De meeuwen schreeuwen, de wind vlaagt, ik trek de rits van m’n jas nog eens omhoog. In de haven naast de Fisketorget (vismarkt) heeft het donkerblauwe zeewater witte kopjes. Een mastodont van een cruiseschip ligt aangemeerd, een drijvende stad die tot geen enkel land behoort. Lijnen klapperen aan vlaggenmasten, naast het water staan witte houten gebouwen met restaurants en winkels. In de blauwe lucht drijft een enkele wolk. Stavanger.
Ik ben me er een beetje thuis gaan voelen sinds ik hier vier dagen geleden aankwam, met een fjord-ferry van Kolumbus die me van Sand, waar m’n tocht eindigde, naar hier bracht – bijna twee uur varen. Ik heb een klein appartement gehuurd in de Kongsteinsgata, waar ik m’n spullen heb kunnen uithangen om te drogen. ‘s Avonds na een conferentiedag trek ik me er terug, met een glas wijn uit de staatsslijterij (de vinmonopolet) en de nieuwe Netflix-serie The Diplomat. Morgenvroeg eindigt deze fase van m’n vierweekse reis, als ik om kwart voor zeven de trein naar Kristiansand neem, waar morgenmiddag de boot naar Cuxhaven vertrekt.
In de verte gaat het land groen en grijs omhoog, met hier en daar een witte streep sneeuw waar de bergen de lucht raken. Daar was ik een paar dagen geleden nog, met een wereld die aan de ene kant niet groter was dan twee achtertassen en een paar waterdichte zakken, en anderzijds zo groot dat ik er drie weken in verdwenen ben.
Wat me met trots vervult is dat m’n plan gelukt is, ik heb de route gefietst die ik van de eerste tot de laatste kilometer zelf heb uitgezet. Thuis aan m’n Mac, in BaseCamp de route makend en fantaserend hoe die er in het echt uit zou zien, had ik niet kunnen bedenken hoe verschillend de routestukken onderweg zouden zijn. Duitsland was aangenaam groen, rustig en koud, Denemarken een kalm tussenland met een enkel hoogtepunt. Zweden bleek al sneeuwvrij, Noorwegen witter en winterser dan ik had verwacht. De bossen waren nog stiller dan gehoopt, alleen zijn werd soms eenzaamheid die hard toesloeg.
De alleenheid maakt dat ik alle schillen die er thuis zijn verlies, de onvoorwaardelijke zekerheden van bed, warmte en menselijk contact. Wat overblijft is de hier-en-nuheid van waar ik doorheen fiets, de kale zorg om m’n veiligheid, waar ik uitkom en waar ik ga slapen. Weken alleen fietsen is als een huis waar het dak vanaf gewaaid is. De warmte van de zon, de geuren van hars, gras en zeewier zijn intens en onontkoombaar, net als het geluk dat daaruit voortkomt. Het verdwenen dak maakt me ook kwetsbaar, exposed, zonder geborgenheid en bescherming. Ik ben teruggeworpen op mezelf, op de spullen die ik bij me heb en op m’n plan dat nog geen praktijktest heeft gehad.
De tocht is goed verlopen, ik heb ontdekt en meegemaakt, dingen om me heen en in mezelf – ik heb uren aan ingesproken aantekeningen. Ik heb op onwaarschijnlijke plekken geslapen en mooie mensen ontmoet, ben verloren geweest en ontheemd. Gelukkig, verrukt en bevoorrecht. Ik kan nu de vraag beantwoorden of dit groter was dan naar Rome. Dat was het.
Vanmorgen trok ik voor de laatste keer de deur achter me dicht in de Kongsteinsgata. Dat liet me niet onberoerd, net als bij de blik uit het raam toen de trein het station van Stavanger verliet. Dat betekent dat het goed geweest is. Heel goed.
Tot snel weer.
21 mei 2023 om 21:04
Ha Piet, bij ’toeval’ kwam ik op je website terecht en geniet van je berichten. Je schrijft mooi en maakt al evenmooie reizen. Bedankt, ik blijf je zeker volgen.
22 mei 2023 om 23:22
Dankjewel Aartjan, welkom. Aan je website te lezen verbindt het fietsen ons. Zelf denk ik soms dat toeval het woord is voor een gebeurtenis waarvan ik de timing niet begrijp. Ik ben er net iets over aan het schrijven, geloof het of niet – binnenkort te lezen. Groet, Piet.