Laat voor het eten

Fietsverhalen en fietsinformatie

Naar Stavanger | Dag 5

Foto hierboven: Zollenspieker Fährhaus aan de Elbe.

Maan boven de Lüneburger Heide

De maan is er nog net.

Eerste zonlicht op de Lüneburger Heide

Bijna.

Niets

’s Nachts word ik wakker, er is geen geluid. Geen dier om de tent, geen gesnuffel, geen geritsel van twijgjes. Niets. Het licht van de volle maan dringt door het tentdoek en laat de spullen om me heen oplichten. Ik kijk ernaar als naar een nachtlamp die bij me blijft en slaap verder.

In de verte hoor ik vogels. Voor het eerst zo duidelijk, op de hei zijn minder struiken waarin ze graag zitten. ’s Morgens kondigt het vogelconcert de dageraad aan, die zal begonnen zijn, de nacht is voorbij. Ik ben helder en uitgerust en benieuwd naar hoe laat het is – als het 4 uur is moet ik echt nog even slapen. In de zomer begint de dag zo vroeg, maar het is begin april. De wekker gaat, het is 6 uur.

De rits is niet vastgevroren, er zit geen ijs aan de binnenkant van de tent, alleen een dun laagje aan de buitenkant. Koud is het echt wel geweest, het verschil is dat er vannacht weinig vocht in de lucht zat. Als je condens wilt moet je op gras gaan staan, de zand- en bosgrond heeft me daarvoor behoed.

Schichten

Ik zoek een boom op en loop een rondje. De maan is er nog net, nog even en ze verdwijnt onder de bomenrand. Aan de andere kant wordt de horizon oranje, de maan en zon gaan elkaar net niet zien. Zittend op de bank maak ik ontbijt en koffie. Ik giet wat water uit de 1,5-literfles, terwijl ik dat doe schieten schichten over het oppervlak en bevriest het water in de pan. Als ik meer water wil pakken is de dop van de fles ondertussen vastgevroren. Het doet me vermoeden dat het onder nul is. Links van me zwelt het licht aan, zonnestralen schieten door de bomen en scheren over de rijp op de heidestruiken. Langs een fietser die zich koning van de Lüneburger Heide waant, vrijer dan ooit.

Zonsopkomst Lüneburger Heide

De zon is er.

Fietsen op de Lüneburger Heide

Start.

Wennen

De nacht was warm en goed, m’n ondershirt heeft verschil gemaakt, samen met de capuchon van m’n slaapzak die ik strak rond m’n hoofd dichtgesnoerde. Held slaapzak. Het inpakken van de tent gaat veel gemakkelijker dan gisteren, toen het leek alsof ik zeildoek aan het oprollen was. Ik trek een tweede trui aan en een wollen col, gisteren had ik het bij vertrek te koud.

Ik groei in de tocht, met kleine aanpassingen die het fietsende bestaan aangenamer maken, op de eerste dagen moeten die leermomenten nog komen. Ik heb geluk gehad met het weer en de rustige wegen, het gaf me de kans om er – na die vreemde eerste dag – geleidelijk in te komen. Ik zit stevig in het zadel.

Fietsersgeluk

Om vijf voor acht vertrek ik richting de kruising van zandwegen waar de track van vandaag begint. In een weiland links van me staan vier kraanvogels, de lucht is hemelsblauw, het gras glinstert wit van de rijp. Fietsersgeluk. Ik laad de track, een man in een groen busje rijdt langs, ik vermoed een beheerder van het natuurgebied. Hij knikt naar me, ik knik terug. Gelukkig vraagt hij niet waar ik vannacht heb geslapen, ’s ochtends om 8 uur en met niets in de wijde omtrek is dat best een logische vraag.

Fietsen op de Lüneburger Heide

De zon wordt sterker.

Mooi weer

Wonderbaarlijk dat het voor de vijfde dag op een rij zulk mooi weer is. Geen wolk te zien, de lucht is crisp en winterhelder, de stijgende zon wordt sterker. Ik doe m’n handschoenen uit en de col af. Op een glooiing staat een roedel herten, ze zijn te groot voor reeën. De horizon bestaat uit niets dan groene velden en bomen, de Lüneburger Heide is groot.

De zandweg gaat door heidevelden met hier en daar een eenzame boom, afgewisseld met gras, een bank en een groep kale berken. De weg wordt een uitgesleten wandelpad met een strook bomen, licht golvend en goed fietsbaar.

Het pad gaat ineens omhoog, met gravelzand waarin ik me vastrijd. Ik ga eraf en duw m’n fiets naar boven, m’n voorwiel temmend dat steeds weg wil glijden. Deze heb ik gemist bij het maken van de route.

Uitzichtpunt op de Lüneburger Heide

Heide en bos, zover je kunt kijken.

Anders

Vanaf een uitzichtpunt op 162 meter kijk ik uit over de hei. Op m’n gezicht komt een lach, niet alleen om deze plek. “Jaren geleden zou ik me geërgerd hebben” zeg ik hardop, “omdat het ineens – tegenslag! – omhoog ging en ik m’n fiets naar boven moest duwen. Nu zie ik er de lol van in”. Terwijl ik het zeg raak ik geroerd. Dit gaat, merk ik, om meer dan het voor lief nemen van een onfietsbaar stuk. Ik ben voorbij het punt waarop als het tegen lijkt te zitten ik dat zie alsof iemand me zit te pesten. De wereld die tegen me is. Gisteren merkte ik het bij het ploegen door het waterzand, nu weer: m’n houding is veranderd. Ik breng het voor het eerst onder woorden, het hardop uitspreken maakt het echt. De emotie is van geluk, ik heb iets achter me gelaten, een hindernis bij het omgaan met de wereld.

Wilsede op de Lüneburger Heide

Wilsede.

Noodzaak

Ik blijf kort op hoogte en hobbel dan verder over wandelpaden en aangereden zandwegen. Wilsede, met een Gasthof en een kasseienweg, is een klein eiland van bewoning, daarna neemt de natuur het weer over. Voorbij klaphekken, over stukken gras met schapenkeutels en over vlonders door een nat bos. Ik moet stoppen, zet m’n fiets naast het pad en loop, met medeneming van zekere attributen, de hei in. Niet omdat de dichter in mij de artistieke noodzaak voelt om alle moois van dichtbij vast te leggen, maar omdat ik, in de keiharde realiteit van het fietsersbestaan, ontzettend nodig moet schijten gatengraven.

Met dat achter de rug fiets ik het laatste stuk over de hei, steek bij Sudermühlen de Schmale Aue over, klim naar 110 meter over een pad naast een kasseienweg en verlaat ten slotte de Lüneburger Heide. In het open land is de oostenwind terug, na een kilometer ben ik in Egestorf, met een vakwerkkerk met houten toren.

Rood-geel kruis als protest tegen de aanleg van een spoorlijn bij Lübberstedt

Wat de bevolking betreft hier geen nieuwe spoorlijn.

Tracé

Na Lübberstedt fiets ik sinds lange tijd weer over een drukkere doorgaande weg zonder fietspad. In het weiland staan grote geelrode kruisen, verderop staat er nog een, en nog een. Een geplastificeerd A4-tje legt uit dat de kruisen het tracé aangeven van een door Deutsche Bahn geplande spoorlijn tussen Hamburg en Hannover, een lijn voor hogesnelheidstreinen en goederenvervoer. De lokale bevolking is daar fel op tegen, de lijn doorsnijdt het landschap zonder daar voordelen (zoals stations) voor de bewoners voor terug te geven. Ze willen dat DB de bestaande lijn uitbouwt in plaats van een nieuwe aan te leggen.

Verbaasd

Ik verlaat de weg, over O.O.-gras en klein asfalt naar Salzhausen – waar ik in een winkelcentrum een bakker spot en via een doorgang de parkeerplaats op fiets. Terwijl ik dat doe rijdt plots een grote zwarte auto de opening in, tot aan m’n voorwiel, en sluit me op. Ik maak oogcontact met een man in een auto aan de andere kant, we kijken beiden net zo verbaasd, wat is dit? Een man in het zwart, met zwarte cap en zwarte baard, stapt uit en checkt of z’n auto goed staat. Mij, gevangen tussen de bumpers, negeert hij. Oogcontact-man ziet het aan, denkt ‘dat gaan we niet winnen’ en rijdt z’n auto achteruit om ruimte voor me te maken. “Vielen dank!” roep ik en steek een duim op. Er zijn mannen (het zijn altijd mannen, wie zei ook alweer dat mannen volgens hun ratio handelen en vrouwen volgens emotie?) voor wie hun auto verbonden is met de wortels van hun bestaan. Kom je aan hun auto, dan kom je aan hen. Het blijft bij verbazing, verder gaat het niet. Wat ik ook tegen Captain Blackbeard had gezegd zou zijn uitgedraaid op een clash van belevingen, en op negativiteit waarin ik helemaal geen zin heb. Oogcontact-man is genoeg om te bevestigen dat niet iedereen zo is. De wereld is nog steeds leuk.

Bäckerei Von Allwörden

Honger.

Honger

Bij Bäckerei Von Allwörden eet ik twee broodjes, gevolgd door twee gevulde koeken. Ik had honger. De timing is perfect, even binnen en even zitten. Bij m’n broodjes krijg ik een chocoladehartje. De vrouw achter de toonbank leek als door een wesp gestoken toen ik bij het bestellen met m’n hand iets te ver de vitrine in ging. “Das ist verboten!” Ik zeg sorry, ze trekt een verontschuldigend gezicht alsof ze wilde zeggen ‘ik kan het ook niet helpen, het mag echt niet’. Misschien schrok ze van haar reactie. Misschien kreeg ik daarom dat hartje. De wereld is leuk, zie je wel.

Gepast

Aan de oostrand van Salzhausen sla ik linksaf, naar het noordoosten waar ik na een paar kilometer het dal van de Luhe volg. Op een flauwe helling links van me liggen bossen, rechts stroomt op een afstandje de kleine rivier. Op deze Witte Donderdag zet ik de Johannes Passion op (in deze uitvoering, Südtirol in concert heeft parels), op de kleine rode box in een van m’n feedbags. Gepast voor nu. Morgen, Goede Vrijdag, volgt de Matthäus (in de uitvoering van Reinbert de Leeuw, de mooiste). Bij Schnede fiets ik door het bos en langs een serie vijvers, op de open stukken begeleiden kale bomen de weg en mij richting het noorden.

Fietsen door het dal van de Luhe

In het dal van de Luhe.

Paardenkoppen-versiering aan een dak in Winsen

De versiering aan de nok van een dak in Roydorf (Winsen).

Versiering

In Roydorf, een dorp aan de zuidkant van Winsen, vallen me witte versieringen op aan de nok van boerderijdaken. Paardenkoppen die elkaar aankijken of naar buiten gericht zijn. Je vindt ze, ontdek ik bij het schrijven van dit verhaal, op de daken van hallenhuisboerderijen in Noord-Duitsland. Ze zijn een overblijfsel uit de tijd dat windplanken aan de randen van daken voorkwamen dat het stro of riet door de wind ging rafelen. Bescherm- en opsluitplanken dus. De windplanken liepen tot voorbij de nok, waarbij de delen die overstaken werden versierd als (meestal) paardenkoppen. De strooien en rieten daken, soms ook de windplanken, zijn op veel plaatsen verdwenen, de versieringen zijn gebleven.

Over een karrenspoor van Betonstreifen fiets ik de laatste kilometers naar Winsen an der Luhe. Na een stuk door een park, over wit gravel en een smalle fiets- en voetgangersbrug, sta ik voor Schloss Winsen dat zich – waarschijnlijk zo’n 750 jaar oud – fier en baksteenrood spiegelt in een vijver.

Schloss Winsen

Schloss Winsen.

Guldgåsen (de gouden gans) in Winsen

Detail van Guldgåsen.

Anders

Aan de andere kant van het Schloss, op het kasteelplein, staat Guldgåsen (de gouden gans), een bronzen beeldengroep van Arne Ranslet dat het sprookje De gouden gans van de gebroeders Grimm uitbeeldt – hoewel de stad geen connectie heeft met dat verhaal.

Winsen is met 36.500 inwoners niet groot, maar voelt groot, de eerste echte stad sinds veel bos- en heidekilometers. Het is anders dan Lingen, Nienburg of Soltau, fietsend door het centrum voel ik me plotseling ver weg, in een ander Duitsland.

Hoe anders blijkt nog duidelijker wanneer ik de stad verlaat. Na de laatste huizen en bedrijfsgebouwen wordt het landschap leeg. Links stroomt nog ergens de Luhe, om me heen niets dan wetlands met gras, riet en wind. Een bord waarschuwt voor een Vollsperre van de brug over de Luhe, verderop, en wijst naar een omleiding. Die neem ik niet en fiets eigenwijs door naar de afzetting. Daar blijkt een pad voor fietsers en voetgangers te zijn aangelegd, die met een fiets- en voetgangersbrug toch over de Luhe heen kunnen. Eigenwijs zijn betaalt zich dit keer uit. De Vollsperre gaat over auto’s, niet over fietsers en voetgangers, die zitten niet in het systeem van wegenbouwers. Als een auto er niet overheen kan, kun ‘je’ er niet overheen. Autodenken.

Een beetje

Ik fiets een dijk op, die lijkt op de dijk tussen het Eemmeer en Eemdijk, met naast de dijk de veerpont over de Eem, naar de polder tot Eemnes. Een beetje klopt het wel, hier fiets ik net zo goed naar een pont, maar die steekt straks iets anders over. Over een gravelpad fiets ik door een uiterwaard. Rechts velden met gele rietstengels, daarachter een rij bomen, daarachter kom je eerst de Ilmenau en daarna de Elbe tegen. Rivierenland.

Uiterwaard van Ilmenau en Elbe

Rechts, voorbij riet en bomen, stromen Ilmenau en Elbe.

Veerpont over de Elbe

Elbe-oversteek.

Machtig

De dijk gaat langs de Ilmenau lopen, waarop in kleine havens jachten onder afdekzeilen wachten op het seizoen dat nog moet beginnen. Het gravel voegt in op een grotere asfaltweg langs de rivier. Daar is ze, de Elbe, wat een machtig gezicht.

Op het punt waar de Ilmenau in de Elbe stroomt kun je met een veerpont, de Zollenspieker Fähre (de oudste nog in bedrijf zijnde veerverbinding van Duitsland. Vaart niet in december, januari en februari), de grote rivier over. Zo vermijd ik de brug in Hamburg, met twee miljoen inwoners de tweede stad van het land. Niet alles wat ik doe is even slim, maar ik heb m’n momenten.

Onbekende wateren

Ik passeer een parkeerplaats vol motoren en fiets langs rijen wachtende auto’s, zoals ik dat ken van de grote veerboten naar Denemarken en Zweden. Zonder te hoeven wachten fiets ik de boot op. Mannen geven automobilisten aanwijzingen die ze zo te horen beslist moeten opvolgen. Alles moet strak en alles precies. De slagbomen gaan dicht, de klep omhoog, we varen. Op de Elbe, een rivier die ik nauwelijks ken. Het is misschien maar tien minuten, voor mij is het een mini-cruise over ver en onbekend water.

Onzwart

Aan de overkant duw ik m’n fiets de helling op en sta ik oog in oog met een Imbiss, een Fährimbiss nog wel. Picknickbanken in de april-middagzon en een lege maag geven twijfel geen kans, een paar minuten later zit ik met een cola, frieten, een lel mayo en een bijzonder onvegetarische (maar het summum van waar ik nu zin in heb) Bockwurst uit te kijken over de rivier. Er wapperen vlaggen, dit is ook een Motorradtreff, een parkeer- en ontmoetingsplaats voor motorrijders. Die staan gelukkig allemaal aan de overkant, kom ik aan met m’n onzwarte Vittorio die niet stinkt en geen geluid maakt. Beter zo.

Aan de tafel zit een man die, kijkend naar m’n fiets, een gesprek begint. Het zijn de gebruikelijke vragen, in een gebruikelijk gesprek, maar elke belangstelling verdient een goed antwoord. Zijn interesse gaat verder. Hij is chauffeur geweest en kent hier elke vierkante kilometer. Als ik vertel dat m’n doel voor vandaag Mölln is zoekt hij iets om op te schrijven. Op een servetje tekent hij de voor mij mooiste route, met een uitleg van waar de wegen rustig zijn en de bossen groot. Ik luister naar z’n verhaal, een verhaal van iemand die van dit gebied houdt. Dat ik al een gps-track heb met – denk ik – een mooie route vertel ik niet, hij wil me iets geven, ik aanvaard het in dankbaarheid. Ik bedank ‘m, neem het servetje mee (ik heb het nog steeds) en fiets de Elbedijk op.

Fähre Zollenspieker-Hoopte over de Elbe

Fähre Zollenspieker-Hoopte over de Elbe.

Piëteit

Na een stuk over de dijk sla ik linksaf, richting het noorden. Ik kies niet voor een stukje Elberadweg omdat ik iets wil zien dat ik alleen van naam ken. Na drie kilometer sta ik voor een toegangspoort tot voormalig concentratiekamp Neuengamme. Een kamp waarvan ik niet weet wat er gebeurd is. Ik stap af, doe uit piëteit m’n helm af en loop een stukje over het grote, voornamelijk lege terrein.

Concentratiekamp Neuengamme

Een toegangspoort tot het terrein van het voormalige kamp.

Neuengamme

Neuengamme was geen vernietigingskamp met gaskamers, maar net als elk kamp ging ook dit over ontmenselijking en vernedering, willekeurige wreedheid, angst en dood. Een gevangenis waar tussen december 1938 en mei 1945 zo’n 42.900 mensen omkwamen, onder wie 3500 Nederlanders. Hun misdaad bestond uit verzet tegen een bezetter die vond dat hij de baas was geworden in een land dat niet van hem was. Of uit het zijn van homo, Jood, Roma, Sinti of krijgsgevangene. De meesten van hen waren hier niet omdat ze iets gedaan hadden, maar omdat ze iets waren. ‘Iets’, maar volgens nazi-Duitsland niet langer mens.

In Neuengamme zaten ook 588 mannen uit Putten, die als vergeldingsmaatregel voor een verzetsdaad waren opgepakt en gevangengezet. Slechts 48 van hen keerden terug. Zo heeft Neuengamme 42.900 verhalen van dood, onrecht en willekeur.

Op tochten vermijd ik plekken als deze niet, van een land wil ik het hele verhaal horen. Ik sta stil, letterlijk, en buig voor de mensen die hier leden, letterlijk.

Onrustig

Ik fiets terug naar de Elbe en volg daar een rustiger weg parallel aan die op de drukke Elbedijk. De daken hebben ook hier paardversieringen, bomen staan in bloesem, het waait flink. De Elbe blijft indrukwekkend, maar in kaal rivierenland verveel ik me meestal snel, de wind maakt het onrustig terwijl er weinig gebeurt.

Na een paar kilometer verlaat ik de rivier voorgoed en zwenk weer naar het noorden, weg van wind en water, terug tussen de bomen. Daar ga ik de grens over van Bundesland (deelstaat) Hamburg naar Schleswig-Holstein. Na het oversteken van de A25 gaat de weg omhoog, door Escheburg waar ik bij een bakker iets drink. De vrouw achter de toonbank is een spraakwaterval, terwijl ik sta te wachten krijg ik meteen het buurtnieuws mee. En iets over gesloten zijn op Goede Vrijdag, dat in Duitsland Karfreitag heet. Ik spits de oren, want dat is morgen. Eenmaal aan de beurt vraag ik hoe het zit. Goede Vrijdag is in Duitsland een belangrijke religieuze feestdag, een nationale feestdag waarop iedereen vrij heeft. Dan is alles dicht, supermarkten, bakkers, restaurants, alles. Alleen de tankstations zijn open. Het herdenken van het lijden van Christus is in Duitsland heilig, maar auto’s zijn heiliger. Ik koop toch maar een stel broodjes, al heb ik nog eten in de tas. Vandaag, gaat de vrouw verder, is het Gründonnerstag. Groen, niet wit.

Ophouden

De weg klimt door en wordt dan vlak. Bij Kröppelshagen-Fahrendorf houdt het fietspad op en fiets ik over een grotere weg, de L208, het Sachsenwald in. De rust stopt abrupt, de weg wordt druk. Ik fiets naast de vele auto’s, over asfalt met putten en ribbels die onzichtbaar zijn in het grindasfalt. Dit is het bos dat de man in de Imbiss beschreef, zijn servetje-route is hier dezelfde als de mijne. Vanachter het stuur zal dit mooi rijden zijn, op een fiets is het feest beslist minder groot. Vreemd is de grote drukte niet, morgen begint het lange Paasweekend en Hamburg (twee miljoen inwoners) ligt maar 20 kilometer hier vandaan. Dit moet wel ophouden. Dat doet het gelukkig ook, na ruim vier kilometer fiets ik over een bospad naar een onderdoorgang van het spoor bij Friedrichsruh. De rust is terug.

Fietsroute na Friedrichsruh

Een mooi stuk.

Fietsroute door het bos na Friedrichsruh

Verderop begint de puinverharding (videobeeld).

Fietsbaar

De Waldweg is eerst van goed aangereden zand, met laag zonlicht en de geur van hars uit pas gezaagde stammen. Een mooi stuk. Na een paar kilometer volgt een weerzien met de raadselachtige verharding van puin en stenen die veel Duitse boswegen eigen is. Wat nog ontbreekt zijn modder, prut en plassen. Die komen daarna. Allemaal op een fietsroute, herkenbaar aan de vierkante bordjes met een groene fiets en groene pijl. Ik constateer opnieuw dat als je Duitsland niet kent en er een fietsroute wilt volgen, je er niet op kunt vertrouwen dat die overal fietsbaar is met een e-bike of gewone fiets. Hier kom je stukken tegen waar je alleen met een terreinvaardige fiets in het zadel blijft. Ik vind het allemaal prima.

Genoeg

Nog twaalf tot Mölln. Het blijft prachtig weer, ik fiets in m’n dunne Muji merinowollen trui, zonder jas, handschoenen of muts. Met de ogen op de horizon, ik wil er zijn, de fietsdag was lang genoeg.

Jeugdherberg Mölln

Nog één keer fiets duwen (videobeeld).

Ik steek het Elbe-Lübeck-Kanal over en rijd langs de eerste huizen van Mölln, blij dat ik er ben. De jeugdherberg ligt in een park aan de Ziegelsee. Om er te komen moet ik een omweg maken via het centrum, maar ik kan ook een kleine links-rechtsweg via een buitenwijk nemen. Die is korter, die wordt het. Na een wonderlijke, maar goed aangegeven route sta ik voor een helling met een bord ‘Jugendherberge’. Een laatste keer fiets duwen en ik ben er. Het is vijf voor zeven, de teller staat op een beschaafde 108,5 kilometer.

Kan nog

De receptie is verlaten, in de keuken is iemand die me welkom heet, me vertelt hoe en wat en die me m’n kamer laat zien. Een vierpersoonskamer die ik voor me alleen heb. Ze geeft me de sleutel van het fietsenhok achter het gebouw, waar m’n fiets straks veilig kan staan. “Kan ik nog eten?” vraag ik haar. Ze gaat het voor me vragen, ja, dat kan nog.

In de eetzaal zit een groep meiden en jongens in de leeftijd van Sietse, 15 jaar, onze jongste. Ze zijn bezig met het toetje en hebben lol, misschien een schoolklas of een vereniging. Hun lachen is muziek na een dag van veel alleen zijn, ik schep op uit de bakken die er allemaal nog staan en ga zitten. Deze plek is leuk, het zó kunnen aanschuiven heel comfortabel.

Veilig

Ik zet m’n fiets in het lege hok. Die staat daar veilig. Niet alleen door het slot op de deur, maar ook omdat ik van m’n mede-gasten niets te duchten heb. In de kamer stal ik m’n spullen uit en leg de slaapzak op een van de andere bedden om te luchten en te drogen. Bij kou is er altijd vocht in de binnentent.

Kamer in de jeugdherberg in Mölln

Een kamer voor me alleen.

Ik doe de was en check of er niets meer uit de tas moet om te drogen. Eerst m’n spullen, dan ikzelf. Ooit in dienst geleerd, die volgorde is gebleven. Een voorbeeld van delay of gratification. De douche is het sluitstuk, daarna hoef ik niets meer, alleen slapen.

In de doucheruimte sta ik voor het eerst weer voor de spiegel. Vandaag was er geen wolk te zien, de zon had vrij spel, in m’n nek tekent zich de rand van m’n jas af. Daarboven is het rood maar niet gevoelig, ik ben niet verbrand. M’n hoofd is bruin en rozig, na vijf dagen buiten leven is m’n lijf gewend aan de lage temperaturen en heeft de stofwisseling zich daarop ingesteld. Onderweg zag ik wielrenners met cols, mutsen, handschoenen en dikke jassen, ik had nergens last van. Hierbinnen heb ik het warm, ik gloei en bereid me voor op aangenaam instorten.

Ik kijk naar het lege bed boven me, met m’n spullen om me heen en het raam zover mogelijk open. Achter me ligt opnieuw een mooie dag, van landschap naar landschap, van hei tot rivierenland. M’n benen blijven sterk, maar ik bereikte eerder het punt waarop ik er wilde zijn. Niet vreemd, ik heb inmiddels het een en ander gedaan, met meer dan anders bij me. Morgen de laatste dag die helemaal door Duitsland gaat, zaterdag kom ik de eerste grote veerboot tegen. Terwijl ik dat denk lossen m’n gedachten op in een diepe, weldadige slaap.

Dag 6 | Mölln – Sütel

Overzicht

Geef een reactie

Verplichte velden zijn aangegeven met een *.


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.