Naarmate ik meer tochten fiets en er meer over schrijf, merk ik hoe gefascineerd ik ben door geschiedenis. Gebeurtenissen met een grote invloed op wat was en op wat werd. Die geschiedenis schrijven we nu, en ik kijk dan ook verwonderd naar een wereld waarin zo’n gebeurtenis zich afspeelt. Niet vroeger, maar nu. Naast me.
Onder druk komt de een tot bloei en krijgt de ander bruine bladeren. Onder druk zie je mensen van een andere kant. Die is niet altijd verheffend, getuige sommige lege schappen bij de AH en de consternatie op momenten dat de onzekerheid toeslaat over ‘ergens’ gelezen informatie. Ik zie ouders die hun kinderen binnenhouden zodat ze niet besmet worden, andere ouders die in een app-groep melden het zorgelijk te vinden dat er nog kinderen buiten met elkaar aan het spelen zijn. Mensen in mijn werkomgeving die RIVM-informatie niet vertrouwen en bij wie emotie hun rechte rug verzwakt. Ik weet dat het zo werkt, ik heb bij een aantal brandweerinzetten meegemaakt dat er grote druk op mezelf en anderen stond, maar toch weet ik soms niet wat ik zie.
Van het weinige echt vervelende wat ik als hulpverlener en als ouder heb meegemaakt weet ik dat een paniekreactie van een ouder voor een kind veel traumatischer is dan de vervelende gebeurtenis zelf. Want als je vader of moeder het kwijtraakt, welk houvast blijft er dan nog over? De eerste blik van een kind als er iets ergs gebeurt, is naar de ouder. Want daaraan is af te meten hoe erg het werkelijk is. Die verantwoordelijkheid om rechtop te blijven staan hebben we als ouder en als medemens (die soms een in de nood geboren hulpverlener is), om je te realiseren wat een impulsieve reactie teweegbrengt voor degenen die niet van nature met stevige voeten op de grond staan.
De speech van Rutte heb ik niet gezien, maar ik begrijp en respecteer de strategie. Het lastige aan ‘gecontroleerd laten uitbranden en overslag voorkomen, want de brand is niet te blussen’ is niet de beslissing – de realiteit dicteert deze – maar om het de mensen te vertellen wiens huis het is. Of aan de bewoners van de panden ernaast. Bij een grote brand heeft de woordvoerder een net zo lastige klus als de brandweerman of -vrouw. Wat ik ermee doe is doseren. Dat is niet hetzelfde als negeren. Ik rol de tuinslang niet uit om ons huis nat te houden, want dat helpt niet en ik word er niet blij van – dus is het op geen enkele manier nuttig. Ik ga in m’n up fietsen, want daar word ik wel blij van en het houdt me veerkrachtig en gezond. Veel leuker dan het gesleep met slangen. Ik lees aan het begin en aan het einde van de dag de samenvatting op nos.nl, dat is het wel. Geen talkshows, alle exploderende app-groepen staan op ‘stil’ en geen perifere sensatiejournalistiek. Prikkelhygiëne heet dat, en het is weldadig.
Ik zie vooral wat mensen kunnen. Hoe mensen elkaar buiten, in winkels en op straat, helpen. Begrijpen wat er nodig is, sneller contact maken, sneller elkaar opzoeken. Er is geen handhaving nodig bij het sluiten van dingen. Dat is heel bijzonder, dat is simpelweg klasse. Ook dat is wat er gebeurt. We kunnen nu heel misschien iets begrijpen van wat mensen hebben meegemaakt die in veel grotere crises hebben geleefd, een crisis waarbij die van ons totaal verbleekt. In een oorlog, bij terreur, bij de angst voor represailles om hun geloof of geaardheid. Daarbij verschrompelt mijn eigen ongemak, dat niet eens zo groot is. Voor die mensen buig ik nu des te meer mijn hoofd.
We kunnen er iets van maken en er iets van leren. Als mens en als samenleving. We kunnen er groter van worden, van groeien en misschien zelfs van gaan bloeien. In deze geschiedenis die we aan het schrijven zijn. Het enige dat daarvoor nodig is, is om die kans te pakken.
Take care.