Foto hierboven: grensgebied Duitsland-België, ten oosten van Bütgenbach.
De najaarsochtend is fris en nog maar net begonnen. Ergens achter de heuvels valt het zonlicht over het bos, hier in het Rurdal is er alleen nog indirect licht. Aan het gras hangen dauwdruppeltjes, m’n zadel is nat. De camping is stil, ik ben de enige kampeerder op de groene velden. Ik maak koffiewater, het zacht snorrende geluid kan ook mijn eigen gespin zijn. Het is een prachtige morgen.
Chef
De vrouw van de campingeigenaar arriveert en opent de deur van de receptie-annex-winkel. Gevolgd door de campingeigenaar die de tip geeft dat ik ook binnen kan zitten, daar is het minder koud en vochtig. Maar ik wil niets liever dan buiten zijn, zittend op de bank naast het gebouw, kijkend hoe de wereld langzaam wakker en lichter wordt. Op de balie van de winkel ligt precies één papieren zak. Met mijn broodjes, hij is speciaal voor mij naar de bakker gegaan. Ik moet bij de chef (zijn vrouw) afrekenen. Een euro en twintig cent. Ik voel me schuldig, maar realiseer me dat het voor hem geen last is, maar zijn eer. Hij is de gastheer waar het hem uiteindelijk om begonnen is. De wereld vanuit mijn perspectief is niet de zijne, en al evenmin leidend. Ik kan niet anders dan hem bedanken en hem laten voelen dat ik het meen. Een grote glimlach doet me vermoeden dat dat gelukt is.
Zonnestralen
Ik fiets de camping af door de eerste zonnestralen. De hemel blaakt van blauwheid, de zon piept achter een heuvel vandaan. Over de Rur hangt een dunne nevel. In Hausen stopt een trein en rijdt weer verder, voor het rode licht staan alleen mijn fiets en ik.
Ik blijf de Rur stroomopwaarts volgen, voorbij Heimbach en het punt waar de rivier na een dam het Staubecken Heimbach wordt – een smal spaarbekken dat voorbij een volgende dam overgaat in een tussenbekken. Daarin wordt het water afgeremd dat de Rurtalsperre Schwammenauel passeert, een grote stuwdam die de watertoevoer van de benedenloop van de Rur reguleert (de Eifel is in de winter erg nat, in de zomer juist erg droog) en – in de dam na het tussenbekken – ook nog elektriciteit opwekt. Door de Sperre ontstond de Rursee, het grote stuwmeer aan de noordkant van het Nationalpark Eifel. Een enorme bak met water tussen de bomen, waar veel vakantiegangers op afkomen. Ik passeer een bord dat de grens van het nationale park markeert en verlaat de waterkant, zwenk naar het zuiden en ga steil tegen de helling op.
Kennis
Rechts van me ligt een groep identieke net-echte vakwerkhuisjes. Landal vakantiepark Eifeler Tor. Dezelfde donkerkleurige middenklassers met dezelfde Thule-bagagebak op het dak rijden in en uit. Op het pad loopt een gezin met tienerdochters, gekleed als Amerikaanse presidentsvrouwen uit de jaren zestig, met rok, roes en kant. Als Amersfoorter herken ik de kledingstijl als die van een christelijke stroming met een rotsvaste overtuiging over God en wat hij van ons wil. Ik heb een groot respect voor de manier waarop zij werk maken van hun geloof en opkomen voor de zwakkeren in de samenleving.
Maar zoveel zekerheid voelt ook ongemakkelijk, omdat ik niet gerust ben op de robuustheid van het fundament. Als God er is, is dat ook mijn God. Van Aristoteles is de uitspraak dat al onze kennis over de wereld tot ons gekomen is via onze zintuigen. Feilbare zintuigen, waardoor we nooit zeker weten hoe betrouwbaar ons wereldbeeld is. Op dezelfde manier geldt dat alles wat we over het Goddelijke denken te weten afkomstig is van mensen. Dat zou niet erg hoeven zijn, want alle getuigenissen van het Goddelijke hebben een eenvoudige en krachtige boodschap met elkaar gemeen, de boodschap van liefde, respect en mededogen. Daarbij verbleekt de relevantie van elk waar of onwaar detail over boodschap of boodschapper. Zou je zeggen. En toch is dat voor sommige gelovigen niet genoeg. Waardoor een menselijk construct van leerstellingen en leefregels er uiteindelijk in resulteert dat deze meiden, op die mooie Eifelochtend in oktober, geen Levi’s 501 mogen dragen. God kun je in een enkel moment van geluk herkennen, om de theologie te doorgronden zijn jaren van studie nodig.
Vader
Terwijl ik de helling beklim werken m’n gedachten net zo hard als m’n benen. Wat denk ik zelf over God? Van mijn vader heb ik een flinter priesterschap geërfd. Hier fietsend, in het gouden herfstlicht, is er geen vriendelijker oord dan deze wereld. Het leed is hier ver weg, misschien bestaat het niet eens. Maar als hulpverlener ervaar ik ook de ellende die mensen overkomt, de volstrekte willekeur en onrechtvaardigheid die daaruit spreekt. Ik heb God daarom nooit als regisseur kunnen zien. De chaos van de wereld geeft mij geen aanleiding om enige regie te vermoeden, buiten dat vind ik het een onbeschaamde belediging aan zijn adres. Want als de loop van mensenlevens volgens een Goddelijk plan gebeurt, is ook de Shoah een vooraf bedoelde verschrikking. Daarmee verklaar je God tot wrede heerser, de wereld tot een terrarium waarin hij zijn fantasieën botviert.
Voor sommige gelovigen is het grootste probleem van het loslaten van dat model niet de tegenstrijdigheid met wat we werkelijk over God weten, maar de consequentie dat ze daarmee zelf de volle verantwoordelijkheid voor hun daden en beslissingen dragen. Niet iedereen wil of kan die verantwoordelijkheid aan. Voor mij is het terrarium-model onverenigbaar met de God van liefde waar alle heilige boeken vol mee staan. De klassieke uitweg uit deze tegenstelling is dat Gods allesomvattende plan zo complex is dat wij het niet snappen. Ik zeg, volgens het principe van Willem van Ockham, dat het ontbreken ervan de chaos van deze wereld oneindig veel eenvoudiger en daarom beter verklaart. Daarmee heb ik, bevrijdend, weer zelf invloed op mijn eigen geluk. Daarmee is God weer vader in plaats van heerser, huilt hij net als wij als de mensheid dwaalt in haat en wreedheid, en kan ik tot hem bidden als ik die vader zoek.
Netwerk
Boven heb ik tussen het oranje-groene bladerdek door steeds zicht op de grote spiegel van de Rursee, met op de bodem boerderijen waarboven het water zich sloot toen het niveau van het stuwmeer eind jaren vijftig werd verhoogd. Een enkele wandelaar of fietser passeert me, in gesprek met een hond of in stilte de sfeer in zich opnemend. Hierom heb ik het najaar zo lief. Het gravelpad gedraagt zich, zonder al te veel oneffenheden of klimmetjes. Ter hoogte van Rurberg maakt het pad een knik naar het oosten, om de noordelijke oever van de Obersee te volgen die als een zijfjord op de Rursee aansluit. Het is een apart meer, tussen de Paulushofdamm bij Rurberg en de verder oostelijk gelegen Urfttalsperre, de oudste (1905) stuwdam in dit netwerk van dammen en meren, die de Urft indamt en de Urftsee deed ontstaan. Wat een naam voor een rivier. Wat zou dat met de waarde van je huis doen in een advertentie, ‘prachtig gelegen aan de Urft’. Lastig.
Band
Bij de Urfttalsperre stop ik even om wat dadels en koeken te eten. Het uitzicht op de enorme dam is prachtig, maar fietsers moeten er afstappen. Het werkt op m’n lachspieren. Het liefst stel ik een daad, door ín het zadel een stukje over de dam te fietsen. Dan maar het gevang in. Maar er is niemand, en dan wordt zo’n eenmansprotest al snel sneu.
Bij het uitzetten van de route heb ik overwogen om een uitstapje naar de overkant te maken. Daar ligt het voormalige militaire oefenterrein Vogelsang, vernoemd naar het bijbehorende gebouwencomplex uit de Tweede Wereldoorlog waar jongemannen werden opgeleid en getraind in de nazi-leer. Het complex bleef in de oorlog grotendeels gespaard, de gebouwen werden erna omgeschoold tot kazerne die als uitvalsbasis diende voor de, met name Belgische en Nederlandse, troepen die er kwamen oefenen. In een eerder leven als beroepsofficier bij de Koninklijke Landmacht ben ik er twee keer geweest. Als pelotonscommandant van een YP-408 peloton (A-Cie 45 painfbat uit Steenwijk, voor de ingewijden), later als second (plaatsvervangend compagniescommandant) van de C-Cie 45 painfbat, met YPR-765’s. In een warme zomer en in winterse sneeuw. Als luitenant sliep ik net zo weinig als de dienstplichtig soldaten van m’n peloton, ik at wat zij aten, we hadden het allemaal warm of werden allemaal nat. Al heb ik de krijgsmacht uiteindelijk verlaten, de band die dat schiep is me bijgebleven. Ik heb veel geleerd over leiderschap en over mensen. Goede dingen.
Terwijl ik de oever volg over een schitterend fietspad, blijf ik de toren van het Vogelsang-complex (waarin nu een bezoekerscentrum is gevestigd) nog lang boven de bomen uit zien. Daarvoor kom ik een andere keer terug.
Verdeeld
De Urftsee is eerst nog een echt meer, maar stilaan verschijnen er grote drooggevallen stukken waar de Urft zich als een dikke slang omheen slingert. Het dal versmalt en de See wordt weer een rivier. Een paar kilometer verderop laat ik het gravelpad langs het water achter me en rijd ik Gemünd binnen. Bij een Turk bestel ik een lahmacun, op de TV boven me zijn beelden te zien van het bezoek van Erdoğan aan ayatollah Khamenei. De man met de ogen, die ons in Iran vanaf ontelbare portretten, posters en muurschilderingen aanstaarden.
Ik vraag de man die mij de dikke hete wrap-met-salade-en-tzaziki overhandigt wat hij van Erdoğan vindt. Daar vindt hij duidelijk wat van, maar ik zie aan hem dat hij niet vrijuit kan praten. De politiek van nu verscheurt het Turkse volk. Meningen zijn niet alleen verdeeld maar ook verhard, zo verhard dat ze zelfs vriendschappen en familiebanden bedreigen. Hij is ofwel een held, ofwel een tollenaar die Kemal Atatürk als hij nog leefde de tempel uit geveegd zou hebben. Voorzichtig het aluminiumfolie weg pellend en met druipende handen eet ik het pakketje leeg. Hemels. In de Olef was ik m’n handen en m’n fietsbroek van gisteren. Waardoor ik die morgen weer schoon aan kan. Zo schoon als hij op een fietstocht kan zijn.
Onverwacht
Tussen Gemünd en Hellenthal is het even doorbijten. Rammen tegen de zuidenwind in die ik pal tegen heb, over een fietspad langs de B265, een doorgaande weg door een sliert bebouwing aan de Olef. Asfalt, auto’s en keurige stoepjes. Bij het bepalen van de route kon ik niet anders, het is een noodzakelijk verbindingsstuk tussen de fietsroutes rond de stuwmeren van Rur en Urft en de routes zuid en west van Hellenthal. Het is voorbij voor ik het weet.
Ook Hellenthal, aan de rand van de Oleftalsperre, geeft zich snel gewonnen als ik de B265 verlaat en deze even later oversteek. Het fietspad verdwijnt het bos in en gaat over een bewegwijzerde fietsroute langs de Prether Bach, onderdeel van de Hellenthaler Höhenroute. Het landschap verandert. De route volgt de beek stroomopwaarts, door een dal met weides en plukken bos. Een tractor met een aanhanger vol boomstammen passeert me, een mountainbiker zegt gedag. Twee paarden komen even kijken naar die fietser met z’n rode fiets en een grote smile op z’n gezicht. Het is een heel eenvoudig, maar onverwacht mooi juweeltje.
Wegdekhistorie
Helaas verandert ook de kwaliteit van het pad. Na een aantal kilometers raak ik overtuigd van de noodzaak voor een nieuw soort wetenschapper. Wegdekhistoricus. De verharding getuigt van een lange en bewogen geschiedenis. Aan de verspreide eilandjes asfalt is af te lezen dat het hier in vroeger tijden verhard was, maar inmiddels is alles zo stuk gereden dat het teer is weggesleten en er alleen nog keien boven de zandweg uitsteken. Op andere plekken heeft iemand gul met stukjes puin gestrooid, raadselachtig wat het idee daarachter is geweest. Asfalt is aangenaam, aangereden zand of gravel is prima, maar alles ertussenin is een verschrikking. Het enige wat ik er echt vervelend aan vind is dat ik op sommige stukken m’n ogen strak op het pad moet houden om m’n velgen niet aan gort te rijden, terwijl er zoveel om te heen te zien is. Zoals rijen drakentanden, stompe betonnen punten die uit het weiland groeien. Het zijn tankversperringen, restjes van de Westwall waarmee Hitler-Duitsland het vaderland wilde beschermen tegen indringers. De wind is hier niet te voelen, de herfstkleuren maken van het landschap een schilderij. De lucht blijft blauw en behaaglijk, het pad gaat eerst mild omhoog en verlaat ten slotte het beekdal, steil omhoog naar Kamberg, op 635 meter.
Van de eerste tot de laatste meter
Over een rustige asfaltweg daal ik, door bossen en velden, langs beek en Berk, af naar Frauenkron op 540 meter. Daarvoor maak ik een rare slinger door het landschap, maar ik wil hier langs. Er is niets te zien dan een klein dorp in het grensgebied van Duitsland en België, maar daarvoor kom ik niet. Frauenkron is het startpunt van de RV4 Oost, een van de reeks langeafstand-fietsroutes door Wallonië. Bewegwijzerd, compleet met routeboekjes en downloadbare tracks. Afgelopen zomer heb ik een groot deel van de RV2 en de RV7 gefietst, wondermooi en een opmaat naar meer. Frans- en Duitstalig België heeft iets rauws, iets puurs. Dat maakt dat het, al zit je niet ver van Nederland, meteen als een avontuur voelt. De fietspaden zijn er hobbelig, zowel letterlijk als figuurlijk, maar ze gaan door landschappen en door grote stukken natuur waar ik zelden kom. Voeg daar de bakkers, de burchten en de Belgen aan toe en je hebt me voor je gewonnen. Ik kom hier graag. Het idee kwam in me op om alle RV’s te gaan fietsen: spaar ze allemaal. Maar dan wel van de eerste tot de laatste meter. Dus sta ik hier in een doodstil Frauenkron, aan het einde van de middag, met vandaag nog een dertigtal kilometers voor de boeg tot aan de camping. Vol verwachting klopt mijn hart.
Thuis
De stille weg klimt verder, langs weilanden en door bossen, en steekt de grens met België over. Het asfalt gaat over in een karrespoor door het bos. Naast de weg liggen stapels gezaagde stammen, de lucht is zwaar van de geuren van hars en vochtige bosgrond. Ik ga over 680 meter heen en verlaat het bos. Het is hard werken, klimmend over de zandpaden, maar de route is prachtig. Ik bel de campingeigenaar met een schatting hoe laat ik aan zal komen. Het is een Nederlander, hij gaat uit eten want hij is jarig. Maar alles is open, we zien elkaar vanzelf wel vanavond. Ik fiets door Krinkelt en Wirtzfeld, wat verderop passeer ik het stuwmeer bij Bütgenbach. Dit land maakt deel uit van de Oostkantons, het Duitstalige deel van België. Ik kom hier op een vreemde manier thuis. Langzaamaan fiets ik een streek binnen waar ik al vaker doorheen ben gekomen, op weg naar Nepal, naar Luxemburg of op een trainingsrondje voor de Fietselfstedentocht. Maar ik kwam nog nooit vanuit het zuiden. De zon raakt bijna de horizon, een koel windje waait me in het gezicht, bladeren ritselen, het gaat schemeren.
Opletten
Ik kom door nog een paar dorpen en zoek herkenningspunten, die nu moeten gaan komen. Daar is de Vennbahn, het langeafstand-fietspad van Aachen naar Noord-Luxemburg. Ik kruis ‘m nog een keer, een stuk verder moet Sourbrodt liggen. Goed opletten nu. Ik vind de fiets langs de weg die als wegwijzer dienst doet, linksaf naar Robertville, ik verlaat de RV4-Est. In het halfdonker rijd ik na nog wat wegen door de velden en het dorp de camping op. La Plage, aan het Lac de Robertville.Ik zet m’n tent op, trek een trui aan en neem m’n kookspullen mee naar de tafels en stoelen bij de receptie. Op een trapje van deze terrassencamping zeg ik een medekampeerder gedag, de enige andere campinggast. Ik trek de rits van m’n trui verder dicht, het wordt aangenaam fris. De campingeigenaar stapt uit z’n auto, we doen de check-in en raken aan de praat. Hij zat in grofweg dezelfde tijd als ik bij de krijgsmacht, als NF-5 vlieger op Gilze-Rijen. De verhalen komen als vanzelf, de verbondenheid die ik voel maakt de toch al mooie dag nog beter.
Het weer en de Venen
Zijn verhaal lijkt een beetje op dat van zijn collega in Hausen, gisteravond. Campinggasten blijven weg. Niet om de camping en niet om z’n springlevende ondernemerschap, maar omdat de wispelturigheid van het weer in heuvelend België niet meer matcht met de controledrang van kampeerders. “Ik heb heel veel last van weer-sites als Buienradar” legt hij uit. “Wat het weer betreft is dit een rare plek. Door de hoge ligging, in de schaduw van de Hoge Venen, zijn hier de temperatuurverschillen tussen dag en nacht groot waardoor je snel last heb van veel condens en een natte grond. Weerstations vertalen dat als ‘neerslag’. Net als in de hele Ardennen regent het hier regelmatig. Daarom is het hier zo groen, daarom is het hier zo mooi.” Maar als de radar een bui laat zien, haken kampeerders af en gaan ze toch naar oma in plaats van naar de camping. Regen kan niet meer, zonde van je weekenddag. Terwijl het een uur later alweer droog is, want ook dat is typerend voor hier. Terwijl je hier voor het landschap komt, voor de natuur en de rust in de dorpen, niet om in de zon te liggen. “Ik heb ook wel eens gehad dat iemand die onderweg was me ter hoogte van Liège belde: wat maak je me nou, er ligt hier helemaal geen sneeuw!” Het lukt hem de beller te overtuigen om nog iets verder te rijden en zelf te ontdekken dat ze nog geen half uur verderop – in de Hoge Venen – aan het langlaufen zijn, en dat er in Robertville wel degelijk sneeuw ligt.
Controle
We zeggen gedag, tot morgen, en hij sluit het rolluik. In het schijnsel van een terraslamp drink ik m’n wijn en luister ik naar de stilte van de koele avond. Als fietser neem je de wereld zoals hij voorbijkomt, met het weer, de wegen en de mensen die je onderweg ontmoet. Dat is de hele deal van het op reis zijn. Ik zou niet anders willen. De uitschieters, naar beneden en naar boven, is wat voor mij het avontuur maakt. Het probleem van de campings in dit mooie stuk Europa is niet dat de wereld verandert, maar de verwachtingen die mensen ervan hebben. Het idee is dat, nu we veel meer informatie veel sneller voorhanden hebben, we die wereld naar onze hand kunnen zetten. Daarmee organiseren we feilloos onze eigen teleurstellingen. Ons eens lege dashboard is nu bezaaid met meters en klokken, maar het aantal bedienknoppen wordt niet groter. Onbewust snappen we dat heel goed. ‘Mindful’, het buzzword van nu, is niets anders dan het je concentreren op het hier en nu in plaats van alleen bezig te zijn met het organiseren en controleren van het straks. Als het je lukt om die niet-zo-nuttige drang naar controle te temperen kun je de wereld weer als een avontuur zien. Een avontuur dat, op een herfstavond aan een tafel in de heuvels van België, zo eenvoudig kan zijn. Ik loop neuriënd naar m’n tent, zomaar gelukkig.