Foto hierboven: Clermont en de Sint-Jacobus de Meerderekerk.
In het schijnsel van m’n hoofdlamp pak ik een kletsnatte tent in. De etappe van vandaag is een lange, ik wil vroeg weg. Fiets opladen en ontbijten bij de receptie, met croissant en met koffie uit het machien van de campingeigenaar. De schemer maakt plaats voor decemberlicht, de lucht is grijs van regenwolken, op de weg liggen plassen. Het weer is veranderd, het zal niet droog blijven. Ik schud de eigenaar de hand en bedank hem voor een aangenaam verblijf en de mooie gesprekken. Ik hoop dat de gasten zullen blijven komen en dat campings als deze blijven bestaan, voor mij had deze plek niet beter kunnen zijn.
Sfeer
Iets na achten rijd ik weg. Bladeren ritselen en dwarrelen, ik vermoed spetters maar m’n windbreaker blijft droog. De herfstkleuren zijn hier nog intenser, het lijkt alsof het najaar verder gevorderd is. Bij de kerk van Sourbrodt trek ik m’n regenjas aan, het kan elk moment gaan gebeuren. Na een klein stukje klimmen en een slagboom rijd ik de Hoge Venen binnen. Het licht is dramatisch, de sfeer geweldig. Als om de weergoden niet wakker te maken rijd ik muisstil het bos in. Hier was ik vaker, maar nog nooit vanaf deze kant. Ik zoek en vind de zwarte houten silhouetten van een hert en een zwijn in de berm. De wildkansels in de bosranden, de bosweg die goed te befietsen is. Het begint te regenen.
Konditorei
Komende vanaf het zuiden is het maar een klein stukje klimmen, 645 meter aanraken en dan voornamelijk afdalen tot Ternell. De regen wordt harde regen. Maar de glimlach blijft op m’n gezicht, onder de capuchon van de jas die me perfect beschermt. Het is sturen, remmen en sturen om op de natte bosweg geen schuiver te maken of de verkeerde keien te raken. Ik verheug me op de droge blokhutsfeer van Haus Ternell. Maar de deur zit op slot en de parkeerplaats is verlaten. Wat kan het schelen, doordenderen dan maar naar Eupen. Eupen! Waar Konditoreien wachten met koffie en frische Käsebrötchen. Ik stap weer op, klim uit het mini-dalletje waar de asfaltweg langs Ternell doorheen loopt en hoef daarna alleen maar bij te remmen tot aan de buitenwijken van Eupen. Het gaat werkelijk snoeihard, door bossen, over grindpaden en langs het stuwmeer. De regen wordt minder, spettert nog wat na en houdt dan helemaal op. Nog even een brute klim tot aan het voetbalstadion en dan rijd ik het centrum binnen.
De wolken breken, de kobaltblauwe kleur van de lucht luidt het feest in dat ik even later in Konditorei Kelleter vier. Ik hang m’n kletsnatte jas over de stoel en doe me tegoed aan broodjes zoals alleen (Belgisch-)Duitse bakkerijen die maken, met harde korst en roomboter. Twee. Meer koffie. Zelfs m’n broek wordt helemaal droog, ik heb de schurft aan regenbroeken. De lucht ziet eruit alsof ‘regen’ een absurd idee is op deze zorgeloze najaarsmiddag. Het is zoals de eigenaar van La Plage al zei: de Hoge Venen hebben hun eigen weer.
Overwoekerd
Ik verlaat Eupen via het bedrijventerrein, waar de gedownloade track op meerdere plekken niet meer klopt met de loop van de wegen en fietspaden. Ik check of de correcties die ik thuis had gemaakt kloppen, zodat ik die aan de routemaker kan doorgeven. Op een overwoekerd stukje moet ik even lopen, maar dat is voor het eerst op deze RV, het hoort bij Waalse fietsroutes.
Update januari 2024: de downloadbare track van Groteroutepaden.be (zie de link hierboven) is nog niet aangepast en volgt de rode lijn in de afbeelding hiernaast.
Veel verder
Ik steek de E40 over. De Europese weg nr. 40 die in Calais begint, België in het uiterste noordwesten – bijna aan de kust – binnenkomt en het land na ruim 280 kilometer bij Aachen weer verlaat. De E40 heeft in België ook A-nummers (hier bij Eupen heet hij A3), maar die gebruikt niemand. Wat ik niet wist, is dat de E40 na België nog verder gaat. Veel verder. De weg stopt in Ridder. Dat is niet in Duitsland, maar in het noordoosten van Kazachstan, bij de grens met Mongolië, 8413 kilometer van startpunt Calais. How about that! Ik ontdek thuis dat ik zelfs óver die E40 heb gefietst, in Tashkent, in Bishkek en in Almaty. Dat avontuur vind je hier, hoewel ik daar (op het moment dat ik dit verhaal schrijf) nog niet aanbeland ben.
Geen rust
Misschien moet ik dat een keer doen. De hele E40 fietsen. 8400 Kilometer, dat is 100 dagen fietsen inclusief rustdagen. Klinkt uitvoerbaar, maar eerst die RV4 Est volbrengen. Met wat flarden dorp laat ik het buitengebied van Eupen achter me en fiets het Plateau van Herve op. Net als ik een spoorweg ben gepasseerd steekt een vos vlak vóór me de weg over. Hij trippelt rustig een grasje over en verdwijnt in een reeks achtertuinen. Met z’n dikke pluimstaart, wat een gaaf dier. Ik ga niet eens op zoek naar m’n camera, dit is live veel mooier.
Met de Eifel en de Hoge Venen achter me geldt dat niet zo voor het stuk tot aan Liège. Het Plateau van Herve is een landbouwgebied met sliertjes groen, groepjes bomen, boerderijen en stille wegen. Veel vergezichten en niet al te zeer op en neer, maar spannend wordt het nergens. Ik vind het allemaal prima, het betekent ook dat ik vanavond op tijd in Maastricht kan zijn. Ondertussen heeft de lucht geen rust. Wolken drijven over alsof ze te laat voor een afspraak zijn. Blauw verschijnt, en verdwijnt weer. De wind vlaagt nu en dan, de zon komt langs, vijf minuten later is het licht gedimd. Maar de regen blijft weg, uiteindelijk wint Blauw het van Grijs deze middag.
Gebaande weg
Ik eet even wat naast het gemeentehuis van Clermont, dat eruit ziet alsof Botticelli hier in een uitgaansnacht aan de kroonluchters gehangen zou kunnen hebben, maar dat toch echt maar 130 jaar oud is. Samen met de Sint-Jacobus de Meerderekerk (foto bovenaan deze pagina) is Clermont een fijne onderbreking van de eentonigheid van het plateau – het staat zelfs op de lijst van mooiste plaatsen in Wallonië.
Haat-liefde
Niet ver van Clermont valt de RV4 Est met een zachte klik in de spoorbedding van de voormalige Spoorlijn 38 die tot in Chênée, aan de rand van Liège, voert. Tegenwoordig ligt er een fietspad van beton en gravel. België ligt vol met dit soort spoorbeddingen, waar langeafstand-fietsroutes dankbaar gebruik van maken. Ik heb er een haat-liefde verhouding mee. Ik vind ze ideaal aan het einde van de dag, als het energiepeil laag is en ik graag zonder trucs op m’n bestemming wil zijn. Ze zijn perfect om even meters te maken. Treinen – zeker die van honderd jaar geleden – houden niet van hellingen, dus de spoorbeddingen lopen zeer geleidelijk omhoog of omlaag.
Mij gaat het echter snel vervelen. Er gebeurt nauwelijks iets op die lange rechte stukken, het voelt gauw bedaagd. Dit spoorfietscomfort trekt bovendien, niet geheel onlogisch, meer fietsers aan. Die naast elkaar gaan fietsen. Allemaal. Ik ben volgens mij een blij mens, maar hardnekkig naast elkaar rijdende fietsers vind ik heel (heel!) verschrikkelijk. Alsof dat een onvervreemdbaar recht is als je met z’n tweeën op weg bent. Om te beginnen snap ik niet waarom je het zou doen, Elsbeth en ik hebben die neiging in elk geval niet. We zijn ieder bezig met om ons heen kijken, foto’s maken, nadenken, beleven. Dat kun je veel beter en vooral veel veiliger achter elkaar dan naast elkaar doen. Maar bovenal: naast elkaar blijven fietsen op dit soort smalle fietspaden getuigt, ehm, niet van enig bewustzijn van de aanwezigheid van andere fietsers. De term daarvoor is asociaal. Er is niet genoeg ruimte voor, dus je dwingt je medefietsers tot bellen, roepen of bruut – edoch altijd proportioneel – geweld om te kunnen passeren.
Dat lucht op, ik moest het een keer zeggen.
Vals plat
Vandaag vind ik het spoorbed perfect getimed. Het schiet op, het gravel is prima te doen en de fietsduo’s gaan zonder schermutselingen achter elkaar rijden als ik dichterbij kom. Ik betrap mezelf erop dat ik het naar m’n zin heb. Rechts van het fietspad passeer ik fort Battice uit de Tweede Wereldoorlog, op een heuvel met uitzicht op glooiend gras met windmolens, bossen in de verte en het stedelijk gebied van Liège dat niet ver meer is. Bijna in Chênée kom ik de grote lus tegen die ik eerder de andere kant op fietste. Dit keer vals plat naar beneden, suizen tot waar de RV de voormalige spoorlijn verlaat en de bebouwing van de grote stad aan de Maas induikt. Dode industriehallen, stalen balken en gebroken ruiten, een brug waarover ook de RV7 Visé-Bouillon (en de Benjaminse-route van Maastricht naar Parijs) loopt. Het pad schampt de snelweg en als ik goed kijk zie ik dat even verderop de rotonde ligt waar je, komend vanuit het zuiden, als automobilist kunt kiezen voor de rondweg rondom Liège of voor de directe – en nog steeds kortere – route dwars door de stad.
Die stad fiets ik binnen. Een groep scholieren is aan het hardlopen, geschilderde pijlen op het beton geven de route aan. Spoorzoeken naar waar het fietspad loopt, naar hoe ik kruisingen legaal oversteek. Langs de Ourthe, een plein met engelen-met-toeters-op-pilaren, de Maas. Auto’s, herrie, auto’s. Ik volg de Maas als een levenslijn een stuk de stad in, om dan haaks naar het oosten te zwenken, naar de Église Saint-Nicolas. Daar stopt de RV4 Est, die ik nu officieel heb volbracht. De burgemeester van Liège was verhinderd. Er is geen RV-miss die me een medaille omhangt, ook de uitzinnige menigten, dranghekken en een spreker die mijn heldendaad aan het publiek overbrengt ontbreken. Een stel laat hun hondje uit. Toch nog iemand. Het was een gave route, en Liège valt zonder regen en grijze wolken best mee.
Ritueel
Ik rijd terug naar de Maas en volg de route onder bruggen en over kasseien. Twee meiden staan hand in hand tegen de reling naar de Maas te kijken. Een ervan heeft een rode roos in haar hand. Ze kijken elkaar aan en de roos valt met een boog in de rivier. Het lijkt op een ritueel van hun liefde voor elkaar. Ze draaien zich om en lopen me tegemoet. Onze blikken kruisen elkaar, ik zie geluk in hun ogen, maar ook onzekerheid en zelfs ongerustheid. Wat zal hij hiervan denken, die man op z’n rode fiets die hun ritueel zag. Het doet me pijn, die ongerustheid. Het doet me pijn dat deze meiden niet onbezorgd hun liefde kunnen laten blijken, dat ze zich even niet op hun gemak leken te voelen. Het doet me oprecht pijn.
Tweede kans
Het laatste stuk tot aan Maastricht fietste ik deze zomer in omgekeerde richting, in regen en tegenwind (en met papbenen). Nu is de lucht grotendeels blauw, is de regen ver weg en waait de wind net zo hard en uit dezelfde hoek. Nu dus in m’n rug. Het voelt alsof ik dit stuk een tweede kans geef, en dat valt meestal niet slecht uit. Ook nu niet, de kilometers vliegen om en het grijs lijkt minder grijs. De wind, de energie die het fietsen me de afgelopen dagen gekost maar ook gegeven heeft, de herkenning van punten waar ik eerder was. Bij de stuw niet ver van de grens herhaalt de omroepinstallatie dat er een brandalarm is afgegaan. De ontruimingsinstallatie toetert, maar ik zie nog geen rode auto’s langs de Maas rijden. Waterwinning is hier in elk geval geen issue, een zorg minder. Ik ga de grens over. Langs de kantoren van de ENCI waar m’n oom Frits z’n leven lang werkte als hoofd van de afdeling die alle scheepstransporten van de gedolven kalksteen regelde. Dit keer laat het weer toe dat ik er een foto van maak. Een dun lijntje loopt van dit kantoorgebouw naar die fietser die even stopt om het in zich op te nemen. De oudste broer van m’n moeder, peetoom van m’n jongste zus. Hij overleed twee jaar geleden.
Naar je zin
Ik fiets Maastricht binnen. De tocht is voorbij. De stad start langzaam op, met rijtjes identieke woonhuizen met grasjes ertussen. De stoep begint, fietsers, auto’s, oudere gebouwen. De weg wordt fietspad, ik moet in m’n remmen voor op hun telefoon kijkende tieners en oudere mensen in hun eigen bubbel zonder ander verkeer. In het centrum fiets ik weer langs de Maas, de rivier die mijn jeugd met het nu verbindt. Mijn Maas. Mensen praten in een voor mij vertrouwd dialect, m’n ouders spraken Limburgs tegen elkaar. Op de terrassen van het Vrijthof hadden ze een van hun eerste dates, hier werd de basis gelegd van mijn eigen bestaan. Maastricht is een bijzondere stad, ook voor de Limburgers. Een stad die net als elke grotere stad z’n problemen heeft. Maar ook een stad van het naar je zin hebben en het leven vieren, in een mooie omgeving tussen heuvels en waterlopen, op een plek die zowel Nederlands, Duits als Belgisch is.
Precies wat ik de afgelopen drie dagen heb gedaan. Ik stap in de trein. Ut is good gewaes.