort. Tien minuten later zit het eerste Pfizer-shot in m’n bovenarm. Niets van gemerkt. De tweede volgt in de vierde week van juni. Dat is op tijd voor een vertrek op 2 juli. Hell, misschien gaat het toch lukken. Rome.
13 Juni
De zwart-gevederde keizer zit op de nok van het dak, overziet z’n rijk en verzint de glashelderste liedjes ter plekke. Mèlderke, mèlderke, wat zungse sjoan! zei mijn moeder dan. Een zomeravond, de tuindeur staat open, buren zitten in hun achtertuinen te praten. Voetbalgeluiden klinken, Nederland voetbalt vanavond. Zo te horen gaat het goed.
Vanmiddag het laatste routestuk tot Milaan uitgezet en de laatste track daarvan gemaakt. Het plan van hoe het verder gaat nadat ik voor de Sint-Pieter sta heeft namelijk vaste vorm gekregen. Elsbeth en de beide mannen rijden eind juli naar Milaan, daar zien we elkaar. Wat ik tussen Città del Vaticano en Milano ga doen is onderwerp van een verhitte discussie die zich in m’n hoofd afspeelt. Want ik zou dat stuk het liefst helemaal fietsen, en dat betekent ruim 700 kilometer extra. Daar heb ik, als ik het geplande schema aanhoud, vier dagen voor. Dat is uitgesloten. Maar als ik op weg naar Rome nou eens wat meer kilometers per dag fiets en een rustdag minder neem, dan heb ik zes dagen. Dat kan wel. Het resultaat is lange etappes en weinig rust.
De opponenten
Aan de ene kant van de discussietafel zit de Noordkaapfietser die het liefst iets doet dat onverstandig is en eigenlijk niet kan. Gedurfde plannen maakt, met uiterst onzekere afloop. Bereid is zich totaal naar de vaantjes te fietsen om dat plan te laten slagen. Het verstand regeert niet aan die kant van de tafel. Aan de andere kant zit de Verstandige fietser, die als uitgangspunt heeft dat je leert van dingen die eerder niet goed bevallen zijn. Die heeft ondervonden dat hij onderweg veel tijd neemt en nodig heeft, om later de verhalen over die weg te kunnen vertellen. Die weet dat veel ambitie niet altijd samengaat met veel fietsplezier, en dat als hij voorvoelt dat het fietsplezier in het gedrang komt, hij die ambitie moet laten varen. Aan die kant van de tafel regeert het verstand wel.
Maar verstand levert niet de beste avonturen op. Met verstand gaat niemand een 8000-der op, met verstand gaat niemand aan een parachute hangen, fietst niemand met maar 213 bagagekilometers op de teller naar de Noordkaap en fietst niemand door Oost-Iran en Pakistaans Baluchistan, afgeraden door lokale politie en alle reisgidsen. Met uitzondering van die 8000-der (5600 meter is m’n hoogterecord te voet, 4693 meter op de fiets) behoren die momenten tot de gedenkwaardigste van m’n leven.
De gespreksleider
En toch is het geen zwart-witverhaal. Ik heb YouTube-video’s gezien van avonturiers die strandden omdat ze geen enkel benul hadden van wat ze gingen doen. Uitdagingen ga je aan met beleid. Je inventariseert de risico’s, kijkt naar jezelf en bereidt je voor. Dus toch verstand. De gespreksleider houdt de beide opponenten het volgende voor: het helemaal fietsen van Amersfoort-Rome-Milaan binnen een tijd die voortdurend oncomfortabel voelt mag niet het thema zijn van deze tocht. Af en toe vloeken mag, net als stukgaan of nu en dan een mega-etappe. Zonder ongemak wordt geen bagagefietser sterker, fysiek en mentaal. Maar de fun moet bovenaan de prioriteitenlijst blijven staan. Denk daar maar ‘ns goed over na! (aldus de gespreksleider). Ik ben blij dat-ie aan tafel zit.
19 Juni
De natuur heeft de verwarming iets lager gezet. Het raam van m’n werkkamer staat open, Ludovico Einaudi speelt piano op Day six van z’n serie Seven days walking. Muziek die ik luisterde in de vroege ochtenden van m’n tocht naar Berlijn. Het is nog twaalf dagen voor m’n vertrek naar Rome. Ik ben de dag begonnen met brood te halen bij Het Lokaal. Als ik langs de Eem fiets ruik ik het al, ze bakken het brood achterin de winkel. Buiten staan houten tafels waaraan mensen koffie drinken. Binnen is het een feest van lekker eten, een uitbundig schilderij vol details en kleuren. Een plek die het nog leuker maakt om in Amersfoort te wonen. Het Lokaal gaat over streekproducten, over bio, over goed eten. Zonder een zwaar wereldverbeterend verhaal. Een groot zuurdesembrood is er vijf euro en smaakt naar brood, naar graan en naar buiten. Als je de vervanging van je 40-inch TV een jaartje uitstelt, kun je hier heel lang brood kopen waar geen afbakker aan kan tippen. Met zo’n brood doen we thuis een dag, de jongens zijn er gek op. Ik voel me geslaagd als ouder dat ze kwaliteit in eten weten te herkennen. Ik realiseer me ook dat ik bevoorrecht ben dat ik dit zonder nadenken kan kopen, en tegelijkertijd die 40-inch TV heb. Al bijna tien jaar.
Naar Rome kunnen fietsen ervaar ik als zo’n voorrecht. Ik vind het moeilijk om van Elsbeth en de mannen te vragen dat ik er bijna vier weken niet ben. Ze hebben niet getwijfeld over hun antwoord, ze hebben me dat cadeau gegeven. Elsbeth, wetende hoe gelukkig ik van fietsen word, stuurde me bijna weg. Een paar weken geleden maakte ze een solo-bagagetocht van een paar dagen. Ook zij kwam gelukkig terug, nog beter begrijpend waarom ik soms alleen op de fiets stap.
Nooit eerder gedaan
De aanloop naar m’n vertrek doorloopt de gebruikelijke stadia. Zoals het alsnog aan de bagagelijst willen toevoegen van dingen die eerder afvielen. Daar hou ik helemaal niet van, maar het hoort erbij. Toch geen stoeltje? Ik heb een driepoter van Walkstool, het enige lichtgewicht zit-ding waar m’n rug niet doodmoe van wordt, zoals bij de stoelen van Helinox. ‘Oh come on Piet’, zeg ik tegen mezelf, ‘dat heb je nog nooit gedaan, er is altijd een leenstoel of picknickbank, en anders zit je maar op de grond’. Een helm mee dan? Dat heb ik ook nooit eerder gedaan, terwijl ik ‘m bij elke veldrijtraining die ik geef op heb – de vereniging verplicht dat, logisch. Ik heb met Elsbeth 23.000 kilometer door Europa en Azië gefietst, over Alpen, Apennijnen en Karakoram – zonder helm. Een helm is voor als je hard gaat. Ik ga niet hard, ik ga ver. Maar dat is veteranengedrag, het niet openstaan voor verbeteringen van wat ik eerder gedaan heb. Hoe meer ik erover nadenk, hoe zekerder ik het weet: die helm gaat mee. Hij ligt waarschijnlijk honderden kilometers op m’n achterdrager, maar hij gaat op in de Alpen, op de Donon en in druk stadsverkeer dichtbij stoepranden en palen. De lijst blijft verder zoals hij is.
Minder allround
M’n fiets staat klaar. Wat versleten was – middenblad vóór, ketting, cassette, remblokken en derailleurwieltjes – laten vervangen. Nieuwe voorband, na 29.316 kilometer. Geen Schwalbe Marathon Plus meer (met de dikke anti-leklaag), die het comfort heeft van rijden op houten wielen. Er ligt nu een Schwalbe Energizer Plus om, minder anti-lek maar wel veel comfortabeler. Als de achterband op is, gaat daar hetzelfde gebeuren.
Voor wie zich afvraagt wélke fiets meegaat: de Vittorio. Dat de ligfiets niet naar Rome mag heeft z’n oorsprong in een bagagetocht die ik in de dagen vóór de Kerst van 2020 reed, een tocht waarvan het verhaal nog niet te lezen is. Daar werd me heel duidelijk dat m’n Nazca minder allround is dan m’n Vittorio. Toen ik ‘m vorig jaar april kocht, had ik het plan om een volledige overstap te maken van gewone bagagefiets naar ligfiets. De eerste tekenen waren goed. Op de ligger kan ik langere stukken aan zonder te pauzeren, is het comfort (veel) groter en fiets ik zonder problemen ook lange etappes (een paar keer 180 kilometer op een dag, heen en weer naar Rotterdam). Op een tweedaagse zomerse tocht met bagage voelde ik nauwelijks dat ik spullen bij me had.
In de zomervakantie van 2020, in Frankrijk, was er de eerste trouble in paradise. Klimmen kostte me meer moeite op de ligger, net als fietsen over onverharde wegen. Dat kwam ook doordat ik nog moest wennen. Ik gaf dan ook niet op, bedwong de Col de la Grande Limite (515 meter) en ploegde dapper voort over zand- en grindwegen. Ik ontdekte dat het allemaal mogelijk was op m’n Nazca. Dat betekende dat ik ermee naar Rome kon, en dat ik dat dus ging doen.
Toen kwam december 2020.
Het kan of het kan net
Het ging wel, maar op sommige wegen ging het maar net of toch net niet. Op tochten wil ik over alle wegen kunnen fietsen waar een beladen fiets redelijkerwijs kan komen. Ook over aangereden zand, gravel, split, kasseien en de unieke combinatie daarvan op sommige wegen op de route naar Berlijn. M’n Vittorio, en ook de Snel daarvóór, weet daar goed raad mee. De route die ik voor de tocht van 21-23 december 2020 had uitgezet ging dan ook deels over bos- en zandwegen. Toen ik in een donker Brabants bos meer dan eens van de fiets moest, het merendeel van een modderweg moest lopen en een zandweg op de hei bij Sint Anthonis helemaal moest lopen begon er iets te groeien. Het besef dat de ligfiets me beperkte waar ik dat niet gewend was. Had ik m’n Vittorio bij me gehad, dan had ik alles kunnen fietsen. De tocht naar Berlijn, realiseerde ik me, was met z’n 200-of-meer gravel- en Waldweg-kilometers geen feest geweest op m’n Nazca. Dat ik in triomf boven kom op een col van 515 meter met een gradiënt die onder de 10 procent blijft (en zonder spullen) is een mooi verhaal, maar het is ook vreemd. Zo’n col moet ik in een holle kies kunnen stoppen. Op een verharde, vlakke weg fietst niets comfortabeler dan m’n ligfiets, omhoog en onverhard gaat beduidend fijner op m’n Vittorio. Als de route een mix is – zoals naar Rome – is die laatstgenoemde ervaring doorslaggevend. De Vittorio gaat mee naar Rome.
Ik heb de tocht in december zonder vervelende nasmaak uitgereden. Ik weet nu dat m’n ligfiets niet voor elke tocht de beste keuze is. Met de ene vriend ga je naar de Matthäus Passion, met de andere naar de kroeg. Het idee van een volledige overstap van de ene op de andere fiets heeft me verlaten. Waarom zou ik. Ligfietsen is voor mij geen way of life, het is fietsen.
25 Juni
Over een week zit ik op de fiets. Niet naar Rome, maar naar Borkel. Rome komt daar vér na, op de kaart en in m’n hoofd. Rome is de haak in de rots, de standplaats waar ik naartoe klim om daarna weer af te dalen. Het is de klim waarvoor ik kom, bij de haak zal het druk zijn, de rots kaalgelopen. Niet mijn ding. Waar ik naar verlang zijn de kleine verhalen onderweg en de grote verhalen van het weer, de landschappen en de geschiedenis. Dat verlangen zit in m’n hoofd als aan het begin van een voorstelling, waarbij het half-doorzichtige doek af en toe wappert en een deel van het decor al zichtbaar wordt.
Bijna jarig
De laatste dagen vóór een tocht zijn de vreemdste en de onrustigste. Ik wens ze niemand en iedereen toe. Als ik dertig jaar geleden aan de vooravond van een reis stond, was ik het bijna-jarige kind dat aan niets anders dacht, dat niet kon slapen door het voorschot op het geluk van die dag. Ieder kind hoort dat onbezorgde geluk te kennen, als jongvolwassene zat er gelukkig nog veel van dat kind in me.
Het heeft me nooit helemaal verlaten. Het kind in me kan zich verbazen, kan opgaan in geluk of verdriet, onvoorwaardelijk en onbevangen. Ernaast is de volwassene opgegroeid die zich realiseert dat zijn grote moment niet ieders moment is. In de aanloop naar een tocht ben ik bezig met wat het voor anderen betekent. Hebben Elsbeth en de beide mannen er last van, kunnen mijn opdrachtgevers verder, blijven er geen dingen liggen die hadden moeten staan. Ik realiseer me dat liefde en commitment me hebben verbonden op een manier die weggaan moeilijker maakt dan toen ik die jongvolwassene was. Ik realiseer me dat het achterna kunnen gaan van m’n onrust en het kunnen opzoeken van het avontuur een gebaar van liefde is van de mensen waarvan ik hou.
In gedachten
Als ik ’s avonds in bed lig ga ik bij de kalkoven eindelijk linksaf, naar de eerste klim langs de mergelgroeve voorbij Bemelen. Ik ga de grens over bij Sippenaeken, ga voorbij de slagboom bij de Wesertalsperre. Zullen er in de Hoge Venen plassen liggen op de onverharde weg langs de zwarte silhouetten van het ree en het wilde zwijn? Ik fiets langs de plek bij Schönberg waar ik stopte en terugliep, het doodgereden eekhoorntje met bladeren toedekte en daarna een verdrietige Dirk een foto liet zien waarop de eekhoorn z’n rustplaats had gekregen waar geen auto hem meer kon raken. Misschien eet ik Flammkuchen in het restaurant bij de camping aan de rand van Vianden. Ik verheug me op het desolate van Noordoost-Frankrijk en op de eerste col als de route door de Vogezen gaat.
Ik lijk die route al deels te kennen, van verspreide herinneringen en Google Maps. Maar dat zijn alleen de plekken die ik checkte omdat ik – terecht, zo bleek – de track niet vertrouwde. Want van de echte tocht, straks, weet ik gelukkig niets. Hoe zal het zijn om bijna vier weken alleen te zijn. Als ik zie wat ik op de tien dagen naar Berlijn tegenkwam, de verhalen, stemmingen en ontdekkingen, wat zal er dan op 27 dagen Amersfoort-Rome-Milaan gebeuren? Ik heb geen idee. Wat een geweldig vooruitzicht.
Basel zal nieuw en druk zijn, over de Rijnbrug ga ik direct links en omhoog, daar begint de tweede routegids. Zal het al warm zijn langs het rechte stuk kanaal richting het zuiden? Hoe zal het ingewikkelde wegenpunt met de spoorwegovergang bij Landquart er in het echt uitzien, hoe zal de eerste stijging op weg naar Thusis zijn, na de golfbaan voorbij Domat/Ems. Zal ik de pas overgaan in de druilregen, of in 8 graden met muts op en handschoenen aan, misschien met een heldere zon die restjes sneeuw zal doen glinsteren. In Chiavenna zet ik m’n tent op op de camping bij de waterval, op de rotonde in het centrum ga ik rechtsaf de rust in, achter huizen langs naar een fietspad richting het Lago di Como. Ik hoop dat de grote meren niet ritselen van de gezinsauto’s met dakkoffer, ik hoop tegen beter weten in dat Toscana niet ‘moorddadig warm’ is zoals in het appje dat ik eergisteren kreeg van een fietsvriend die de route nu in omgekeerde richting fietst. Misschien gaan we elkaar tegenkomen langs de Our in Luxemburg, dat ik hopelijk een keer droog en zonder grijze luchten zie.
Ik zit al lang op die fiets. Maar het duurt nog zeven dagen.
29 Juni
Werelden.
Ik fiets een rondje om de spieren los en het lijf alert te houden, 49 kilometer door het bos- en weilandengebied zuid van Amersfoort. De lucht is grijs, bij het weggaan spettert het iets. Ik wil een regenjas aandoen, maar gooi ‘m terug naar binnen. Fuck it, misschien heb ik wel zin om nat te worden, om de geur van nat gras te ruiken, om contact te maken met de lucht, het water, de wind. Buiten zijn in volle overgave. De lucht is grijs, dat zal-ie – zegt het KNMI – vrijdag bij m’n vertrek ook zijn. Twintig graden, misschien wat regen en wolken. Misschien sta ik met m’n jas aan op de pont bij Amerongen, ’s morgens om (denk ik) half acht. De grand départ is voorzien om 06:00 uur, vandaag zijn ze de dranghekken al komen brengen.
Als ik door de Schimmelpenninckstraat rijd komen me fietsers tegemoet. Scholieren op hun Cortina’s, een moeder met kind achterop, een veertiger die keihard voorbijfietst om… het is me meestal niet duidelijk waarom mensen op een gewone fiets zo hard fietsen. Ik zie ze langskomen, maar voel me een toeschouwer die buiten de stroom fietst. ‘Niemand van hen’, denk ik bij mezelf, ‘gaat vrijdag iets doen dat zo leuk is als wat ik ga doen.’ Als ik het ze zou vragen, stuk voor stuk, zouden ze me bevreemd aankijken als ik ze vertel dat dat leuke bestaat uit 128 kilometer fietsen naar Borkel, door de lege Betuwe en door een naar varkensmest ruikend Brabant. Onder grijze luchten, misschien met een capuchon op. Ze zouden terugdenken aan het artikel dat ze in de NRC of op nos.nl hadden gelezen, over dat er steeds meer verwarde mensen op straat lopen. En dat dat een steeds groter probleem wordt. Deze man, die hen de vraag stelde over iets leuks op vrijdag, was duidelijk in de war. Leuk is op een terras zitten met je vrienden, misschien naar het Holland Festival. Los gaan in de stad, waar het weer laat mag en zal worden. Zonder jas, want het is eindelijk zomer. The summer of love.
Werelden.
De jongens komen thuis. Toetsweek, het zijn de laatste weken van het schooljaar. “Twee vingers in de neus” zegt de een. “Kan een looping ook een twist zijn?” zegt de ander, terug van een leestoets Engels. Wat houd ik ongelooflijk veel van ze. Na deze week volgen voor hen nog twee weken voordat ze vakantie hebben. Een sportdag, boeken inleveren, alvast kennismaken met hun mentor volgend jaar. De laatste dagen in deze vreemde en heerlijke tijd aan het eind van een school- en werkjaar.
Ik maak een bagagelijst die Elsbeth over een paar weken kan gebruiken bij het inpakken van de bus, en fiets naar de stad. Een voorraadje van de lekkerste cocktailsaus halen, van Devos & Lemmens, alleen de Plus heeft ze. Voor straks, tijdens een barbecue als ik in Frankrijk of door Zwitserland fiets. Doe geen moeite om iets soortgelijks bij een Nederlandse sauzenmaker te vinden, bij Calvé (kan een beetje) of Remia (kan zeker niet). Sauzen maken moet je aan Belgen overlaten. Het leven is te kort om genoegen te nemen met iets dat het niet is.
Werelden.
Ik kom twee bagagefietsers tegen, met een aanhanger met waterdichte zakken en een enkele vuilniszak. Ze zouden het Handboek voor hightech bagagefietsers niet halen, maar dat is niet wat blijft hangen. Dat is de lach op hun gezicht, het plezier dat er vanaf straalt. Ik ben vaak die hightech-fietsers tegengekomen, met glimmende Ortliebs rondom en polyester wielershirts aan. Hun blik strak op de horizon, hun greep ferm op het rechte stuur. Overduidelijk bezig met een missie, of het ook leuk was hielden ze goed verborgen. Ze keurden mij en de wereld geen blik waardig. Als je me tegen zou komen, beste lezer, en ik zou je op die manier voorbijfietsen, mag je me op m’n flikker geven.
Dan naar het Eemplein, naar een PostNL-afhaalpunt. Dat scheelt een grote bestelauto in de straat en thuisblijven voor wat er bezorgd wordt. Een schoolklas wordt op de foto gezet met het stadhuis op de achtergrond. De klassenfoto die er eerder niet van kwam. De kinderen zijn uitgelaten, het is zomer en bijna vakantie. Ik haal m’n wollen Icebreaker T-shirt af dat ik bij Kathmandu heb besteld. Een gele. Ik ontdekte dat ik alleen maar donkere wollen shirts heb, ik fiets de meeste tochten in najaar en winter. Straks in 35 graden in de Povlakte en Toscana is een donkerblauw shirt geen goed idee. In het doosje zit een persoonlijk kaartje om me te bedanken en plezier te wensen. Het maakt me blij, het zet een toon die bij het shirt gaat horen. Bijna thuis zie ik opnieuw het stel met de aanhanger. Ze eten een ijsje bij Josy’s, hebben het naar hun zin. Dat is mijn missie straks, het naar m’n zin hebben en de wereld zien en bekijken. Ik groet je nu alvast, beste lezer, in het virtuele voorbijgaan. Nog drie dagen.
1 Juli
De bel gaat. Het zal het buurmeisje zijn dat haar sleutel is vergeten. Kinderen uit de buurt die hard weggerend zijn en vanachter een auto kijken of er iemand verbaasd of boos de deur opendoet. Het is een vriendin van een paar huizen verder. Ze wenst me een goede reis, morgen, en geeft me een papieren zakje. Er zit een medaillon van de heilige Christoffel in, beschermheilige van de reizigers. Hoe attent, hoe lief. Ik bedank haar en geef haar de eerste knuffel in een jaar tijd.
Als een van de laatste dingen op m’n lijstje staat een nieuwe externe harde schijf waarop ik foto’s (voor bij de verhalen), series en films kan zetten voor straks, als we in augustus twee weken bij onze familie in Grâne (Frankrijk) zijn. De vorige schijf is gisteren onverwacht overleden. Ik fiets naar de Amac in de Langestraat en koop een LaCie van 1 TB. Ik vertel de jonge verkoper waar het voor is, straks op vakantie. “En, waar ga je naartoe met vakantie?” vraagt hij. Ik denk even na. “Naar Rome” antwoord ik.
Morgen.
23 december 2020 om 12:57
Wat een mooie site Piet. Leuk voornemen om naar Rome te fietsen. Zelf heb ik in 2015 de Benjaminse route tot Basel gereden. Wilde een jaar later het tweede deel rijden maar dat is er niet van gekomen. Heb toen een rondrit door Zwitserland gemaakt. Een kleine impressie (helaas niet zo mooi als jouw site) kun je vinden via de link die ik meestuur.
Herkenbaar wat je schrijft over droom en realiteit, en dat je toch snel te krap plant. Of dat je niet de ruimte vindt om lange tijd van huis te gaan, omdat je gezin je nu eenmaal niet kan missen. Mooi dat je het nu toch georganiseerd krijgt. Ben heel benieuwd naar jouw ervaringen straks. En of het de moeite waard is om deze route zelf ook nog eens helemaal uit te rijden.
24 december 2020 om 18:13
Bedankt John, ik ben je impressies aan het lezen, mooi. Ik durf er door het afgelopen jaar nog niet helemaal op te rekenen dat ik kan gaan, maar dat weerhoudt me niet om verder te gaan met de voorbereidingen. Ik blijf fantaseren over wat ik tegen ga komen, dat houdt het plan levend. Laten we in 2021 vooral nieuwe plannen blijven maken en alle annuleer-treurnis van ons afschudden. Daar is de wereld vanaf de fiets écht te mooi voor!
2 juni 2021 om 17:03
Hallo Piet,
Wij hebben de Benjamin route genomen. Maastricht naar Basel. Dat is het eerste boekje.
Hou er rekening mee dat er in het eerste stuk Noord Frankrijk geen winkels of restaurants zijn!
Tip: neem de camping au petit Port in Frankrijk langs de Rijn net buiten Zwitserland die is betaalbaar, maar toen wel oud sanitair. Voordeel van deze camping is de fietsbrug over de Rijn. Daar vind je aan de overkant een supermarkt en je bent in Duitsland de prijzen dus ook. Bezoek de stad met je fiets maar hou rekening dat er kleine klimmetjes in zitten. Doe er je voordeel mee.
Ben benieuwd naar je verslag. Ik ga binnenkort van Enschede naar mijn woonplaats aan de kust fietsen. Succes
2 juni 2021 om 17:54
Wat een timing, ik zit net naar een camping noord van Basel te zoeken (en vond Camping du Canal in Kembs, aan het Grand Canal d’Alsace), dus ik neem deze mee. Bedankt voor de tip en je reactie. Op het lege stuk in Noordoost-Frankrijk is het inderdaad even goed mikken voor wat betreft overnachtingen en eten inslaan. Ik heb met Google Maps wat stukken bos verkend om in te kamperen, ik wil mezelf op dit stuk niet afhankelijk maken van campings. Ik ga het zien. Veel plezier op je oost-west tocht!
11 juni 2021 om 16:34
Excuses als ik het niet zo snel kon lezen. Hoe lang bent u van plan er over the doen om Rome te bereiken?
Vriendelijke groet,
Evert Manders
11 juni 2021 om 19:34
Beste Evert,
Het is niet zo gek dat je eroverheen leest, de Rome-pagina heeft weinig logica maar groeit alle kanten op met nieuwe plannen en inzichten. Zoals het er nu voorstaat wil ik, startend in Amersfoort, in 18-20 fietsdagen naar Rome fietsen. Mijn verstand zegt dat het slim is om gemiddeld niet meer dan 110 kilometer per dag aan te houden (dan doe ik er zo’n 20 fietsdagen over), maar dat verstand regeert niet altijd als ik op de fiets zit. Meestal niet eigenlijk. Na aankomst in Rome keer ik om, om op weg te gaan naar Milaan (waar ik vrouw en kinderen zie). Ik wil dat graag helemaal fietsen, maar dan moet ik 1-2 dagen eerder in Rome aankomen dan aanvankelijk bedacht. In dat laatste geval worden het 18-19 fietsdagen. Of dat haalbaar en (vooral) leuk is, ga ik onderweg ontdekken. Er gaan regionale treinen van Rome naar Milaan (of naar Siena of Firenze), waarin de fiets meekan, plan B is dus snel genoeg gemaakt. Ik verwacht tot Rome 1-2 rustdagen te nemen.
25 juli 2021 om 12:14
Heerlijk om meegenomen te worden in jouw voorbereidingen van je fietstocht. Inspireert ook weer om zelf plannen te maken. Ben nu ook wel heel erg benieuwd hoe het je in de praktijk is vergaan. Ik weet nog dat ik zelf het traject tot Basel redelijk naïef en onvoorbereid heb gereden. Alleen het boekje van Paul Benjaminse (dus geen gps) en de avond voor een etappe bekeek ik pas wat mij de volgende dag te wachten stond. Blij dat een Nederlands stel mij vlak voor de oversteek in Noord Frankrijk nog even waarschuwde voor het ontbreken van welke voorzieningen dan ook (winkels, campings etc.). Uiteindelijk kwam alles goed en leverde dat ook weer mooie verhalen op, maar inmiddels snap ik helemaal waarom de voorbereiding ook bij de tocht hoort. Hopelijk heb je een mooie tijd gehad.
11 maart 2023 om 10:24
Hoi Piet,
Wat een prachtige, realistische en persoonlijke beschrijvingen van jouw tocht naar Rome. Ik ben bezig met mijn voorbereidingen voor de tocht met dezelfde bestemming en heb heel veel aan jouw tips. Ik realiseer me nu dat ik nog iets verder moet gaan dat ik tot nu toe deed. Mede daarom durf ik je wel te vragen om je tracks van de tocht te delen (dat bespaart me veel werk waar ik helemaal niet goed in ben).
Nog zes weken voorbereiden. Ik heb er erg veel zin in!
Nogmaals dank voor jouw inspiratie. Ben
11 maart 2023 om 16:09
Hallo Ben,
Bedankt voor je reactie, en mooi dat je er iets aan hebt! Voor wat betreft de tracks stuur ik je een persoonlijk bericht. Groet, Piet.